Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire...

125
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire teams in Vlaamse revalidatiecentra voor kinderen als werkomgeving van de logopedist Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in het management en beleid van de gezondheidszorg Door Eveline De Coster en Delphine Detemmerman Promotor: Prof. Dr. André Vyt Copromotor: Prof. Dr. Annemie Desoete

Transcript of Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire...

Page 1: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2010-2011

Interdisciplinaire praktijk van erkende

multidisciplinaire teams in Vlaamse

revalidatiecentra voor kinderen als

werkomgeving van de logopedist

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in het management en beleid van de gezondheidszorg

Door Eveline De Coster en Delphine Detemmerman

Promotor: Prof. Dr. André Vyt

Copromotor: Prof. Dr. Annemie Desoete

Page 2: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

Onze dank aan de revalidatiecentra die deelgenomen hebben aan dit onderzoek.

Page 3: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

Samenvatting

We beschrijven in dit werk hoe het interdisciplinair werken gestalte krijgt in de

werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

samenwerken biedt voor de kwaliteit van de hulpverlening. Via een beschikbare set van

PROSE-zelfevaluatievragenlijsten, afgenomen bij 74 teamleden van vijf erkende

Vlaamse multidisciplinaire revalidatieteams, en via het voeren van gesprekken met de

teamverantwoordelijken wordt de huidige (ervaren) kwaliteit van het interdisciplinair

samenwerken bestudeerd. Dit exploratief onderzoek wil de toepassingswaarde nagaan

van de gebruikte vragenlijsten en diagnosemethode. Daarnaast kunnen de resultaten een

bijdrage leveren tot een latere optimalisatie van interdisciplinaire samenwerking binnen

het werkveld van logopedisten. De onderzoeksresultaten van de vijf teams tonen een

vrij hoge kwaliteit van de interdisciplinaire praktijk aan volgens de ervaring, opinie en

perceptie van de teamleden. Verschillen tussen de beroepsgroepen zijn miniem. Elke

discipline acht zit bekwaam om te werken in team en ervaart deze vorm van

samenwerken als positief. Alle logopedisten hebben een positieve ingesteldheid t.o.v.

interdisciplinair samenwerken en zijn sterk teamgericht. Behalve de specifieke

samenstelling van een team, spelen ook individuele variabelen en contextfactoren een

belangrijk rol bij het bepalen van de kwaliteit van het teamwerk. Alhoewel men in deze

erkende teams hoog scoorde, en de resultaten dus als een vorm van validatie en eerste

benchmarking kunnen gezien worden, is er in elk team een duidelijke vraag naar meer

systematische evaluatie en opvolging van het teamgebeuren.

Page 4: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

Abstract

On the basis of publications and policy documents we describe the multiprofessional

working context of the speech therapist in Flanders and focus on opportunities and

advantages of interprofessional collaboration. The current quality of interprofessional

collaboration is investigated using a set of PROSE self-assessment questionnaires. With

this instrument we collected data from 74 team members within a selection of five

rehabilitation centers formally accredited as multiprofessional teams. We also used

additional semi-standardized interviews with the team coordinators. This exploratory

study assesses the applicability of the questionnaires and the diagnostic method of self-

assessment in the rehabilitation sector. It functions as a pilot for a broader study. In

addition, the results can contribute to an optimization of collaboration within the

multiprofessional work environment of a speech therapist. As expected, the overall

results of the self-assessment show a relatively high quality on most elements of

interprofessional practice. Differences between the professional groups in experience,

opinion and perception are limited. Each discipline considers having adequate skills to

work in a team, acknowledging the benefits and showing a strong appreciation towards

teamwork. All speech therapists have a positive attitude towards interprofessional

collaboration and see themselves as highly team-oriented. The quality of teamwork is,

aside from the specific composition of the teams, also determined by individual

variables and context factors. Although the quality was deemed positive (rendering a

validation and a first form of benchmarking for the sector), respondents expressed a

general need to evaluate the teamwork more systematically.

Aantal woorden van deze masterproef: 30082

Page 5: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

INHOUDSTAFEL

1. INLEIDING ....................................................................................................................................... 1

1.1 DE MOTIVATIE VOOR DEZE MASTERPROEF ...................................................................................... 1

1.2 DE FOCUS VAN DEZE MASTERPROEF................................................................................................ 2

1.3 DE STRUCTURERING VAN DEZE MASTERPROEF ............................................................................... 4

2. HET BEROEP VAN LOGOPEDIST IN DE GEZONDHEIDSZORG ........................................ 6

2.1 DE BEROEPSGESCHIEDENIS ............................................................................................................. 6

2.2 DE BEROEPSTITEL VAN DE LOGOPEDIST .......................................................................................... 8

2.3 HET BEROEPSPROFIEL VAN DE LOGOPEDIST .................................................................................... 9

2.4 DE BEROEPSCOMPETENTIES .......................................................................................................... 12

2.5 DE BEROEPSROLLEN VAN DE LOGOPEDIST .................................................................................... 13

2.6 INTERDISCIPLINAIRE LEERTRAJECTEN ........................................................................................... 14

2.7 HET WERKVELD ............................................................................................................................ 16

2.7.1 Werken op zelfstandige basis .............................................................................................. 16

2.7.2 Tewerkstelling binnen het onderwijs .................................................................................. 16

2.7.3 De intramurale gezondheidszorg ........................................................................................ 16

2.8 LOGOPEDIE EN HET MENSELIJK FUNCTIONEREN ............................................................................ 17

3. INTERPROFESSIONELE SAMENWERKING ......................................................................... 20

3.1 SAMENWERKINGSVORMEN ........................................................................................................... 20

3.1.1 Teamwerking ...................................................................................................................... 20

3.1.2 Multidisciplinair teamwerk ................................................................................................. 21

3.1.3 Interdisciplinair teamwerk.................................................................................................. 21

3.1.4 Transdisciplinair teamwerk ................................................................................................ 22

3.2 ERKENDE MULTIDISCIPLINAIRE TEAMS (MDT‟S) .......................................................................... 22

3.2.1 Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap [VAPH].................................. 22

3.2.2 Basiserkenning en voorwaarden ......................................................................................... 23

3.2.3 Specifieke erkenningen ....................................................................................................... 24

3.2.4 Erkende MDT‟s in Vlaanderen ........................................................................................... 25

4. INTERDISCIPLINAIR TEAMWERK ........................................................................................ 26

4.1 DE HOLISTISCHE VISIE................................................................................................................... 26

4.2 HET SPANNINGSVELD TUSSEN STANDAARDISATIE EN INDIVIDUALISATIE ...................................... 30

4.3 TEAMLEDEN .................................................................................................................................. 32

4.3.1 Teamstructuur ..................................................................................................................... 33

4.3.2 Teamcultuur ........................................................................................................................ 35

4.3.3 Professionele ontwikkeling ................................................................................................. 36

Page 6: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

4.3.4 Interprofessioneel onderwijs .............................................................................................. 36

4.3.5 De logopedist als teamlid ................................................................................................... 38

4.4 HET TEAMPROCES ......................................................................................................................... 39

4.4.1 Het interactieproces ........................................................................................................... 41

4.4.2 De SCRIPT-methode ........................................................................................................... 42

4.4.3 The opportunistic dialogue ................................................................................................. 43

4.4.4 De autonomie van de patiënt .............................................................................................. 43

4.4.5 Videoconferencing .............................................................................................................. 45

4.4.6 Het feedbackmechanisme.................................................................................................... 46

4.4.7 Interprofessional tension .................................................................................................... 47

4.5 DE ORGANISATORISCHE CONTEXT ................................................................................................ 48

4.5.1 Invloed op het teamproces .................................................................................................. 49

4.5.2 Motiveren ............................................................................................................................ 50

4.5.3 Feedback en bijsturing ....................................................................................................... 51

4.5.4 Handhaven van het teamproces .......................................................................................... 51

4.5.5 Stimuleren van innovatieve processen ................................................................................ 52

4.5.6 Benodigdheden ................................................................................................................... 53

4.5.7 Dossierbeheer ..................................................................................................................... 53

5. KWALITEITSVOLLE INTERDISCIPLINAIRE DIENSTVERLENING ............................... 56

5.1 ESSENTIËLE KWALITEITASPECTEN VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ................................................. 56

5.2 HET RESULTAAT VAN EEN KWALITEITSVOLLE DIENSTVERLENING ................................................ 57

5.3 METEN VAN INTERDISCIPLINAIRE KWALITEIT ............................................................................... 58

5.3.1 The Interdisciplinary Education Perception Scale [IEPS] ................................................. 58

5.3.2 Team Decision Making Questionnaire [TDMQ] ................................................................ 59

5.3.3 Interprofessional Collaboration Scale................................................................................ 61

5.3.4 Évaluation de la collaboration interprofessionnelle [ECIP] ............................................. 61

5.3.5 Beoordelingscriteria InterDis ............................................................................................. 62

5.3.6 PROSE bevraging Interdisciplinair samenwerken in zorg en welzijn ................................ 64

5.4 BELANGRIJKSTE VOORLOPIGE BEVINDINGEN ................................................................................ 65

6. EEN EXPLORATIEF ONDERZOEK .......................................................................................... 66

6.1 ONDERZOEKSDOELEN ................................................................................................................... 66

6.2 BEVRAGINGSGROEP ...................................................................................................................... 67

6.3 PROCEDURE .................................................................................................................................. 68

6.4 VRAGENLIJSTEN............................................................................................................................ 69

6.5 BEVRAGINGSMETHODE ................................................................................................................. 72

6.6 NABESPREKING MET DE TEAMLEIDERS ......................................................................................... 73

6.7 GEGEVENSVERWERKING ............................................................................................................... 74

Page 7: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

6.8 RESULTATEN ................................................................................................................................ 74

6.8.1 Analyse van de behaalde realisatiescores .......................................................................... 74

6.8.2 Geselecteerde items volgens prioriteit inzake verbetering ................................................. 75

6.8.3 Interpretatie van eigen specifieke itemclusters ................................................................... 77

6.8.4 Verschillen in clustercores tussen beroepsgroepen ............................................................ 80

6.8.5 Analyse van de clusterscores binnen de beroepsgroepen ................................................... 81

6.8.6 Resultaten uit de nabespreking ........................................................................................... 87

7. DISCUSSIE ..................................................................................................................................... 92

8. CONCLUSIE ................................................................................................................................... 96

9. LITERATUURLIJST ..................................................................................................................... 98

10. BIJLAGEN .................................................................................................................................... 109

Page 8: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

WOORD VOORAF

Verschillende personen hebben bijgedragen tot het realiseren van deze masterproef. In

de eerste plaats willen we onze promotor bedanken voor het gegeven vertrouwen en

voor zijn actieve begeleiding. Ook de copromotor danken we voor bruikbare feedback.

Graag betuigen we ook onze dank aan de revalidatiecentra die bereid waren deel te

nemen aan het exploratief onderzoek. We hebben ervoor geopteerd om de namen van de

participerende centra niet in deze masterproef op te nemen. Volgens het onderzoeks-

protocol is met hen afgesproken om gegevens enkel geanonimiseerd te publiceren.

Aangezien het in deze masterproef om een klein aantal centra gaat, zou het vermelden

van hun namen in een dankbetuiging kunnen leiden tot mogelijke identificatie op basis

van beschrijving van de selectiecriteria van de centra. Uiteraard zijn gegevens voor

controle wel intern beschikbaar bij de promotor en kunnen later de namen van de centra

wel vrijgegeven worden eens de onderzoeksgroep groter is en mits hun eigen

toestemming. Hierbij danken we alvast de directieleden om hun team aan ons onderzoek

te laten deelnemen en voor de goede ontvangst en gastvrijheid. In het bijzonder willen

we de teamleden zelf bedanken voor hun enthousiaste medewerking.

Tot slot willen we onze families en vrienden bedanken voor hun onvoorwaardelijke

steun, geduld en aanmoedigingen. We hebben bij het realiseren van dit eindwerk als een

duo samengewerkt op alle vlakken: van bij de literatuurstudie tot en met de conclusies.

Voor het methodisch deel hebben we ons gebaseerd op de expertise van onze promotor,

aangezien dit werk deel uitmaakt van een grootschalig project over interdisciplinaire

samenwerking in verschillende sectoren van de gezondheidszorg en het welzijnswerk.

We zijn blij dat we met ons werk mee de spits mochten afbijten. We dragen de

uiteindelijke gezamenlijke verantwoordelijkheid voor deze masterproef en staan toe dat

het werk in de mediatheek van de universiteit wordt opgeslagen, geraadpleegd en

gekopieerd. Voor gebruik van gegevens is toestemming van de promotor noodzakelijk.

Gent, mei 2011

Delphine Detemmerman Eveline De Coster

Page 9: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

1

1. INLEIDING

1.1 De motivatie voor deze masterproef

Een goede zorgverlening focust op de patiënt, waarbij er een zorgplan opgesteld wordt

dat inspeelt op de individuele noden en behoeften van de zorgvrager en diens omgeving.

Dit kadert ook in een holistische visie en aanpak. Patiëntgecentreerde zorg wordt sterk

gekoppeld aan het werken in team (D‟Amour, Ferrada-Videla, San Martin Rodriguez &

Beaulieu, 2005). De expertise en zorg van één enkele zorgverlener is vaak onvoldoende

om een totaaloplossing voor de patiënt aan te reiken. Door de kennis, vaardigheden en

competenties van verscheidene disciplines aan elkaar te koppelen en via het nastreven

van gemeenschappelijk doelen kan er veel meer bereikt worden.

Binnen de revalidatie ontstond het samenwerken in teamverband ongeveer 50 jaar

geleden (Strasser et al., 2005). Teamwerk wordt omschreven als het proces waarbij een

groep mensen een gemeenschappelijk doel heeft en waarbij ze samenwerken om de taak

efficiënter te kunnen uitvoeren (Freeth, Hammick, Reeves, Koppel & Barr, 2005). Een

team kan slechts een team genoemd worden als men naast het samenwerken er ook in

slaagt een goede teamspirit op te bouwen en als men een positieve ingesteldheid heeft

om samen bepaalde doelen te bereiken (Robbins & Finley, 2000). De term „positieve

synergie‟ wordt gebruikt om aan te duiden dat het behaalde resultaat van een groep

zorgverleners beter is dan de som van de individuele prestaties (Anseel, 2010).

Interprofessionele samenwerking is tot stand gekomen door de steeds groeiende

specialisering, formalisering en professionalisering van de verschillende disciplines

(Collin, 2009). Deze vorm van samenwerken en de daarbij horende communicatie

tussen de verschillende zorgverleners zijn volgens beleidsmakers de sleutelelementen

voor het verbeteren van de patiëntveiligheid en worden bovendien gezien als het

antwoord op de steeds complexer wordende gezondheidszorg (Collin, 2009; Rice et al.,

2010; Vyt, 2008). Interprofessioneel samenwerken wordt vandaag namelijk gezien als

een potentiële steun in het verbeteren van de gezondheidszorg (Meads & Ashcroft,

2005). Tal van disciplines (h)erkennen steeds meer de waarde van en de noodzaak aan

interdisciplinair samenwerken (Collin, 2009).

Page 10: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

2

In Vlaanderen wordt al lang de nadruk gelegd op de noodzaak tot interdisciplinair

samenwerken. In de opleiding wordt er dan ook sedert enkele jaren echt werk van

gemaakt, alhoewel dit nog niet even sterk het geval is als in de Scandinavische landen

of in Groot-Brittannië. Of de praktijk en de organisatie van de gezondheidszorg goed is

afgestemd op het realiseren van interdisciplinair teamwerk is een andere vraag.

Studenten rapporteren vaak dat ze de interdisciplinaire methoden die ze leren in de

opleiding, meestal in het kader van hun stage, niet kunnen toepassen omdat men hier op

de stageplaats niet gewend aan is of hierop niet is voorbereid. Afstudeerders geven aan

dat ze goede aangeleerde werkmethoden soms moeten opgeven door de tijdsdruk, het

gebrek aan gezamenlijke overlegmomenten, of het gebrek aan organisatorische

randvoorwaarden (Vyt, 2011, persoonlijke communicatie). Het is dus goed om de

situatie van het interdisciplinair samenwerken in kaart te brengen. We doen dit binnen

het werkveld van de ambulante revalidatie en dan vooral vanuit het standpunt van de

logopedist, gezien we beiden opgeleid zijn als logopedist.

We hebben ervoor gekozen om deze masterproef samen te schrijven en zijn dus allebei

verantwoordelijk voor alle onderdelen. Bij het uitvoeren van het literatuuronderzoek

heeft het werken in duo voor meer diepgang gezorgd en hebben we het thema van de

masterproef vanuit verschillende perspectieven kunnen belichten.

1.2 De focus van deze masterproef

Er zijn drie verschillende graden van teamwerk, namelijk multidisciplinaire,

interdisciplinaire en transdisciplinaire samenwerking. Deze drie vormen verschillen van

elkaar door de mate van intensiteit van samenwerken. Woorden die in verband gebracht

worden met deze samenwerkingsvormen zijn additief, interactief en holistisch (Choi &

Pak, 2006). Deze masterproef is gericht op de interdisciplinaire samenwerking tussen

disciplines binnen de revalidatie. Ze is niet gericht op teams die op een zodanig

intensieve manier met elkaar samenwerken dat de grenzen tussen disciplines vervagen.

We kijken vooral vanuit de samenwerking van logopedisten met andere gezondheids-

werkers naar teamwerk in de revalidatie.

Positieve beïnvloedende factoren voor het samenwerken zijn in de literatuur reeds door

tal van auteurs gerapporteerd (bijv. Mickan & Rodger, 2000; Mickan & Rodger, 2005;

Page 11: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

3

Molyneux, 2001; Pethybridge, 2004; Sinclair, Lingard, & Mohabeer, 2009; Stalmeijer,

Gijselaers, Wolfhagen, Harendza & Scherpbier, 2007; Suddick & De Souza, 2007;

Xyrichis & Lowton, 2008). Nelson (2010) beschouwt elementen zoals het delen van

gemeenschappelijk doelen, empowerment, goede relationele banden en communicatie

tussen de teamleden, flexibiliteit, optimale productiviteit, erkenning en appreciatie van

elkaar en bovenal toewijding aan het team als bevorderlijk voor goed teamwerk. Toch

kunnen we (gebaseerd op Smits, Falconer, Herrin, Bowen & Strasser, 2003) stellen dat

teams steeds van elkaar verschillen in teamstructuur, werkprocessen en performantie,

zodat er geen consensus gevormd kan worden over dé (absolute) kenmerken van

effectieve en efficiënte teams binnen de sector van de revalidatie. Het teamwerk moet

steeds worden gezien in de bepaalde context van de sector en de specifieke vorm van

hulpverlening. Ook de barrières voor interprofessioneel werken zijn trouwens in grote

mate onderzocht en beschreven (Kvarnström, 2008; Mickan & Rodger, 2005; Suddick

& De Souza, 2007; Weller, Janssen, Merry & Robinson, 2008; Zwarenstein & Reeves,

2006). We concentreren ons hier op de ambulante hulpverlening in de revalidatiesector

bij kinderen en bekijken zowel (1) factoren die deel uitmaken van de kwaliteit van

teamwerk als (2) ervaringen en houdingen tegenover interdisciplinair samenwerken bij

medewerkers in de centra.

In de toekomst moet de focus gericht worden op het optimaliseren van teamwerk. Deze

masterproef wil nagaan wat de huidige kwaliteit is van het interdisciplinair werken

binnen de genoemde revalidatiesector, via het afnemen van zelfevaluatievragenlijsten

bij leden van multidisciplinaire teams en het voeren van consensusgesprekken. Het is

een vorm van actief onderzoek waarbij de teamleden zelf hun werkwijze beoordelen en

hieruit verbeterpunten formuleren. Het past in het kader van kwaliteitszorg in de

gezondheidszorg, dat volgens het Vlaamse decreet gebaseerd moet zijn op zelfevaluatie.

In het onderzoek baseren we ons op de werkwijze van PROSE (www.prose.be), waarbij

zelfevaluatie en teamgerichte diagnose de hoekstenen vormen. Het exploratief

onderzoek wil de toepassingswaarde nagaan van de gebruikte vragenlijsten en

diagnosemethode, en een bijdrage leveren tot mogelijke latere optimalisatie van inter-

disciplinaire samenwerking binnen het werkveld van logopedisten.

Page 12: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

4

1.3 De structurering van deze masterproef

Er wordt gestart met een inleiding waarin de motivatie, focus en structurering van de

masterproef beschreven wordt. In een tweede hoofdstuk beschouwen we de invalshoek

van het werkterrein en het beroepsprofiel van de logopedist in Vlaanderen. Gezien het

eigenlijke onderzoek plaatsvindt binnen de multidisciplinaire werkomgeving van de

logopedist, wordt het beroep logopedie in detail omschreven. Van daaruit verkennen we

de raakpunten met interdisciplinaire praktijk en bekijken we hierbinnen ook de nood-

zaak tot en de evolutie in interdisciplinair samenwerken.

Het derde hoofdstuk bespreekt de trans-, multi- en interdisciplinaire vorm van samen-

werken. Er wordt verder stilgestaan bij wat erkende multidisciplinaire teams zijn in

Vlaanderen en wat de voorwaarden zijn om tot die erkenning te komen. Het vierde

hoofdstuk beschrijft het interdisciplinair samenwerken en wat de positieve en negatieve

beïnvloedende factoren zijn zowel op vlak van de teamleden, het teamproces en de

organisatorische context. Via een literatuurstudie verzamelden we kennis over eerder

gepubliceerde onderzoeksresultaten rond (interdisciplinair) teamwerk, om de eigen

onderzoeksgegevens ook hieraan te kunnen toetsen. Zoektermen hierbij waren vooral

[interdisciplinary interprofessional collaboration or teamwork or team], in combinatie

met [speech language pathologist or therapist or rehabilitation]. We konden vaststellen

dat over dit thema in de laatste jaren gezondheidszorgbreed blijkbaar wel verschillende

empirische onderzoeken worden gerapporteerd, maar dat de toepassingen in de

revalidatie nog beperkt zijn. Nochtans wordt in deze sector heel sterk in team gewerkt,

en is een kwalitatieve teamwerking een belangrijk aandachtspunt (Vyt & Van de Velde,

2007).

Het vijfde hoofdstuk gaat over kwaliteitsvolle dienstverlening via een beschrijving van

het begrip „kwaliteit‟, de gewenste resultaten (outcomes) en de reeds bestaande

instrumenten voor het meten van kwaliteit binnen de interdisciplinaire werkcontext.

Welke specifieke instrumenten zijn er beschikbaar om de interdisciplinaire samen-

werking in teams (binnen de sectoren revalidatie) te ondersteunen en te optimaliseren?

Dit zijn er eigenlijk niet zoveel. We bespreken deze in een eerste hoofdstuk. We stellen

ook de vraag welke aanpassingen er eventueel nodig zijn bij beschikbare goede

Page 13: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

5

instrumenten om hen vanuit het oogpunt van de logopedische beroepsuitoefening

bruikbaar te maken voor de ondersteuning van interdisciplinair teamwerk.

In het daaropvolgende hoofdstuk wordt het exploratief onderzoek, gevoerd bij 74

teamleden uit vijf revalidatiecentra voor kinderen in Vlaanderen, besproken. De

toegepaste methode en de gevolgde procedure worden er in detail toegelicht. De

resultaten wijzen op een goede kwaliteit van de interdisciplinaire praktijk in de

betrokken centra. Elke discipline acht zich voldoende competent om in team te werken

en ervaart het werken in team als positief.

Page 14: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

6

2. Het beroep van logopedist in de gezondheidszorg

Dit hoofdstuk beschrijft hoe het interdisciplinair samenwerken in de beroepsrol van de

logopedist is ingeschreven, hoe dit is gegroeid en wat hierbij de uitdagingen en

mogelijke problemen zijn. We baseren ons hierbij vooral op publicaties van Moerman

(1992) en documenten van VLOR, VVL en NVLF.

2.1 De beroepsgeschiedenis

De geschiedenis van de logopedie gaat terug tot in de 16de eeuw (Moerman, 1992;

NVLF, 2003). Doven, nog niet erkend als „mensen met een gehoorstoornis‟, werden als

stom beschouwd en werden geschoold door monniken. Hun doel was hen te leren praten

met bijhorende gebaren. Tot de 20ste

eeuw speelde het onderwijs de belangrijkste rol bij

de behandeling van stem-, taal- en spraakstoornissen. De medische vooruitgang en

groeiende inzichten die ontstonden in de 19de eeuw zorgden er voor dat de diagnose en

behandeling hiervan onder de aandacht werden gebracht. Hierdoor kwam er steeds meer

interesse voor wat later de naam „logopedie‟ zou krijgen. Tegen het einde van de 19de

eeuw werd in Duitsland de „Stimm- und Sprachheilkunde‟ als losstaande medische

discipline beschouwd. De term „Logopädie‟ werd uiteindelijk geïntroduceerd in het

boek Lehrbuch der Sprachheilkunde van Emil Fröschels (1913), wat hem tot de vader

van het vakgebied maakte. Aan het begin van de 20ste

eeuw verschenen logopedische

activiteiten ook in Nederland en België. In 1908 ontstonden in Nederland aparte scholen

voor slechthorenden, waar „spraakleraren‟ hen onderrichtten in het spreken. Enkele van

die spraakleraren namen in 1927 het initiatief om een opleiding aan te bieden die leidde

tot meer wetenschappelijk gevormde deskundigen. Als gevolg hiervan werd de

toenmalige Vereniging voor Logopaedie en Phoniatrie opgericht.

Ook in België ontstond in die tijd de nood aan individueel spreekonderwijs, waarbij

men naar het voorbeeld van Nederland cursussen voor spraakleraar organiseerde binnen

het bijzonder onderwijs. De focus werd vooral gelegd op gebarentaal als moedertaal. Dit

alles legde de basis voor de latere oprichting van instituten voor doven en het ontstaan

van afdelingen binnen het ziekenhuis die zich specifiek focussen op de stem-, spraak- en

taalproblematiek. In Nederlandstalig België werd omstreeks 1956 de start gegeven voor

een driejarige opleiding tot logopedist in Antwerpen, Brugge of Gent. In 1964 werd met

Page 15: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

7

het Koninklijk Besluit [KB] van 9 oktober het diploma tot gegradueerde in de logopedie

ingesteld en werd de opleiding logopedie dus officieel erkend. Vanaf het KB 7/07/1970

tot de reorganisatie van het Vlaamse hoger onderwijs begin deze eeuw behoorde de

opleiding tot gegradueerde in de logopedie tot de categorie Paramedisch Hoger

Onderwijs van het zogenoemde korte type.

Een volgend KB 20/10/1994 erkent de opleiding tot gegradueerde in de logopedie én

audiologie. Conform dit hogescholendecreet zijn er dus twee afstudeermogelijkheden

binnen deze opleiding, elk met een eigen beroepstitel en een specifiek beroepsprofiel

beschreven door de Vlaamse Onderwijsraad [VLOR]. De opleiding logopedie en

audiologie wil toekomstige logopedisten en audiologen de beschreven competenties

binnen het beroepsprofiel aanleren en hen ertoe aanzetten om deze in het werkveld

zelfstandig en in multidisciplinaire/interdisciplinaire context verder te ontwikkelen

(Vlaamse Hogescholenraad [VLHORA], 2008). In tegenstelling tot wat men zou

verwachten, werden de beroepstitel en kwalificatievereisten voor de uitoefening van de

audiologische professie slechts officieel bepaald binnen het KB 04/07/2004. De

disciplines logopedie en audiologie werden dus niet gelijktijdig erkend. Toch zal blijken

dat de audioloog een zorgverlener is met wie de logopedist in de toekomst vaak op

multi- of interdisciplinaire wijze zal samenwerken binnen de context van de revalidatie.

Met de Europese hervorming van het hoger onderwijs aan het begin van de 21ste

eeuw

kwamen er een aantal nieuwe ontwikkelingen binnen het onderwijsbeleid, waarbij

globalisering en internationale samenwerking op vlak van onderwijs en onderzoek

centraal stond (VLOR, 2010). Het Bolognaproces, waaraan 46 landen deelnamen met

als doel het vormen van één Europese hoger onderwijsruimte, is gericht op het invoeren

van een systeem met twee cycli, namelijk de bachelor- en masteropleiding. Ook het

European Credit Transfer System [ECTS] werd ingevoerd als een transparant systeem

van studiepunten. Het Bolognaproces resulteert in hervormde curricula, die de nadruk

leggen op flexibiliteit en die vooral creditgebaseerd, competentieontwikkelend en

studentgericht willen zijn (VLOR, 2010). Deze invloeden zijn ook merkbaar binnen de

opleiding logopedie, waarvoor in de meeste hogescholen vanaf 2006-2007 een

vernieuwd en duidelijk competentiegericht curriculum werd ingevoerd. De opleiding

Page 16: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

8

van de Arteveldehogeschool heeft ook sedert dan gekozen voor de invoering van een

standaard verplicht opleidingsonderdeel over interdisciplinair samenwerken.

2.2 De beroepstitel van de logopedist

Voor deze paragraaf baseren we ons vooral op de publicaties van Moerman (1992) en

VLOR (1997). Het is wat eigenaardig dat de beroepstitel in de laatste 15 jaren quasi

onveranderd is gebleven na alle veranderingen in de hogere opleidingen en in de

gezondheidszorg. De beroepstitel van de logopedist en kwalificatievereisten voor de

uitoefening van het beroep worden besproken binnen het KB 20/10/1994. Dit KB geeft

aan dat logopedie deel uitmaakt van de paramedische beroepen en bevat een overzicht

van de door een logopedist geleverde prestaties. Ook de prestaties waarvoor de arts een

patiënt naar de logopedist kan doorverwijzen, worden opgelijst.

Iemand mag zich de titel van „logopedist‟ aanmeten onder voorwaarde dat men in het

bezit is van een diploma, uitgereikt door een erkende opleiding voor logopedie. De

student moet gedurende zijn opleiding een stage lopen van minstens 600 uren, waarin

men met verscheidene logopedische stoornissen in contact komt. Bij het voleindigen

van een opleiding van drie jaar hoger onderwijs of na een vierjarige opleiding aan de

universiteit wordt een eindwerk (bachelor- of masterproef) gemaakt. Het is ook

mogelijk een doctoraatsdiploma in de logopedie te behalen. Binnen het beroepsprofiel

van de VLOR (1997) wordt ook het onderhouden en bijwerken van de beroepskennis-

en vaardigheden via bijscholing gezien als een voorwaarde tot de uitoefening van het

beroep. Er zijn geen specifieke andere vereisten met betrekking tot het werken in de

sector van de gezondheidszorg behalve bij complexere problematieken, waarbij

geïndividualiseerde zorg niet verleend kan worden door één discipline.

Bij heel wat aanmeldingsproblematieken heerst er een grijze zone tussen disciplines

zoals de logopedist, de audioloog, de verpleegkundige, de vroedkundige enz..

Voorbeelden hiervan zijn neurologische stoornissen zoals hersenverlamming, afasie,

dysfagie, dyspraxie en de ziekte van Parkinson. Hierbij is de interdisciplinaire

samenwerking met andere gezondheidswerkers essentieel. Echter, het probleem stelt

zich dat er functieoverlap is. Het komt er dan op neer het gemeenschappelijk zorgplan

zorgvuldig op te bouwen, met overeenkomst van taakverdeling. De bijdrage van de

Page 17: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

9

logopedist aan dergelijke complexe problematieken kan verbazen. Zijn bijdrage aan het

gemeenschappelijk zorgplan bij bijvoorbeeld een hersenverlamd kind situeert zich in

deze context op het vlak van voeding, communicatie en taalproductie. Ook de

ondersteuning en advisering van de overige teamleden en de ouders is hierbij

noodzakelijk. Zo kan de logopedist aanbevelingen geven aan de verpleegkundige

omtrent de hoeveelheden sondevoeding en op welke tijdstippen dit best gebeurt. Vaak

schrijft men deze taak echter toe aan de vroedkundige, of bij een pasgeborene zelfs aan

de vroedvrouw.

2.3 Het beroepsprofiel van de logopedist

Een beroepsprofiel beschrijft de taken, rollen en noodzakelijke competenties van de

deskundige en bakent ofwel het werkveld af van dat van andere disciplines of toont juist

aan waar verbanden gelegd kunnen worden tot samenwerking. Enerzijds betekent het

profiel een positionering van het logopedische beroep, anderzijds worden de

logopedisten, de patiënten, andere gezondheidswerkers en andere geïnteresseerden

geïnformeerd over wat logopedie juist inhoudt. Kennis van dit beroepsprofiel is van

belang bij de interdisciplinaire samenwerking.

Het opzoeken van het huidig beroepsprofiel van de logopedist in Vlaanderen levert

vandaag weinig resultaat op. Het Vlaamse beroepsprofiel wordt momenteel herwerkt

door een commissie bestaande uit afgevaardigden van de beroepsvereniging (Vlaamse

Vereniging voor Logopedisten, VVL) en de verschillende opleidingen logopedie

(D‟hondt, 2010, persoonlijke communicatie). Om die reden is het beroepsprofiel niet

beschikbaar tijdens het tot stand komen van deze masterproef en wordt er (naast de

gegevens vanuit de bacheloropleiding in de logopedie en audiologie aan de Artevelde-

hogeschool) gesteund op het beroepsprofiel van de logopedist opgesteld door de VLOR

en de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF).

De definitie van logopedie als vakgebied is binnen elk beschreven beroepsprofiel terug

te vinden, al dan niet op een andere manier verwoord. Het aspect communicatie komt

vaak naar voor. Nemen we de definitie die door de Vlaamse Onderwijsraad naar voren

geschoven wordt: “De logopedist is de deskundige verantwoordelijk voor de preventie,

evaluatie, behandeling en wetenschappelijke studie van menselijke communicatie en de

Page 18: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

10

stoornissen die daarmee verband houden.” (VLOR, 1994). In het recentere

beroepsprofiel van de VLOR (1997) wordt logopedie omgeschreven als een toegepaste

gedragswetenschap, die zich richt op het bevorderen en optimaliseren van het

intermenselijke communicatiegedrag.

Communicatie wordt binnen het logopedisch vakgebied heel ruim bekeken. De

logopedist staat in voor het ontwikkelen, herstellen en onderhouden van zowel het

begrijpen en/of produceren van de verbale communicatie (mondeling of geschreven),

als de non-verbale communicatie (mimiek, lichaamshouding, oogcontact enz.). Dit

houdt ook in dat hij de patiënt helpt bij het zoeken naar vervangende en ondersteunende

communicatievormen indien nodig (VLOR, 1997). Enkele van de stoornissen die

hiermee verband houden zijn dyslexie (leesstoornis), dysgrafie (schrijfstoornis), afasie

(verworven taalstoornis door hersenletsel), dysfagie (slikstoornis) en stem- en

articulatiestoornissen. De logopedist biedt de patiënt, cliënt of opdrachtgever

“preventie, therapie, training en advies vanuit de deskundigheid ten aanzien van de

primaire mondfuncties, het gehoor, de stem, de spraak en de taal (met inbegrip van de

vaardigheden lezen, schrijven en rekenen, voor zover deze hierop steunen).” (NVLF,

2003)

Een logopedist zetelt vaak binnen een multi-, inter- of transdisciplinair team, om de

eigen zorgdoelen verder te optimaliseren met behulp van de professionele

deskundigheid van andere gezondheidswerkers zoals (tand)artsen, ergotherapeuten,

verpleegkundigen, psychosociale hulpverleners en leerkrachten. Samen komen ze tot

een geïndividualiseerd zorgplan, waarin de zorg van de verschillende disciplines zoveel

mogelijk op elkaar wordt afgestemd. Logopedische hulp komt zowel aan bod bij

kinderen en jongeren als bij volwassenen en ouderen. In Vlaanderen zijn een aantal

teams officieel erkend als multidisciplinair team [MDT] door het Vlaams Agentschap

voor Personen met een Handicap [VAPH]. Dit wil nog niet zeggen dat deze teams echt

interdisciplinair werken. Wat de erkenning voornamelijk inhoudt, wordt uitgebreid

besproken in hoofdstuk drie.

Het is opmerkelijk dat het interdisciplinair werken amper vermeld wordt in het

beroepsprofiel van de VLOR (1997) of de NVLF (2003). Binnen het gehele document

van de NVLF wordt interdisciplinariteit eenmaal genoemd wanneer het gaat over de

Page 19: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

11

logopedische tewerkstelling binnen het onderwijs. Hier wordt de nadruk gelegd op het

integreren van de hulpverlening en een interdisciplinaire benadering om tot een

totaalaanpak van de leerling te komen. Ook de rol van de logopedist in een multi-

disciplinair team wordt enkel in deze context aangehaald:

“Er vindt regelmatig overleg en afstemming plaats met leerkracht, remedial teacher, intern

begeleider, jeugdarts en (ortho)pedagoog. Indien nodig overlegt de logopedist ook met andere

instanties en personen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerling. (…) Voor de ouders is de

integratie van de hulpverlening en interdisciplinaire benadering van belang, omdat deze de

persoonlijke en schoolontwikkeling van de leerling ten goede komt. (…) Logopedisten in het

speciaal basisonderwijs, het voortgezet onderwijs, een school voor (voortgezet) speciaal

onderwijs (REC, cluster 1 t/m 4) en de basis- en volwassenen educatie maken deel uit van een

multidisciplinair team, verrichten diagnostiek in het kader van het toelatingsonderzoek, stellen

een logopedisch behandelplan op als onderdeel van een leerlinggericht behandelingsplan,

hebben behandelfaciliteiten en koppelen geregeld terug naar het multidisciplinair

begeleidingsteam.”(NVLF, 2003)

Binnen de tewerkstelling in de intramurale gezondheidszorg wordt binnen de NVLF

vermeld dat de logopedist vaak in teamverband samenwerkt met collega-logopedisten.

Meer nog, een multidisciplinaire samenwerking met andere disciplines wordt

beschreven als kenmerkend voor een logopedist werkzaam in deze context. Over

intercollegiale toetsingen onder logopedisten wordt binnen de NVLF enkel gesproken in

functie van het verbeteren van de kwaliteit van de gezondheidszorg. Het verband met

andere disciplines wordt verder niet meer gelegd.

Het beroepsprofiel opgesteld door de VLOR sluit hierbij aan. Samenwerking met

andere diensten en hulpverleners wordt hier niet enkel beschreven als onderdeel van de

beroepsactiviteiten van de logopedist, maar ook als één van de belangrijkste beroeps-

houdingen. De multidisciplinaire samenwerking wordt zowel bij de weergave van de

beroepsactiviteiten als bij die van de beroepshoudingen expliciet vermeld:

“Constructief deelnemen aan teambesprekingen i.f.v. een multidisciplinaire diagnose en

hulpverlening aan de hulpvrager en zijn omgeving. (…) De handelingen van de logopedist

getuigen van een coöperatieve, op multidisciplinaire benadering gerichte ingesteldheid. Deze

algemene beroepshouding komt duidelijk naar voor in indicatoren als: de bereidheid tot

professioneel overleg dat de patiënt ten goede kan komen en het vlot uitwisselen van relevante

informatie en ideeën.” (VLOR, 1997)

We moeten vaststellen dat ook in het beroepsprofiel van de Vlaamse logopedist het

interdisciplinair werken nauwelijks vervat zit. Multidisciplinariteit is een element dat

niet in het beroepsprofiel geëxpliciteerd wordt. Deze vorm van samenwerken zou

Page 20: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

12

daarentegen wel uitgewerkt worden in het opleidingsprofiel, samen met de International

Classification of Functioning, Disability and Health [ICF] (WHO, 2010). Deze worden

beschouwd als competenties die een startende logopedist dient te bezitten om de

verschillende beroepsrollen op te nemen en worden meestal ook gespecificeerd in de

methodische werking die gevolgd wordt door de beroepsgroep binnen de paramedische

setting (D‟hondt, 2010, persoonlijke communicatie).

Positief is wel dat de website van de beroepsvereniging VVL teamwerking expliciet

vermeldt. De categorie „Info patiënten‟ geeft duidelijk aan dat de logopedist vaak

samenwerkt met andere disciplines, om tot een optimale zorgverlening te komen. De

patiënt wordt hierover dus geïnformeerd:

“Leerkrachten, psychologen, pedagogen, dokters, kinesitherapeuten, verpleegkundigen,

maatschappelijk werkers, ergotherapeuten en zoveel anderen ontmoeten mensen met werkelijke

of ogenschijnlijke logopedische moeilijkheden.” (…) “De logopedist werkt vaak samen met

andere deskundigen: een arts, een tandarts een psycholoog, een leerkracht of een andere

paramedicus. Uiteraard kan een stoornis in de communicatie ook verholpen of gunstig

beïnvloed worden door bijvoorbeeld een medische, een tandheelkundige, een psychologische of

een andere behandeling. Daarom juist blijft samenwerking tussen de verschillende deskundigen

zo belangrijk.” (VVL, 2010)

2.4 De beroepscompetenties

Elke beroepscompetentie is verbonden aan een bepaald beroepsdomein. De logopedist

neemt hierbij een beroepsrol op zich, waar kerntaken aan verbonden zijn. Logopedisten

dienen over welbepaalde competenties te beschikken om het beroep op een ethisch

verantwoorde en kwaliteitsvolle wijze uit te oefenen. Deze competenties zijn in theorie

basiskennis en -vaardigheden waarvan verwacht wordt dat ze door elke logopedist

beheerst zijn na het vervolledigen van de opleiding. In praktijk zullen in een welbepaald

werkveld niet al de beheerste competenties elke dag tot uitvoering gebracht moeten

worden. Men moet er echter wel toe in staat zijn deze toe te passen indien nodig. Een

beroepscompetentie wordt gedefinieerd als “Het vermogen en de wil van een persoon

om effectief en efficiënt te handelen in een werksituatie, uitgedrukt in een

samenhangend geheel van vereiste kennis, vaardigheden en attitudes.” (NVLF, 2003)

Er kunnen verschillende soorten beroepscompetenties onderscheiden worden, namelijk

beroepsspecifieke competenties of kerncompetenties, beroepsgerichte competenties en

algemene competenties (Coussens, D‟hondt & Vandaele, 2010; Vyt, 2003). Beroeps-

Page 21: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

13

specifieke competenties of kerncompetenties zijn die kennis, vaardigheden en attitudes

die de logopedist in staat stellen het beroep op correcte en kwaliteitsvolle wijze uit te

voeren, in verscheidene organisatorische contexten. Beroepsgerichte competenties zijn

competenties die kenmerkend zijn voor een geheel van beroepsgroepen in een sector

(bijv. gezondheidszorg). Hierbinnen zijn competenties nodig om als logopedist binnen

verschillende werkcontexten met andere disciplines in de gezondheidszorg te kunnen

samenwerken. Tenslotte zijn er de algemene competenties, waarover afgestudeerden uit

het hoger onderwijs dienen te beschikken.

De eerder beschreven competenties van de logopedist zijn in te delen in drie

beroepsdomeinen (NVLF, 2003). Allereerst dient de logopedist competenties te hebben

op het domein van de preventie, zorg, training en advies. Daarnaast zijn ook

competenties binnen het domein van de organisatorische context van belang en moet

elke zichzelf respecterende logopedist kansen zien om de competenties rond het eigen

beroep verder te optimaliseren. Binnen deze domeinen biedt het interdisciplinair

samenwerken de mogelijkheid om de competenties verder uit te breiden.

2.5 De beroepsrollen van de logopedist

Werken in teamverband is een complex fenomeen (Mickan & Rodger, 2000). Elk

teamlid neemt binnen het team een rol op zich die hem onderscheidt van de andere

teamleden (Mickan & Rodger, 2000). Om de efficiëntie van het teamproces te

verhogen, is het van belang dat elke discipline op de hoogte is van beroepsrollen en

bijhorende competenties van de andere disciplines binnen het team, zodat de taken van

de teamleden goed op elkaar afgestemd zijn en er geen dubbel werk gedaan wordt. Nog

belangrijker voor een discipline is te weten wat de eigen rol kan en zou moeten zijn

binnen het team en hier ook erkenning voor proberen krijgen.

Binnen de opleiding leert de logopedist zijn werkveld kennen. Wanneer hij echter in het

werkveld stapt, is het aan hem om de nodige rollen en verantwoordelijkheden op zich te

nemen, als men hier door de andere teamleden en door het management tenminste toe in

staat wordt gesteld. De VLOR (1997) deelt de beroepsactiviteiten van de logopedist op

in: advies- en informatieverstrekking, diagnostiek, verzorging en hulpverlening, samen-

werking, beheer, research en educatie. Binnen de verschillende beroepsdomeinen kan de

Page 22: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

14

logopedist verscheidene beroepsrollen aannemen (NVLF, 2003).Wanneer er met de

patiënt en zijn context gewerkt wordt, fungeert de logopedist als therapeut, coördinator

of trainer/adviseur. Als therapeut wordt er preventieve en curatieve zorg verleend als

diagnosticus, hulpverlener en voorlichter. De logopedist in zijn rol als coördinator geeft

andere disciplines die bijdragen tot het individuele zorgplan van de patiënt de nodige

aanwijzingen, opdat zorg geoptimaliseerd kan worden. Wanneer de logopedist zijn rol

als trainer aanneemt, zal het voor een organisatie of individuele patiënt mogelijk zijn de

communicatievaardigheden te verbeteren binnen een leerproces. Als adviseur stelt de

logopedist zijn competenties ter beschikking aan één of meerdere personen, zonder

daarbij een therapeutische relatie aan te gaan.

Wanneer het gaat over beroepsrollen binnen het domein van de organisatorische context

en de logopedist dus in en vanuit een organisatie werkt, komen de rollen van

manager/ondernemer en begeleider/coach aan bod. Als manager heeft een logopedist de

leiding over een afdeling binnen de organisatie, een praktijk of onderneming. Wanneer

collega-logopedisten, teamleden of stagiairs begeleid of ondersteund moeten worden,

kan men beroep doen op de logopedist als begeleider/coach.

Een competente logopedist zal uiteindelijk zelf het initiatief moeten nemen om te

werken aan de eigen professionalisering. Het concept van levenslang leren is hier van

toepassing. Een logopedist zal ervoor zorgen dat het niveau van de verleende zorg

steeds up-to-date is. Hierbij neemt men de rol van beroepsbeoefenaar en innovator aan.

Als beroepsbeoefenaar zorgt men ervoor dat de zorg op hoogstaand niveau gebeurt en

dat de kwaliteit behouden blijft doorheen de tijd. Ook wetenschappelijk onderzoek

behoort tot het takenpakket. In de rol van innovator zal de logopedist een bijdrage

leveren aan het verbeteren van het vak en het brengen van nieuwe inzichten.

2.6 Interdisciplinaire leertrajecten

Het is van belang te weten of studenten logopedie bij het beëindigen van hun opleiding

daadwerkelijk over de vereiste competenties beschikken om de verschillende

beroepsrollen op te nemen. Ook de mate waarin ze in hun opleiding met groepswerk in

contact komen en voorbereid worden op interdisciplinair teamwerk is belangrijk. Een

ander interessant element is of zij zich na hun studies echt klaar voelen om op een

Page 23: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

15

actieve manier deel uit te maken van een interdisciplinair team. Studenten moeten

gemotiveerd zijn tot interdisciplinair samenwerken. Teamwerk zou dus geïntegreerd

moeten zijn in het opleidingsprogramma.

De Arteveldehogeschool stimuleert het interprofessioneel onderwijs reeds gedurende

heel wat jaren. De opleidingen gezondheidszorg bieden een opleidingsonderdeel aan dat

als doel heeft toekomstige gezondheidswerkers voor te bereiden op interdisciplinair

samenwerken. Verschillende disciplines worden samengebracht en krijgen de opdracht

teamvergaderingen te simuleren en interdisciplinaire zorgplannen op te stellen. Na elke

simulatie wordt er tijd vrijgemaakt voor gerichte feedback van begeleiders en

medestudenten. Tijdens het bespreken van de (fictieve) cases leert men de collega‟s uit

het toekomstige werkveld beter kennen. Het wordt duidelijk in welke domeinen

disciplines elkaar in het verlenen van de eigen specifieke zorg kunnen bijstaan en

ondersteunen. Beroepsprofielen worden uitgeklaard doordat disciplines aangeven waar

hun vakgebied begint en eindigt. Uiteindelijk is het de bedoeling zich te trainen in het

opstellen van een geïndividualiseerd gezamenlijk zorgplan, dat doelstellingen bevat

waar elke discipline deels de verantwoordelijkheid voor draagt.

Dit zogenaamde InterDis-traject is een mooi initiatief om een brug te slaan tussen

theorie en praktijk. Studenten kunnen proeven hoe en in welke mate werken in team een

meerwaarde kan betekenen voor de te verlenen zorg. Belangrijke factoren binnen het

interprofessioneel werken zijn de individuele capaciteiten en inzet van de teamleden, het

onderlinge communicatieproces en het ontwikkelen en hanteren van een efficiënt en

effectief werkproces (Molyneux, 2001). InterDis kan ertoe bijdragen studenten te

vormen tot gemotiveerde teamleden die het managen van het gezamenlijk zorgplan zo

efficiënt mogelijk willen laten verlopen. Tijdens deze praktijkgerichte voorbereiding is

het belangrijk vaardigheden aan te leren zoals o.a. respectvol in dialoog gaan en zich

flexibel opstellen, maar ook de eigen professionele identiteit bewaren en vertrouwen

leren hebben in de eigen capaciteiten en rollen. Laidler (1991) had het 20 jaar geleden

binnen deze context over „professionele volwassenheid‟. Hierbij moeten de teamleden

voldoende zelfzeker zijn over hun eigen kennis en rol binnen het teamgebeuren,

alvorens ze hun kennis en vaardigheden durven delen binnen de groep. Inderdaad “It is

difficult to form collaborative ties when one is unsure of one‟s professional identity.”

Page 24: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

16

(Dombeck, 1997, p. 15). Het is dus belangrijk een interdisciplinaire samenwerking te

analyseren en die sleutelkarakteristieken te ontdekken die de werking van een team zo

goed maken (Molyneux, 2001). Wanneer we weten wat de performantie verhoogt, kan

dit in de vooropleiding van de verschillende disciplines meer aan bod komen.

2.7 Het werkveld

In het werkveld worden de verworven competenties en aangeleerde beroepsrollen in

praktijk omgezet. In veel sectoren kan de logopedist een grote verscheidenheid aan

logopedische activiteiten ontplooien (VLOR, 1997). Men kan binnen de eerstelijnszorg

als zelfstandige werken of op basis van een bediendecontract tewerkgesteld zijn binnen

de intramurale gezondheidszorg of de verschillende types onderwijs. Binnen een aantal

van deze settings komt het interdisciplinair samenwerken aan bod.

2.7.1 Werken op zelfstandige basis

Een zelfstandige logopedist kan een eigen privépraktijk beginnen of werken binnen een

groepspraktijk. Therapie wordt na doorverwijzing uitgevoerd in een therapielokaal of op

verplaatsing via thuiszorg. Men heeft de mogelijkheid op andere plaatsen in loondienst

te gaan werken. Zelfstandige logopedisten vestigen zich ook in instellingen binnen de

intramurale gezondheidszorg. Op deze manier zijn verschillende disciplines (medici en

paramedici) die een aandeel hebben in het zorgplan van de patiënt nauw bij elkaar

betrokken en is afstemming van zorg mogelijk.

2.7.2 Tewerkstelling binnen het onderwijs

Wanneer een logopedist werkzaam is binnen het onderwijs heeft hij vooral een

preventieve (screening, onderzoek en diagnostiek) maar ook een mogelijk curatieve

(therapie) taak. Met het onderwijs wordt zowel het gewoon als buitengewoon onderwijs

bedoeld. Het is belangrijk een leerling te begeleiden in het leerproces wanneer er zich

problemen voordoen en er een stagnering dreigt. De logopedist neemt binnen deze

context regelmatig contact op met o.a. de leerkracht, (één van) de ouders en een

medewerker van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding [CLB], om overleg te plegen.

2.7.3 De intramurale gezondheidszorg

Binnen de intramurale gezondheidszorg fungeert de logopedist vaak als teamlid van een

transdisciplinair, interdisciplinair of multidisciplinair team. Dit kan o.a. binnen

Page 25: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

17

ziekenhuizen, revalidatiecentra, rust- en verzorgingstehuizen, zorg voor personen met

een beperking of medisch-pedagogische instituten. In deze context krijgt de logopedist

vaker te maken met complexere zaken zoals voedingsproblemen bij pasgeborenen,

neurologische aandoeningen (bijv. afasie en dysfagie) of het ondersteunen van mensen

met een meervoudige handicap.

2.8 Logopedie en het menselijk functioneren

Een belangrijk referentiekader voor de logopedist als beroepsbeoefenaar en alle andere

zorgverleners die deel uitmaken van het interdisciplinair team, is het ICF (WHO-FIC

Collaborating Centre, 2002). Het ICF is een herziene versie van de International

Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps [ICIDH] (WHO,1980) en is

een classificatie van gezondheidscomponenten (WHO-FIC Collaborating Centre, 2002),

dat tot doel heeft meer inzicht te verlenen in het menselijk functioneren en de mogelijke

problemen daarbij. Op systematische wijze worden drie perspectieven beschreven van

waaruit het menselijk functioneren bekeken kan worden. Om de unieke zorgvraag en de

daarbij aansluitende geïndividualiseerde behandeling te bepalen, moet elke zorgverlener

als teamlid de gezondheidstoestand van de patiënt als geheel beschrijven, rekening

houdend met de opgestelde perspectieven. De naamgeving van het nieuwe ICF dat aan

het begin van de 21ste

eeuw is ingevoerd, getuigt ook van de openheid ervan: de

International Classification of Functioning, Disabilities, and Health maakt duidelijk dat

beperkingen in het menselijk functioneren in een breed gezondheidsperspectief moeten

gezien worden.

De eerste twee classificatieassen binnen het ICF zijn de functies van het organisme en

de anatomische eigenschappen. Deze behoren tot het perspectief dat de mens beschouwt

als een organisme. Voor de logopedist betekent dit dat de gezondheidstoestand van de

patiënt beschreven wordt door het lichamelijk functioneren na te gaan (bijv.

stembandknobbels). Daarnaast heb je de as van activiteiten en participatie. Het eerste

perspectief hierbinnen is het menselijk handelen, dat nagaat in welke mate een individu

beperkt is in het uitvoeren van de handelingen die hij wenst uit te voeren. De

logopedische behandeling speelt hierop in door de patiënt terug in staat te stellen die

activiteiten te doen die hij wil doen (bijv. een beperking bij het eten en drinken ten

gevolge van een stoornis in de sensorimotoriek). Het tweede perspectief hierbij legt de

Page 26: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

18

nadruk op de deelname van de patiënt aan het maatschappelijk leven. De logopedist

bepaalt in dit geval in hoeverre de patiënt belemmerd wordt om te participeren in het

dagelijks leven (bijv. een leerkracht met stembandknobbels die zijn job naar eigen

zeggen niet meer naar behoren kan uitoefenen). Het ICF bevat uiteindelijk ook een lijst

met externe factoren of omgevingsfactoren die op elk van de beschreven perspectieven

een positieve of negatieve invloed kunnen uitoefenen. Ook persoonsgebonden

eigenschappen zoals leeftijd, afkomst, opleiding, geslacht enz. kunnen een rol spelen,

maar werden tot nog toe niet in het ICF opgenomen. Door de aanwezigheid van externe

en persoonlijke factoren en door variatie in (de mogelijke) samenhang tussen de eerder

vermelde factoren, is de zorgvraag van elke patiënt anders en kan/mag er niet

veralgemeend worden. Zorg op maat blijft dus een vaste waarde binnen het

interdisciplinair samenwerken.

Het ICF heeft als belangrijk voordeel dat er voor beroepsbeoefenaars een standaardtaal

gecreëerd wordt voor het beschrijven van de gezondheidstoestand van de patiënt

(WHO-FIC Collaborating Centre, 2002). Op deze manier kan de communicatie tussen

zorgverleners (al dan niet binnen een interdisciplinair team) vlotter verlopen. Het ICF-

model is ook toepasbaar op elk individu, wat wil zeggen dat deze classificatie gebruikt

kan worden voor het beschrijven van de functionele gezondheidstoestand van zowel

mensen met als zonder functioneringsproblemen. Heerkens en de Beer (2007) passen

het ICF-model bij wijze van voorbeeld toe op volgende concrete casus:

Een cliënt met een CVA heeft vaak last van articulatieproblemen, verminderde spierkracht en

verlaagde tonus. Dit zijn afwijkingen in of het verlies van functies of anatomische eigen-

schappen en zijn dus te klasseren als stoornissen. In samenhang daarmee kan de cliënt

moeilijkheden ondervinden bij het communiceren en het uitvoeren van dagelijkse activiteiten.

Moeilijkheden die de cliënt ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten worden geklasseerd als

beperkingen. Of een persoon ook problemen heeft bij het participeren in werk, opleiding, gezin

hangt in sterke mate samen met de ernst van de problemen en met de omstandigheden (soort

werk, opleiding, gezinssituatie). Wanneer de cliënt problemen heeft met het deelnemen aan het

maatschappelijk leven spreekt men van participatieproblemen. Externe factoren (bestaande uit

de fysieke en sociale omgeving van de cliënt) en persoonlijke factoren (de individuele

achtergrond van de cliënt) hebben een invloed op (het ontstaan van) stoornissen, beperkingen

en participatieproblemen.

Page 27: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

19

Figuur 1 illustreert alle mogelijke relaties tussen de drie ICF-dimensies, persoonlijke en

externe factoren. De witte pijlen tonen aan dat de drie dimensies elkaar wederzijds

kunnen beïnvloeden.

Figuur 1:

De wisselwerking tussen aspecten van gezondheidstoestand,

externe en persoonlijke factoren (Heerkens & de Beer, 2007)

We kunnen stellen dat het beroep logopedist reeds een hele evolutie heeft afgelegd. De

ontwikkeling ervan toont aan hoe men steeds meer gegroeid is naar een competentie-

gericht curriculum dat met de nodige flexibiliteit kennis, vaardigheden en attitudes

aanleert, met als doel om deze daarna in de praktijk verder te optimaliseren. De

opleidingen gezondheidszorg laten studenten reeds op de schoolbanken kennis maken

met interdisciplinair samenwerken en worden dus voorbereid op het werkveld dat heel

wat verschillende dimensies kent en dus ook verschillende aanpakken vereist wat betreft

teamwerking. Het ICF-model fungeert hierbij als een nuttig referentiekader, gezien het

de samenwerking tussen de verschillende disciplines van het team bevordert.

Page 28: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

20

3. Interprofessionele samenwerking

3.1 Samenwerkingsvormen

3.1.1 Teamwerking

Waarom teamwerk zo populair is, kan door meerdere zaken verklaard worden.

Allereerst wordt het aanpakken van gezondheidsproblemen alsmaar complexer en houdt

dit veel meer in dan enkel het fysieke welbevinden herstellen. Hulpverleners moeten

een multidimensionele kijk ontwikkelen op een zorgvraag. Het werken in teamverband

is dus een complex fenomeen waarbij ondersteuning van de organisatie en inzet van

elke discipline bijdraagt tot goede resultaten (Mickan & Rodger, 2000). Mickan (2005)

omschrijft een team als een klein en dus werkbaar aantal personen die zich elk met hun

eigen expertise inzetten voor een realiseerbaar gemeenschappelijk doel, waarvoor men

de verantwoordelijkheid tot slagen deelt. Elke discipline beschikt over de kennis en

vaardigheden van haar vakgebied. Door deze kennis en vaardigheden te bundelen

kunnen ze als team de patiënt op een holistische wijze benaderen.

In de literatuur zijn drie verschillende types van teamwerk terug te vinden, namelijk een

multidisciplinaire, interdisciplinaire en transdisciplinaire samenwerking. Bij elk van

deze samenwerkingsvormen werken minstens twee disciplines samen. Toch verschillen

ze van elkaar door de mate van intensiteit van samenwerken (zie figuur 2). Bij de

multidisciplinaire vorm is de gemeenschappelijkheid van taken onbestaande of zeer

beperkt. Transdisciplinair samenwerken wordt dan weer gekenmerkt door een hoge

intensiteit van samenwerken, waarbij voor een buitenstaander de identificatie van

verschillende gezondheidswerkers moeilijk is doordat deze zo goed op elkaar zijn

ingespeeld dat ze taken van elkaar kunnen overnemen (Vyt, 2008). Interdisciplinair

teamwerk situeert zich hiertussen.

Page 29: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

21

Figuur 2:

Graden van samenwerken volgens gemeenschappelijkheid

van taken en betrokken disciplines (Vyt, 2011)

3.1.2 Multidisciplinair teamwerk

Bij multidisciplinair teamwerk gaan verschillende disciplines eerder onafhankelijk van

elkaar samenwerken (Mallon & Burnton, 2005). Zowel de onderzoeksfase, het opstellen

van doelstellingen, als het meten van het resultaat gebeurt onafhankelijk van elkaar

(Reilly, 2001; Thylefors, Persson & Hellstrom, 2005) waarbij de zorgverleners onder

elkaar wel informatie kunnen uitwisselen. De teamleden werken parallel of

opeenvolgend aan een probleem (Choi & Pak, 2006; Slatin, Galizzi, Melillo, Mawn &

Phase, 2004). De samenwerking blijft beperkt doordat de teamleden de grenzen van hun

discipline niet overschrijden (Batorowicz & Shepherd, 2008; Choi & Pak, 2006).

3.1.3 Interdisciplinair teamwerk

Interdisciplinair teamwerk wordt gekenmerkt door een teamsamenstelling met meerdere

disciplines, waarbij de onderlinge samenwerking intensiever verloopt dan bij

multidisciplinair teamwerk (Vyt, 2011). Door deze intensievere samenwerking kunnen

de grenzen van de verschillende disciplines vervagen (Choi & Pak, 2006). Een inter-

disciplinair team ontwikkelt een gemeenschappelijk gedragen zorgplan voor elke patiënt

(Batorowicz & Shepherd, 2008; Sunaert, Feynen, Vyt & De Maeseneer, 2004). Via dit

zorgplan, dat fungeert als een samenwerkingsdocument, proberen de verschillende

disciplines eenzelfde resultaat te bereiken (Byrne & Pettigrew, 2010).

Page 30: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

22

3.1.4 Transdisciplinair teamwerk

De leden van een transdisciplinair team delen zo veel mogelijk informatie met elkaar,

zodat de disciplinegebonden grenzen verdwijnen en elk teamlid kennis en vaardigheden

verwerft over de andere gezondheidswerkers (Beukelman & Mirenda, 2005; Locke &

Mirenda, 1992; Reilly, 2001; Thylefors et al., 2005). Deze kennis en vaardigheden zijn

zo groot dat het voor een buitenstaander moeilijk te bepalen is wie welk beroep uit-

oefent (Vyt, 2008). Toch wijst dit niet op een verlies van de professionele identiteit,

maar wel op een zeer intensieve samenwerking bij het opstellen van gemeen-

schappelijke doelen, een gedeeld referentiekader (Slatin et al., 2004) en een snelle

interactie tussen de teamleden (Vyt, 2008).

Binnen de literatuur is er een onduidelijke definiëring over deze samenwerkingsvorm.

Byrne en Pettigrew (2010) stellen bijvoorbeeld dat bij transdisciplinaire samenwerking

de verschillende disciplines samenwerken gedurende de onderzoeksfase en bij het

opstellen van het zorgplan, zodat de uitvoering ervan door één of twee hulpverleners

kan uitgevoerd worden (Insalaco, Ozkurt & Santiago, 2007). In de visie van de

gezamenlijke zorg (shared care, Vyt, 2011) hebben de verschillende betrokken

gezondheidswerkers een blijvende samenwerking waarbij ze ook elk nog een eigen

verantwoordelijkheid kunnen opnemen voor een deel ervan.

3.2 Erkende multidisciplinaire teams (MDT’s)

Los van de bovenstaande indeling volgens graden van samenwerken, worden in

Vlaanderen bepaalde teams erkend als multidisciplinair. Hun werkwijze kan zich

volgens bovenstaand schema laten karakteriseren als multi-, inter- of transdisciplinair.

3.2.1 Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap [VAPH]

Informatie hierover is verkregen via de site (VAPH, 2010) en via persoonlijke

communicatie (De Vis, 2010). Een multidisciplinair team dat in Vlaanderen erkend wil

worden, moet hiervoor een aanvraag indienen bij het VAPH. Het VAPH heeft als doel

personen met een handicap te helpen bij het bereiken van de grootst mogelijke

autonomie en levenskwaliteit. Het beoogde resultaat is het creëren van gelijkheid van

kansen en de participatie en integratie van deze personen in alle domeinen van het

maatschappelijk leven. Daarnaast erkent en subsidieert het VAPH voorzieningen en

Page 31: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

23

diensten die deze personen begeleiden, ondersteunen en/of opvangen. Het VAPH

organiseert ook bijkomende opleidingen en infonamiddagen, bijvoorbeeld i.v.m. nieuwe

richtlijnen en informatisering van verslagen. De erkende teams zijn verplicht deze

opleidingen bij te wonen. Het begrip MDT is in Vlaanderen dus bijna uitsluitend

verbonden aan de revalidatiesector in functie van een specifiek assessment. Omdat we

ons onderzoek toespitsen op de teamwerking in deze sector, via centra die erkend zijn

als MDT, geven we hieronder enkele belangrijke kenmerken aan.

3.2.2 Basiserkenning en voorwaarden

Een organisatie die zich door het VAPH wil laten erkennen moet aan een aantal

voorwaarden voldoen betreffende de samenstelling van het team en het soort centra of

dienst. Het decreet van 24/07/1991 stelt dat volgende centra en diensten in aanmerking

komen voor mogelijke erkenning:

− de centra voor leerlingenbegeleiding georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de

Vlaamse Gemeenschap;

− de door de Vlaamse Gemeenschap erkende en gesubsidieerde centra voor

maatschappelijk werk die wegens hun organisatie en hun werking behoren tot een

landsbond of verbond van ziekenfondsen;

− de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;

− de centra of diensten voor revalidatie die door het agentschap erkend zijn, of die met het

RIZIV een revalidatieovereenkomst gesloten hebben als referentiecentrum voor

motorische of respiratoire revalidatie bij kinderen;

− de door het agentschap erkende centra voor gespecialiseerde voorlichting bij

beroepskeuze en centra voor observatie, oriëntering, medische, psychologische en

pedagogische behandeling van gehandicapten;

− de door het agentschap gesubsidieerde centra voor ontwikkelingsstoornissen;

− de observatiecentra, erkend of georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap in het

kader van de gecoördineerde decreten voor bijzondere jeugdbijstand;

− de kinderpsychiatrische ziekenhuisdiensten, erkend onder de kenletter K.

We merken uit het bovenstaande dat naast het soort centrum of dienst ook de team-

samenstelling een bijkomend criterium is. Volgende disciplines moeten deel uitmaken

van het team:

− een dokter in de genees-, heel- en verloskunde;

− een master in de psychologische of pedagogische wetenschappen;

− en een houder van een diploma van een basisopleiding van één cyclus in het hoger

onderwijs, studiegebied sociaal-agogisch werk of een houder van het diploma van

bachelor in de verpleegkunde, optie sociale verpleegkunde.

Door collectief overleg tussen de vertegenwoordigers van deze drie groepen wordt er

bepaald of de vraag van de persoon met een handicap al dan niet wordt ondersteund.

Page 32: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

24

Wordt de vraag positief beantwoord, dan moet het multidisciplinair verslag door alle

drie de vertegenwoordigers ondertekend worden. Het is opvallend dat geen paramedicus

deel uitmaakt van één van deze groepen.

Met deze algemene basiserkenning kan een erkend MDT multidisciplinaire verslagen

opmaken voor vragen over de opname in een residentiële of ambulante voorziening.

Een persoon met een handicap kan op aanvraag een lijst van de door het VAPH erkende

teams krijgen en moet zich, bij een eerste aanvraag bij het VAPH, wenden tot één van

die teams voor het verkrijgen van een multidisciplinair verslag. Erkende multi-

disciplinaire teams zijn gemachtigd om een dergelijk verslag ten dienste van deze

aanvraag op te stellen en worden hiervoor ook vergoed. Er moeten jaarlijks een aantal

verslagen opgemaakt worden, die ook onderworpen worden aan een kwaliteitscontrole.

Op de website van het VAPH zijn verschillende documenten terug te vinden die een

team moet gebruiken om een aanvraag tot erkenning in te dienen. Een aanvraag-

procedure kan op elk moment van het jaar gestart worden en duurt gemiddeld één

maand. De erkenning loopt tot het einde van het kalenderjaar. Voor het verstrijken van

het kalenderjaar krijgt elk team de mogelijkheid om de erkenning al dan niet te

verlengen. Jaarlijks zijn er vijf tot tien aanvragen tot erkenning. Elk jaar zijn er ook een

aantal teams die hun erkenning niet meer verlengen.

3.2.3 Specifieke erkenningen

Naast de algemene basiserkenning kan een team ook een erkenning aanvragen voor een

aantal specifieke domeinen. De basiserkenning is echter wel een vereiste om hiervoor in

aanmerking te komen. Er zijn drie specifieke erkenningen, namelijk het persoonlijk

assistentiebudget [PAB], de individuele materiële bijstand [IMB] en de erkenning in het

kader van RIZIV-rolstoelwetgeving. Teams die de specifieke erkenning van PAB of

IMB willen verkrijgen, zijn verplicht een specifieke door het VAPH georganiseerde

opleiding bij te wonen.

Een PAB is een budget waarmee de persoon met een handicap zijn zorg zelf kan

organiseren en financieren, zowel in de thuisomgeving als op school of op het werk.

Deze persoon wordt als het ware een werkgever die assistenten in dienst neemt. Een

geïndividualiseerd budget wordt voor elke persoon met een handicap opgesteld door een

Page 33: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

25

commissie van deskundigen en schommelde in 2009 tussen 8845 en 41278 euro op

jaarbasis. De hoogte van dit budget hangt af van de individuele noden en behoeften. De

leefsituatie, aard en ernst van de handicap zijn hierbij beïnvloedende factoren. De zorg

wordt dus specifiek op elk individu afgestemd, waarbij de verschillende zorgverleners

naar eenzelfde doel streven. Een efficiënt en effectief interdisciplinair team werkt ook

volgens dit shared care principe.

Personen met een handicap die zich in een leefsituatie bevinden waarin een aantal

hulpmiddelen noodzakelijk zijn, kunnen beroep doen op IMB. Het VAPH biedt

financiële tegemoetkomingen voor hulpmiddelen, aanpassingen of bijstand. Vaak gaat

het om aanpassingen aan de auto, hulpmiddelen (bijv. rolstoelen en brailleleesregels), of

aanpassingen aan de woning.

Sinds oktober 2005 moeten personen met een handicap zich niet langer melden bij twee

instanties om een terugbetaling te krijgen voor een manuele of elektronische rolstoel.

Teams die zowel erkend zijn bij het VAPH als bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en

Invaliditeitsverzekering [RIZIV] mogen verslagen opstellen betreffende mobiliteits-

hulpmiddelen. De erkenning in het kader van RIZIV-rolstoelwetgeving kan verkregen

worden door op eer te verklaren dat een revalidatiearts en een ergotherapeut of

kinesitherapeut deel uitmaken van het team.

3.2.4 Erkende MDT’s in Vlaanderen

Op de website zijn de gegevens van de door het VAPH erkende multidisciplinaire teams

terug te vinden. Deze bevatten o.a. het erkenningsnummer, adres, telefoon- en

faxnummers, de reden waarvoor het team erkend is en specifieke erkenningen. Deze

gegevens worden gecategoriseerd per provincie en per soort centrum of dienst.

We kunnen besluiten dat een team de kennis en vaardigheden van verschillende

disciplines bundelt om zo patiënten op een geïntegreerde wijze te behandelen. Multi-

disciplinaire, interdisciplinaire en transdisciplinaire teams geven een antwoord op de

steeds complexer wordende zorgvragen. Teams die volgens het VAPH aan specifieke

voorwaarden voldoen en de opgelegde aanvraagprocedure volgen, kunnen een formele

erkenning en bijhorende subsidiëring aanvragen. Hierdoor is het mogelijk personen met

een handicap de nodige bijstand te verlenen.

Page 34: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

26

4. Interdisciplinair teamwerk

4.1 De holistische visie

Het behandelen van patiënten/cliënten in teamverband is zo‟n 50 jaar geleden ontstaan.

Er wordt beweerd dat een goed gecoördineerde multidisciplinaire hulpverlening binnen

de setting van revalidatie een beter resultaat garandeert (Strasser et al., 2005). Toch

heeft het lang geduurd vooraleer er onderzoeksgegevens voorhanden kwamen over de

impact die deze dienstverlening heeft op de resultaten van patiënten (Strasser et al.,

2005). Vooral in de laatste vijf jaar zijn verschillende effectstudies gepubliceerd (o.a.

Reeves et al., 2008; Strasser et al., 2005; Strasser et al., 2008; Velji et al., 2008; West,

Guthrie, Dawson, Borrill & Carter, 2006; Zwarenstein, Goldman & Reeves, 2009).

Zorg verlenen in team wordt steeds meer gezien als de ideale manier om als

zorgverleners in te spelen op de vaak complexe en „comorbide‟ problematiek van de

patiënt. De verschillende disciplines moeten een hechte groep vormen. Van een inter-

disciplinair revalidatieteam wordt zelfs een sterkere samenhang verwacht dan van

andere samenwerkingsvormen (Smits et al., 2003). Alhoewel het werkproces van een

team niet altijd beïnvloed wordt door de organisatiecultuur (Smits et al., 2003), is het

niet vanzelfsprekend dat elk teamlid zich meteen in eender welk team thuis voelt. Elk

heeft haar specifieke achtergrond, met kennis en vaardigheden, visie en overtuigingen.

Deze diversiteit in benaderingen en aandachtspunten kan bijdragen tot een

geïndividualiseerd zorgplan. Maar om tot een efficiënte teamwerking te komen moet er

naast de diversiteit tussen de verschillende disciplines ook een samenhang zijn tussen

deze disciplines. Het delen van eenzelfde visie en werkmethode kan het teamproces

gunstig beïnvloeden (Freeman, Miller & Ross, 2000).

De interdisciplinaire samenwerking in de gezondheidszorg kan weergegeven worden in

de vorm van een bloem (Vyt, 2011). Elk bloemblaadje stelt een discipline voor die

handelt volgens haar eigen expertise. De verschillende bloemblaadjes hebben continu

contact met elkaar en werken naar één gezamenlijk doel, namelijk het verlenen van een

optimale zorgverlening aan de patiënt. Die specifieke patiëntgerichte zorgverlening

wordt voorgesteld als het hart van de bloem (zie figuur 3).

Page 35: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

27

Figuur 3:

Interdisciplinair bloemdiagram (naar Vyt, 2010)

Om de patiënt de best mogelijke zorg te garanderen gaat het interdisciplinaire team te

werk als één coherent geheel. Cohesie wordt gecreëerd via gemeenschappelijke zorg-

doelen waarover het team regelmatig vergadert, maar wordt ook versterkt door de

gezamenlijke inzet om die doelen te bereiken (Smits et al., 2003). Binnen de gezond-

heidszorg wordt vaak de holistische visie naar voor geschoven. Elke discipline moet bij

het plannen van zorg rekening houden met de patiënt en zijn context. Een patiënt wordt

niet gezien als individu, maar wordt beschouwd als een uniek persoon met eigen noden

en behoeften die bovendien beïnvloed wordt door zijn leefomgeving. Studies uit het

verleden toonden reeds aan dat het werkproces binnen het interdisciplinair team

bepalend kan zijn voor de aanwezigheid van de holistische visie tijdens het verlenen van

zorg. Teamleden slagen er niet altijd in elkaars rol te erkennen of kunnen geen respect

of begrip opbrengen voor elkaars vaardigheden en kennis (Elwyn, Hocking,

Burtonwood, Harry & Turner, 2002; Larkin & Callaghan, 2005; Long, Kneafsey &

Ryan, 2003). Dit kan een bedreiging zijn voor het behouden van een holistische kijk op

de zaak (Kvarnström, 2008). Dit is een belangrijke vaststelling voor de opleidingen

binnen de gezondheidszorg. Zij moeten er op toezien dat de verschillende disciplines

die deel kunnen uitmaken van één interdisciplinair team voldoende kennis hebben over

Patiënt

Sociaal assistent

Ergotherapeut

Verpleeg-kundige A

Verpleeg-kundige B

Verpleeg-kundige C

Kinesist

Logopedist

Arts

Pscyholoog

Page 36: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

28

het beroep van hun collega‟s en daarenboven hun bijdrage aan het teamwerk. Ze moeten

ook leren een positieve houding aan te nemen t.o.v. samenwerken en het gedeelde

zorgplan.

Een holistische visie brengt geïndividualiseerde zorgdoelen met zich mee. Het opstellen

van een goed zorgplan door het interdisciplinair team is van cruciaal belang om tot

optimale zorg te komen. Dit plan is een samenwerkingsdocument en bevat de afspraken

die tussen de patiënt, zijn familie en de (professionele en niet-professionele)

zorgverleners gemaakt zijn (Sunaert, Feynen, Vyt & De Maeseneer, 2004). Careau,

Vincent en Noreau (2008) zien het „interprofessional care plan‟ [ICP] als een

coördinatie-, communicatie- en planningsinstrument binnen revalidatie, dat het team-

werk onderbouwt. Doelen die het team voor een uitdaging plaatsen en specifiek gericht

zijn op de problematiek van de patiënt kunnen de teamprestaties verbeteren (Locke &

Latham, 2002). Bij deze vorm van samenwerken moet de logopedist bijvoorbeeld naast

het behartigen van de specifieke logopedische doelstellingen, ook meewerken aan de

gemeenschappelijke doelstellingen. Om efficiënt en effectief te werken is het van

belang het totaalbeeld van de patiënt nooit uit het oog te verliezen.

Daarnaast is het belangrijk dat het team complementair is samengesteld. De relevante

disciplines zijn aanwezig bij het opstellen van het zorgplan. Wanneer hierover

vergaderd wordt, moet de algemene problematiek van de patiënt en de daarbij horende

zorgvraag geanalyseerd worden en bijgevolg voor elk teamlid duidelijk zijn of worden.

Daarna geeft elke discipline aan wat haar perspectief is op het probleem en waar haar

specifieke therapeutische zorgen in het gezamenlijk zorgplan kunnen passen. Alle

voorstellen tot behandeling worden verzameld en besproken. Onderlinge discussie over

noodzakelijkheid, wenselijkheid en haalbaarheid van die voorstellen maakt een

essentieel deel uit van het interdisciplinair overleg (Sunaert et al., 2004). Uiteindelijk

wordt bepaald wie wat zal doen (al dan niet met gedeelde verantwoordelijkheid) en hoe

dit in de praktijk zal omgezet worden. Het is belangrijk om de gemaakte afspraken en

zorgdoelen regelmatig op te volgen.

Wanneer er een interdisciplinair zorgplan opgemaakt wordt, is het van belang om

gestructureerd tewerk te gaan. Een duidelijke taakverdeling met heldere en eenduidige

zorgdoelen, geformuleerd volgens het SMART-principe (Grit, Guit & van der Sijde,

Page 37: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

29

2006; Van der Hulst & Wouda, 2006), is cruciaal. Een eenvoudig doch handig

instrument hierbij is de shared care decision matrix (Sunaert et al., 2004; Vyt, 2008;

Vyt, 2011), waarin overeengekomen behandeldoelen toegewezen worden aan één of

meerdere zorgverleners (zie figuur 4). Een tijdsaspect wordt vooropgesteld door ofwel

in het zorgdoel zelf aan te geven over welke periode men het doel wenst te bereiken of

door in de matrix een tijdsdoel op te nemen. Dit instrument stimuleert een goede

betrokkenheid van elk teamlid binnen het zorgverleningsproces (Vyt, 2008). Hierbij is

het van belang om de zorgdoelen zo resultaatgericht mogelijk te formuleren. In het

onderstaande voorbeeld zijn de doelen nog sterk activiteitgericht. Steeds moet men

onderling de vraag durven stellen wat men hiermee precies wenst te bereiken.

Figuur 4:

Shared care decision matrix (zie Vyt, 2008, 2011): Een interdisciplinair ontwerp voor een dysfagiepatiënt

waarbij de doelen en acties nog volgens SMART-criteria moeten worden geconcretiseerd.

De opgelijste zorgdoelen dienen „SMART‟ te zijn: specifiek, meetbaar, acceptabel,

realistisch en tijdsgebonden. Wanneer we dit toepassen op het bovenstaande voorbeeld

van een dysfagiepatiënt, is het dus vooreerst van belang de doelen specifiek op te

stellen. Dit betekent dat de te verlenen zorg duidelijk en helder geformuleerd staat.

Daarnaast moet het ook controleerbaar zijn of het doel bereikt is, daarom moeten

meetbare elementen geïntegreerd worden. Verder is het van cruciaal belang dat zowel

de teamleden, de patiënt zelf, als de familieleden achter elk geformuleerd doel staan en

deze ten volle aanvaarden. Het is ook aangewezen om in samenspraak met de patiënt

een tijdsaspect te vermelden, dit is wanneer men het doel graag gerealiseerd zou zien.

Page 38: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

30

Uiteindelijk moet men er rekening mee houden dat elke doel ook realiseerbaar is en

blijft. De patiënt moet in staat zijn om met het beschikbaar vermogen aan de eisen van

de zorgverlener te voldoen, en dit binnen het vooropgestelde tijdsdoel.

4.2 Het spanningsveld tussen standaardisatie en individualisatie

Figuur 5 illustreert de voorwaarden tot individualisatie en samenwerking in de praktijk,

samen met het spanningsveld tussen standaardisatie en individualisatie in de

patiëntgerichte zorg.

Figuur 5:

Het spanningsveld tussen standaardisatie en individualisatie

o In welke mate leert een discipline zorg individualiseren in de opleiding? M.a.w. is er

voldoende voorbereiding aanwezig in functie van patiëntgerichte zorg?

o In welke mate kan er geïndividualiseerd en samengewerkt worden? M.a.w. zijn de

nodige competenties bij de gezondheidswerker aanwezig wanneer deze in het

werkveld stapt?

o In welke mate wordt een discipline binnen de werksetting in staat gesteld om te

individualiseren en echt samen te werken? M.a.w. laat het management

individualisering toe of moet er een vast stramien gevolgd worden?

De aard en de kwaliteit van het contact tussen gezondheidswerkers en de patiënt

ondervindt invloed vanwege de structuur en procedures van de zorginstelling (Barnard,

Cruice & Playford, 2010). De mate waarin disciplines vanuit de organisatie

Leren individualiseren

Kunnen individualiseren

In staat gesteld worden om te

individualiseren

Page 39: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

31

aangespoord worden om zorgdoelen zo realiseerbaar mogelijk te maken en deze op te

stellen zodat ze aanvaardbaar zijn binnen de zorgsector, kan individualisering remmen.

Settings kunnen de nadruk leggen op kwaliteitsvolle zorg die zo weinig mogelijk

afwijkt van standaardprocedures of zorgtrajecten.

Om een optimaal resultaat te bekomen moeten de verschillende disciplines binnen een

team ook durven loskomen van de gestandaardiseerde paden. Gedurende een opleiding

in de medische en paramedische zorg worden bij elke diagnose standaardoplossingen

geformuleerd. Deze houden echter geen rekening met de individuele noden en wensen

van de patiënt. Bij volgende vragen moet worden stilgestaan: Zijn de vooropgestelde

doelstellingen uitvoerbaar bij deze patiënt? Wil de patiënt deze behandeling? Wat zijn

de prioriteiten van de patiënt zelf? Hoe omgaan met complexere stoornissen, met

eventueel tegenstrijdige doelstellingen? Opleidingen stimuleren studenten om

zorgdoelen zo gecontroleerd mogelijk op te stellen.

Zoals eerder vermeld leert het SMART-principe professionelen zoals logopedisten en

ergotherapeuten om op eenduidige manier doelen op te stellen die specifiek, meetbaar,

acceptabel, realistisch en tijdsgebonden zijn (Coussens et al., 2009). Dit maakt het voor

het management ook gemakkelijker om de performantie van het team te evalueren.

Maar is het mogelijk om steeds aan al de criteria van het SMART-principe te voldoen?

En heeft het dan geen zin om aan doelen te werken die mogelijks niet te realiseren zijn?

Veel resultaten van zorgdoelen zijn soms moeilijk meetbaar. Neem bijvoorbeeld

therapiedoelen bij een afasiepatiënt. Elke patiënt met afasie is uniek. Wanneer in

therapie op taalproductie en taalbegrip gewerkt wordt, is het moeilijk te voorspellen in

welke mate de taal nog hersteld kan worden en op welk tempo. Tijdsdoelen zijn hier

moeilijk vast te leggen en bovendien kunnen de therapeuten nooit garanderen dat het

therapiedoel bereikt zal worden en dus realiseerbaar is.

Page 40: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

32

4.3 Teamleden

Werken in team vraagt van elk teamlid een grote inspanning. Men moet in staat zijn

vertrouwen te hebben in elkaars deskundigheid en bijgevolg verantwoordelijkheden

deels over te dragen. Er moet samengewerkt worden als één geheel zonder evenwel de

eigen professionele identiteit te verliezen. Het is mogelijk dat de dominantie van andere

disciplines een deskundige in de hoek drijft, waardoor deze zijn specifieke taken

overlaat aan anderen. Teamleden moeten proberen een goed evenwicht te vinden tussen

de eigen professie en het werken in team (Drinka & Clark, 2000). Besluitvorming in

team die indruist tegen de eigen individuele overtuiging zorgt voor spanningen en het

ontstaan van een defensieve houding. Wanneer een teamlid zich gedwongen voelt steeds

toegevingen te moeten doen, is er ontevredenheid en is het mogelijk dat de inzet voor de

interprofessionele samenwerking getemperd wordt. Een onevenwicht in toegewezen

verantwoordelijkheden en roloverschrijding zijn mogelijke oorzaken van het aantasten

van de groepsdynamiek (Kvarnström, 2008). Wanneer niet elke discipline haar eigen

unieke inbreng kan geven aan het groepsgebeuren, dreigt de holistische visie op de

zorgvraag van de patiënt bovendien verloren te gaan.

Toch is het creëren van geïndividualiseerde totaalzorg niet gemakkelijk. Bepaalde

disciplines en hun specifieke zorgverlening zijn beter op elkaar af te stemmen dan

andere. Logopedisten en audiologen kennen elkaars werkveld beter dan andere

disciplines, omdat hun basisopleiding veel meer bij elkaar aansluit. Deze twee

disciplines kunnen bijvoorbeeld gemakkelijker onderling communiceren over de

revalidatie van een gehoorpatiënt en zijn realistischer in hoe de zorgdoelen op vlak van

spraak, het ontwikkelen of optimaliseren van auditieve vaardigheden enz. verdeeld

kunnen worden. De verpleegkundige daarentegen is een zorgverlener die instaat voor de

dagelijkse algemene zorg van de patiënt. Zijn opleiding is heel veelzijdig waardoor hij

ofwel vrijwillig heel veel zaken op zich neemt, ofwel juist voor heel veel zorgtaken

verantwoordelijk wordt gesteld door andere disciplines. Het komt erop aan in team te

exploreren wie wat op zich neemt, zonder dat een teamlid de grenzen van zijn discipline

overschrijdt of juist kerntaken van het eigen beroep aan een ander moet overlaten.

Hierbij moeten ook duidelijke afspraken gemaakt worden over hoe en tegen wanneer

iets gerealiseerd wordt en aan wie tussentijdse resultaten gerapporteerd moeten worden.

Page 41: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

33

Ook de samenhang tussen de verschillende teamleden is belangrijk. Het management

zal er bijvoorbeeld rekening moeten mee houden dat het regelmatig aanpassen van de

teamsamenstelling negatieve gevolgen kan hebben. Het opbouwen van onderling

vertrouwen vraagt tijd en is een niet te onderschatten voorwaarde voor efficiënt en

effectief werken. De teamleden bepalen ook zelf mee hoe coherent het team is. De

persoonlijke inzet speelt hierbij een grote rol. De mate waarin een logopedist eigen

ontwikkelingsdoelen en leerkansen ziet en wenst te benutten binnen teamwerk, zal een

motiverende factor zijn om zorgdoelen zo efficiënt mogelijk te plannen en uit te voeren.

Ook de wil om taken uit handen te geven of om zorgverlening te delen met een andere

discipline tot complementaire zorg is cruciaal. Teamleden kunnen ook erg verschillen in

hun karakter en visie, maar dan komt het er op aan conflicten of onenigheden op een

professionele manier op te lossen. Hiervoor is het belangrijk om over een teamcoach te

beschikken, of een dienstverantwoordelijke die dit aspect terdege behartigt. Het is niet

eenvoudig alle facetten rond teamwerk te evalueren. De Interprofessional Collaboration

Scale [IPC] (Kenaszchuk, Reeves, Nicholas & Zwarenstein, 2010) is een vragenlijst die

hierop georiënteerd is. Dit instrument wordt in hoofdstuk vijf in detail besproken.

4.3.1 Teamstructuur

Één enkele discipline is meestal onvoldoende voor een holistische totaalzorg (Xyrichis

& Lowton, 2008). Dat maakt de nood aan interdisciplinair samenwerken groter, al is dit

niet in elke setting mogelijk. Door het combineren van kennis, vaardigheden en

praktijkervaring van verschillende deskundigen kan men de beste uitkomst nastreven.

De structuur van een team kan heel verschillend zijn. Er zijn teams die heel

gestructureerd te werk gaan met een duidelijke planning en een duidelijke taak- en

verantwoordelijkheidsverdeling. Daarnaast zijn er teams die werken volgens een

flexibeler systeem waar iedereen een gelijke verantwoordelijkheid heeft. Welke

structuur het beste is, is o.a. afhankelijk van de grootte van het team, de karakteristieken

van de teamleden en de heterogeniteit binnen het team. Een gebrekkige planning en

organisatie, geen openheid tussen de teamleden, een tekort aan probleemoplossende

vaardigheden van de teamleden en conflicten binnen het team beïnvloeden het

werkproces negatief (Suddick & De Souza, 2007).

Page 42: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

34

Uit hoeveel leden het team bestaat moet op voorhand goed overdacht worden. Het zal

belangrijk zijn de grootte van het team te beperken tot de disciplines die effectief

noodzakelijk zijn bij het opbouwen en uitvoeren van het gezamenlijk zorgplan. Kleinere

teams slagen er vaker in beter te functioneren dan grotere teams (Molyneux, 2001;

Rutherford & McArthur, 2004). Het interactieproces en de disciplinespecifieke

informatieoverdracht zal hierbij mogelijks vlotter en eenduidiger verlopen. Het zal ook

belangrijk zijn erop toe te zien dat het team uit de juiste disciplines bestaat, om zorg op

maat van de patiënt te bekomen. Een team dat een grote professionele diversiteit kent,

geeft meer kans op effectief werken en patiëntgerichte zorg (Mickan, 2005). Enkel

disciplines die een reële bijdrage kunnen leveren maken deel uit van het kernteam of

van de vergadering. Elk multidisciplinair team zal meerdere patiënten behandelen.

Sommige van deze patiënten zullen niet behandeld worden door een logopedist. Het zou

dan ook onlogisch en vooral tijdverspillend zijn als deze bij de vergaderingen over deze

patiënten aanwezig is. Zijn tijd zou beter benut kunnen worden voor administratief of

voorbereidend werk. Dit vraagt natuurlijk enige organisatie, want deze redenering geldt

voor elke discipline.

Naast de disciplinegebonden taken van de teamleden moeten sommige leden ook andere

aanvullende, meer administratieve taken vervullen. Zo is het tijdens vergaderingen met

meerdere teamleden belangrijk een gespreksleider aan te duiden. Deze zorgt ervoor dat

elk teamlid aan bod komt en dat er niet afgeweken wordt van het onderwerp. Alle

bijdragen en opmerkingen die tijdens deze vergadering vermeld worden, worden

ordelijk en accuraat genoteerd door de notulist. Een ander voorbeeld van een

aanvullende taak is het zijn van de formele contactpersoon tussen het team en de

familie. Een efficiënte samenwerking is niet mogelijk wanneer disciplines niet op de

hoogte zijn van dergelijke bijkomende taken, elkaars beroepsprofiel en van

werkmethodes in groep. De motivatie en het verantwoordelijkheidsgevoel van elk

teamlid bepalen of de taken adequaat worden uitgevoerd. Goed teamwerk heeft ook een

goed leiderschap nodig. Een bekwaam persoon met managementvaardigheden en

leiderschapscapaciteiten, die het werkproces in goede banen leidt en erop toeziet dat

iedereen de kans krijgt zijn of haar toegewezen rollen op zich te nemen. Een gebrek

hieraan voorspelt een lagere effectiviteit (Mickan, 2005).

Page 43: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

35

4.3.2 Teamcultuur

Op organisatorisch vlak legt het management vaak procedures en regels op, waar

waarden en normen in vervat zitten. Het is van belang dat teamleden hun werking op de

organisatiecultuur kunnen afstemmen (Mickan & Rodger, 2000). Standaarden geven

een houvast en zorgen voor een meer gestructureerd verloop van de interprofessionele

samenwerking. Toch is het belangrijk dat deze opgelegde procedures geen belemmering

vormen voor de spontaniteit van het werkproces, het individualiseren van het zorgplan

en de flexibiliteit van werken binnen het team. Zo kunnen regels omtrent verslaggeving

mogelijks belemmeren in de informatieoverdracht of kan het time management voor de

geplande interdisciplinaire vergaderingen zo strikt zijn dat men tijdens een bijeenkomst

de kans niet krijgt om een volledige inbreng te geven of om verduidelijkingen te vragen.

Binnen een interdisciplinaire samenwerking met efficiënte teamcultuur moeten team-

leden bereid zijn ervaring en kennis uit te wisselen. Door met elkaar in dialoog te

treden, kunnen de verschillende teamleden van elkaar leren. Dit heeft als voordeel dat

niet enkel de kennis en vaardigheden van elk teamlid vergroten, maar ook dat de

kenniscapaciteit van het hele team stijgt. Hierdoor kunnen de teamleden handelen

volgens een gemeenschappelijk referentiekader (Dekkers & Bloemen, 2010). Dit houdt

niet in dat iedereen dezelfde opvattingen moet hebben. De meningen en opvattingen van

de teamleden kunnen, ook na discussie, verschillen.

De cultuur die binnen een organisatie heerst, heeft dus een invloed op de werking van

het team. Toch kan in principe elk team volgens Smits et al. (2003) functioneren binnen

welke cultuur dan ook. Stoker en Kolk (2003) onderscheiden drie vormen van leider-

schap. Een autoritaire leider neemt zelf alle beslissingen en deelt instructies uit. Binnen

het team is er geen ruimte voor initiatief en de teamleden hebben weinig inbreng bij de

besluitvorming. Bij democratisch of participatief leiderschap wordt er gestreefd naar

gezamenlijke beslissingen en heeft elk teamlid een inbreng bij de besluitvorming. De

leidinggevende fungeert hier meer als begeleider of coördinator. De leiderschapsstijl

„laisser faire‟ wordt gekenmerkt door weinig bemoeienis van de teamleider. Enkel

wanneer het strikt noodzakelijk is, grijpt hij in. Volgens Smits et al. (2003) ligt de

performantie hoger in teams waar er een persoonlijke cultuur (participatieve leider-

schapsstijl) heerst dan in meer bureaucratische teams. Door verantwoordelijkheden op

Page 44: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

36

een gepaste wijze over te dragen, krijgen de teamleden meer zelfvertrouwen en worden

ze meer autonoom in hun werk (Capko, 1996). Daarnaast leidt het participatieve

leiderschap tot meer tevredenheid op het werk, een grotere betrokkenheid en minder

burn-out (Stoker & Kolk, 2003).

4.3.3 Professionele ontwikkeling

Door verdere professionele ontwikkeling kunnen teamleden specialisten worden in een

specifiek domein van hun discipline. Het grote voordeel van specialisatie is dat deze

deskundigen een heel grote kennis hebben over dat specifieke onderdeel waarin zij zich

verdiept hebben. De literatuur wijst echter ook op een nadeel. Specialisatie heeft geleid

tot een fragmentatie tussen de beroepen, waardoor de patiënten minder holistisch

benaderd worden (Hilton, 1995; Mariano, 1989).

Naast de vooropgestelde doelstelling in functie van de behandeling van de patiënt, is het

ook belangrijk dat elk teamlid persoonlijke doelstellingen formuleert over het eigen

handelen. Door zichzelf in vraag te blijven stellen en uitdagingen aan te gaan, kan men

als individu groeien. Voorbeelden van persoonlijke doelstellingen zijn: stiptheid,

communicatievaardigheden, assertiviteit enz.. Daarnaast is binnen de gezondheidszorg

het concept „levenslang leren‟ heel belangrijk. Elke discipline moet zich, naast de

geziene theorie en praktijk in de opleiding, ook continu blijven bijscholen om „up to

date‟ te blijven. Kennis die men heeft verworven tijdens de opleiding kan al na vijf jaar

verouderd of achterhaald zijn. Om patiënten optimale zorg te kunnen geven is het van

belang dat elk teamlid zich blijft bijscholen. Niet enkel door bijscholingen,

wetenschappelijke artikels of boeken kan een teamlid bijleren. Ook het werken in team

is een leerkans op zich.

4.3.4 Interprofessioneel onderwijs

Interdisciplinair onderwijs of interprofessional education (Barr, 2002) draait om het

leren met, van en over elkaar (Morrisson, Lincoln & Reed, 2009). Heel wat opleidingen

laten hun studenten kennismaken met het werkveld, maar geldt dit ook voor

interdisciplinaire meetings? Universiteiten en hogescholen laten studenten logopedie op

verscheidene stageplaatsen ervaring opdoen, maar is het vanzelfsprekend dat zij daar

ook met interdisciplinair werken in contact komen? Een opleiding moet aandacht

schenken aan teamtraining en kansen creëren voor interprofessionele samenwerking, om

Page 45: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

37

een nog effectievere teamwerking te bekomen. Een grotere focus op de communicatie-

vaardigheden tijdens de opleiding van zorgverstrekkers kan volgens Rice et al. (2010)

een belangrijke component zijn tot de verbetering van de interprofessionele samen-

werking.

Dit zou ook een klimaat creëren waar interventies die leiden tot een verbetering van de

interprofessionele samenwerking een grotere slaagkans hebben (Rice et al., 2010).

Afgestudeerden die ervaring hebben met interdisciplinair werken, geven sneller hun

voorkeur aan deze vorm van samenwerking (Byrne & Pettigrew, 2010). Positief is dat

zowel de voor- als nadelen van teamwerk ingezien worden. De meerwaarde van werken

in team wordt erkend: zij zullen als teamlid bereid zijn om zich volledig in te zetten

voor het gezamenlijke doel, wat de efficiëntie van het werkproces bevordert.

Figuur 6:

Assertiviteit in team volgens cartoonist Martin (1979).

Assertiviteit is volgens Brenninkmeijer, van Oyen, Prein en Walters (2005) het

vermogen om de eigen belangen te verwoorden en ervoor op te komen.

Page 46: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

38

Hammick, Freeth, Koppel, Reeves en Barr (2007) gaven al aan dat de klinische praktijk

zelf een ideale setting zou kunnen zijn voor interprofessioneel leren bij studenten en

stagiairs. Toch zijn de eerste sporen van samenwerken al op heel jonge leeftijd terug te

vinden. In de lagere school leren kinderen werken in een „team‟. Dit aan de hand van

groepstaken of het uitbouwen van projecten. Vanuit levenservaring leer je dus al

samenwerken met andere mensen. Elk teamlid heeft zijn eigen karakter en persoon-

lijkheid. Zo zal de ene dominanter zijn, de andere eerder verlegen en introvert. Om tot

een doeltreffende teamwerking te komen, moet hier een balans tussen gevonden

worden. Men moet zich met andere woorden assertief opstellen (zie figuur 6).

Studenten logopedie uit Australië en de Verenigde Staten die deelnamen aan een

onderzoek van Morrison, Lincoln en Reed (2009) gaven, naast levenservaring, ook

practica, de universiteit en werkervaring aan als plaatsen/gebeurtenissen waarin zij

geleerd hebben hoe in een team te functioneren. De studenten gaven dus aan dat ze

verschillende kansen kregen om de vaardigheden van het werken in teamverband te

leren. Het werd ook duidelijk dat ervaring binnen de klinische praktijk studenten juist

die kennis, vaardigheden en attitudes kan meegeven waar werkgevers naar zoeken.

Toch voelen zowel de studenten als de werkgevers aan dat men na het afstuderen

onvoldoende voorbereid is op het werken in teamverband (Morrison et al., 2009).

4.3.5 De logopedist als teamlid

Binnen het teamproces blijft de roldefiniëring van de verschillende disciplines

belangrijk. Dit is essentieel bij het interdisciplinair samenwerken. Conflicten ontstaan

wanneer de professionele identiteit van een deskundige verwaarloosd wordt (Field &

West, 1995; Wiles & Robinson, 1994). Het komt vaak voor dat teamleden elkaars rollen

en verantwoordelijkheden binnen het team niet duidelijk kunnen aflijnen (Reeves, Rice,

Gotlib, Lee-Miller, Kenaszchuk & Zwarenstein, 2009). Het vooropstellen van duidelijk

omschreven doelen en objectieven helpt die rollen uit te klaren en voorziet het team van

een heldere visie (West & Markiewicz, 2004).

Het is en blijft een uitdaging voor het management van de gezondheidsinstelling om het

beroepsprofiel van de verschillende disciplines binnen het team transparanter te maken.

Ook opleidingen zouden aan studenten meer informatie moeten verschaffen over wie

hun toekomstige collega‟s zijn en op welke manier er samengewerkt kan worden.

Page 47: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

39

Ferguson, Worrall en Sherratt (2009) onderzochten de bijdrage van elke discipline aan

het interdisciplinair overleg binnen de setting van neurologische revalidatie, met

specifieke focus op de rol van de logopedist. Uit de resultaten bleek dat de bijdrage van

elk teamlid overeenstemde met de verwachtingen die men zou hebben gebaseerd op het

beroepsprofiel van elke deskundige (Ferguson et al., 2009). Een discipline nam het

voortouw waar haar expertise nodig was, maar was evengoed in staat mee te denken

i.f.v. het interdisciplinaire doel. Opvallend hierbij was echter dat de logopedist er bij het

overleg over communicatiedoelen eerder alleen voor stond. Om de communicatie met

de patiënt te verbeteren, moet de logopedist de andere teamleden dus informeren over

hoe het communicatieproces gefaciliteerd kan worden. Goede interactie met de patiënt

is binnen het revalidatieproces voor alle disciplines van belang (Ferguson et al., 2009).

Het zal nodig zijn zijn specifieke kennis rond de problematiek te delen met zijn

teamgenoten, zodat ze zien dat ook zij een aandeel hebben in het zorgdoel. Enkel op die

manier is elke teamlid actief betrokken en kan de zorg geoptimaliseerd worden.

4.4 Het teamproces

Het is niet voldoende dat teamleden van een interdisciplinair team een meeting plannen,

elkaar meedelen welke zorg reeds aan de patiënt werd verleend en vervolgens gewoon

verdergaan met het zorgplan zoals zij het voorzien hadden. Besluitvorming is geen

eenmanszaak meer (zie figuur 7). Als deskundige maakt men deel uit van een groep die

zich inzet voor een gemeenschappelijk doel.

Er wordt gestreefd naar het opstellen van geïndividualiseerde zorgdoelen die men

samen, elk vanuit de eigen deskundigheid, probeert te verwezenlijken. Via informatie-

overdracht, onderhandeling, discussie en overleg wordt een synergie gecreëerd, die een

meerwaarde hoort op te leveren.

Page 48: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

40

Figuur 7:

Besluitvorming binnen het teamproces

De eerste stap naar het opstellen, evalueren en aanpassen van goede zorgdoelen is een

degelijke en eenduidige informatieoverdracht tussen de verschillende disciplines.

Hierbij is het van belang dat juist die gegevens die relevant zijn om tot zorg op maat te

komen uitgewisseld worden. Het gaat hier bijvoorbeeld over anamnesegegevens,

onderzoeksresultaten, therapie-inhoud, gemaakte vorderingen, waargenomen problemen

en belangrijke aandachtspunten vanuit het perspectief van elk teamlid. Als tweede stap

wordt onderhandeld over de geïndividualiseerde zorgdoelen. Dit wordt gezien als een

brainstormmoment, waarbij elke discipline aangeeft wat zij belangrijk acht voor

therapie. Op deze manier worden de visies van de teamleden op de individuele noden en

behoeften van de patiënt verzameld. Een volgende stap bepaalt wie welk aandeel heeft

bij het uitvoeren van de gedeelde zorgdoelen. Vaak ontstaan conflicten gezien taken

binnen eenzelfde zorgdoel kunnen overlappen en bijgevolg door meerdere disciplines

volbracht kunnen worden. Het komt erop neer via overleg op professionele wijze tot een

consensus te komen. Taken worden verdeeld, uitgeklaard en geïntegreerd binnen het

gezamenlijk zorgplan, waaraan elke discipline zijn steentje bijdraagt. Het resultaat van

die samenwerking is meer dan de som van alle individuele prestaties (Ferguson et al.,

2009).

Zorgdoel

Overleg

IntegratieInformatie

Page 49: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

41

4.4.1 Het interactieproces

Door het bundelen van kennis en vaardigheden wordt de patiënt op een holistische wijze

benaderd door het team. Het interactieproces tussen de verschillende disciplines is

hierbij een belangrijk element. Zowel formele als informele onderlinge contacten

dragen bij tot het uitwerken en uitvoeren van het best passende zorgplan.

Communicatie is mogelijk één van de meest cruciale factoren die de samenwerking

tussen de verschillende disciplines kan vergemakkelijken (Molyneux, 2001). Auteurs

omschrijven goede communicatie als een basiskarakteristiek voor efficiënt en effectief

teamwerk (Clarke, 2010; Mickan & Rodger, 2000; Mickan & Rodger, 2005; Nelson,

2010). De klassieke definitie van communicatie volgens Oomkes (1987) is: “De

uitwisseling van symbolische informatie die plaatsvindt tussen mensen die zich van

elkaars onmiddellijke of gemedieerde aanwezigheid bewust zijn.” Zowel de frequentie

en de timing als de manier waarop gecommuniceerd wordt, kan de teamwerking positief

of negatief beïnvloeden. Effectieve teamwerking wordt in de hand gewerkt door o.a.

updates (briefings), vergaderingen en discussies (Suddick & De Souza, 2007).

Opdat de informatieoverdracht zou slagen moeten zowel zender als ontvanger bereid

zijn om te communiceren en openstaan voor de communicatie. Daarnaast moeten ze in

een voor elkaar begrijpbare taal met elkaar communiceren. Zo zal de communicatie

tussen een logopedist en de patiënt anders verlopen dan die tussen een logopedist en een

audioloog. Een audioloog heeft in zijn opleiding en uit ervaring een grotere kennis over

het medisch en paramedisch jargon verkregen, wat de patiënt niet heeft. Toch moet men

ook tussen medici en paramedici opletten voor misverstanden in vakjargon.

Hoe de interactie verloopt, kan afhankelijk zijn van verschillende factoren. De

teamleden moeten in staat zijn informatie op heldere en eenduidige manier over te

brengen, met als doel transparantie te creëren over de eigen vorderingen en plannen

voor de zorg. Flexibiliteit, een actieve luisterhouding en respect voor elkaar zijn cruciale

factoren. Voor competitie en onderlinge machtsstrijd is binnen een teammeeting geen

plaats. Het teamproces moet elke discipline in staat stellen haar bijdrage te leveren.

Probleemoplossend denken moet een vaste waarde zijn en meningsverschillen moeten

deskundig opgelost worden.

Page 50: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

42

Wat het interactieproces betreft, heeft Molyneux (2001) het o.a. ook over een „gedeeld

notatiesysteem‟, waarbij teamleden de eigen specifiek geleverde zorg aan de patiënt

neerschrijven in een centraal dossier. Door het opstellen van een patiëntendossier met

alle nodige documenten en verslagen kunnen misverstanden vermeden worden. Dit

verhoogt de efficiëntie, aangezien elke deskundige op de hoogte is van wie welke zorg

toegediend heeft en wanneer, waardoor zorg beter op elkaar afgestemd kan worden.

Naast deze „joint case notes‟ (Molyneux, 2001), is ook „joint goal setting‟ (Wade, 1998)

van belang binnen een interdisciplinair revalidatieteam. We zien bovendien dat er een

evolutie plaatsvindt van een papieren naar een elektronisch patiëntendossier [EPD]

(Rabbitt Wenzel, 2002). Binnen de gezondheidszorg krijgt dit EPD steeds meer aanzien

(Terry et al., 2008), daarom wordt het wat verder in dit hoofdstuk besproken.

4.4.2 De SCRIPT-methode

Om de interprofessionele samenwerking te verbeteren, werd door een Canadees team de

SCRIPT-methode (Structuring Communication Relationships for Interprofessional

Teamwork) ontwikkeld (Reeves et al., 2007). Via optimalisatie van het communicatie-

proces wil men de werkrelaties tussen hulp- en zorgverleners verbeteren (Zwarenstein et

al., 2007). De SCRIPT-methodiek is een communicatieprotocol, bestaande uit vier

stappen (zie figuur 8): een discipline stelt zich voor bij naam, verduidelijkt haar rol

binnen het team, legt specifiek uit welke aanwezige problemen van de patiënt binnen

haar unieke professie vallen en hoe zij deze zou aanpakken en vraagt uiteindelijk

feedback over de voorgestelde aanpak aan de andere participanten (Zwarenstein et al.,

2007).

Figuur 8:

De vier stappen van de SCRIPT-methodiek (Zwarenstein et al., 2007)

Volgens de SCRIPT-methode zal een verbeterde communicatie tussen teamleden ervoor

zorgen dat het problem solving proces beter en vlotter verloopt en zal ook

patiëntgecentreerde zorg gestimuleerd worden. De interventie van Rice et al. (2010)

Name Role Issue Feedback

Page 51: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

43

focuste zich op de communicatie en samenwerking buiten de geplande team-

vergaderingen en had als doel patiëntgerelateerde communicatie en samenwerking

binnen de algemene interne geneeskunde te verbeteren. Toch blijkt uit latere

rapportering dat na implementatie van de methodiek de verwachte positieve resultaten

op vlak van communicatie uitblijven. Andere beïnvloedende factoren zoals de aan-

wezige interprofessionele hiërarchie en de daarbij horende weerstand bij zorgverleners

(o.a. bij artsen uit vrees autoriteit te verliezen), tijdstekort, werkdruk en een weinig

stimulerende werkomgeving tot goede interprofessionele relaties zorgen ervoor dat de

vier stappen van de interventie niet (goed) uitgevoerd worden. Op deze manier stokt de

communicatie tussen teamleden en verloopt de samenwerking nog steeds anoniem en te

los van elkaar.

4.4.3 The opportunistic dialogue

Formeel overleg tussen disciplines over een patiënt en zijn zorgplan is noodzakelijk.

Toch is het maar de vraag of contacten tussen deskundigen altijd gepland moeten zijn,

want naast formele meetings kunnen ook informele contacten nuttig zijn. Tijdens deze

informele, ongeplande interacties doen zich heel wat kansen voor tot interprofessionele

communicatie (Zwarenstein et al., 2007). Het Hub & Spoke model van Clarke (2010)

stelt „the opportunistic dialogue‟ centraal om tot een effectieve teamstructuur en goed

teamfunctioneren te komen. Dit betekent dat interacties tussen disciplines ongedwongen

verlopen en vooral gepland worden op momenten dat deskundigen het tijd achten om de

revalidatie van de patiënt te bespreken. Het is een mogelijkheid dat twee gezondheids-

werkers, wiens zorg op elkaar afgestemd is of hoort te zijn, elkaar op de hoogte houden

van het vorderingsproces van de patiënt en onderling verder afspraken maken die vooral

hun vakgebied aanbelangen. Op deze manier is er een eenvoudige maar doeltreffende

informatieoverdracht, die meteen de juiste personen bereikt en waarbij indien nodig

extra uitleg gevraagd kan worden.

4.4.4 De autonomie van de patiënt

Of een team effectief werkt, wordt door verschillende partijen anders beoordeeld. Voor

de patiënt is het team in zijn opzet geslaagd wanneer de verkregen zorg tegemoet komt

aan zijn noden en behoeften. Het management binnen de organisatorische setting

daarentegen beoordeelt de performantie vaak door na te gaan of de vooropgestelde

Page 52: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

44

zorgdoelen behaald zijn en of dit bovendien gebeurd is volgens de regels en procedures

die de organisatie oplegt (Mickan, 2005). De focus ligt hier dan meer op het objectieve

resultaat volgens professionele standaarden en is eerder prestatiegericht. Ideaal zou zijn

dat beide invalshoeken in beschouwing genomen worden. Wanneer volgens het

management en het team een zorgdoel behaald is, is het niet vanzelfsprekend dat de

patiënt deze mening deelt. Hier komt het belang van het betrekken van de patiënt bij het

opstellen, uitvoeren en evalueren van het zorgplan naar voor. De patiënt zou de

verantwoordelijkheid moeten krijgen om de eigen zorg mee te organiseren, of moet

alleszins de kans krijgen inspraak te hebben wanneer hij dit wenst (Broekaert & van

Hove, 2005; Gennep & van Hove, 2000).

Men kan zich dus de vraag stellen of het aangewezen is patiënten te betrekken bij

teammeetings. Mogelijk kunnen zij essentiële informatie verschaffen die helpt om de

zorgdoelen te optimaliseren. In Engeland wordt hun betrokkenheid bij het opstellen van

die doelen al meer dan een tiental jaren gezien als een standaardprocedure binnen de

gezondheidszorg (Department of Health, 1997). Het probleem is echter dat zelfs als de

patiënt de kans krijgt om een interdisciplinaire meeting bij te wonen, hij amper zijn

wensen kan doorvoeren. Onderzoek toont aan dat hier zelden effectief rekening mee

gehouden wordt en dat doelen vaak vooral of uitsluitend opgesteld worden naar de visie

van de verschillende disciplines binnen het team (Barnard et al., 2010). Dit is niet

onlogisch. Als deskundige handelt men in het welzijn van de patiënt. Men baseert zich

hiervoor op basiskennis uit de opleiding en reeds verzamelde kennis uit het werkveld.

Door hun professionaliteit slaagt men erin het vertrouwen van de patiënt te winnen en

die te overtuigen dat men weet wat men doet. Dit wordt in de hand gewerkt door

regularisering en standaardisering van het teamproces, opgelegd door het management.

Uit onderzoek van Barnard et al. (2010) bleek dat de fysieke aanwezigheid van de

patiënt bij teammeetings geen duidelijke invloed had op het eindresultaat van de

geformuleerde zorgdoelen. De doelstellingen bleven hoofdzakelijk bepaald door het

behandelende team. Zo moesten de doelstellingen haalbaar zijn en in overeenstemming

zijn met de standaardnormen om te voldoen aan kwaliteitsvolle zorg. Maar wat is

kwaliteitsvolle zorg? En is de interpretatie hiervan door de patiënt niet anders dan die

van het behandelende team en/of dat van het management? De visie van de patiënt op

Page 53: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

45

de eigen mogelijkheden kan zeker een belangrijke rol spelen. Zelfkennis kan ertoe

bijdragen te bepalen of een doel persoonlijk realiseerbaar is of niet. Op één of andere

manier is het dus van belang dat er contactmomenten georganiseerd worden tussen het

team en de patiënt, of dat de intenties, werking en vooruitgang van het team tenminste

helder gecommuniceerd worden naar de patiënt toe. Het is hun verantwoordelijkheid

transparantie te creëren rond het teamproces, zodat de patiënt op de hoogte is van de

gang van zaken, medeverantwoordelijk gesteld wordt en een inbreng kan geven waar

nodig. Dit verhoogt de individualisatie van de zorg en geeft meer kans op een goed

resultaat. Ook het versoepelen van de standaardisering is een mogelijkheid. Een doel

kan misschien niet aan alle criteria van het SMART-principe voldoen, maar kan wel van

grote waarde zijn voor de patiënt om te bereiken. Het is belangrijk teamleden de kans te

geven om een kwalitatief hoogstaand zorgplan op te bouwen en tegelijkertijd op de

persoonlijke noden en behoeften van de patiënt in te spelen.

4.4.5 Videoconferencing

Binnen de gezondheidszorg heeft elke discipline het druk met het uitvoeren van het

interprofessioneel zorgplan. Het is door die drukke werkroosters niet altijd mogelijk om

bij elke teamvergadering fysiek aanwezig te zijn. Daarbij komt dat betrokken

zorgverleners vaak werkzaam zijn op plaatsen die op een grote afstand van elkaar

liggen. Om interprofessionele samenwerking tussen deze zorgverleners te verbeteren,

werd het gebruik van videoconferencing onderzocht (Careau et al., 2008). Op deze

manier worden zelfs interprofessionele vergaderingen tussen of overheen verschillende

instellingen mogelijk gemaakt.

De effectiviteit van videoconferencing i.f.v. het opstellen en opvolgen van een

gemeenschappelijk zorgplan werd reeds aangetoond via hoge productiviteitscijfers van

dergelijke teammeetings (Careau et al., 2008; Careau, Dussault & Vincent, 2010).

Conflictsituaties of discussies rond irrelevante kwesties kwamen zelden voor, het

gemeenschappelijk zorgplan stond centraal (Careau et al., 2010). Videoconferencing

staat ook achter het principe van empowerment voor de patiënt. Indien deze ertoe in

staat is en dit wenst, maakt hij deel uit van de teammeeting. Wanneer dit het geval is,

blijkt de patiënt dan ook de hoogste participatiegraad te behalen (Careau et al., 2010).

Page 54: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

46

Het visueel contact tussen de zorgverleners en de patiënt wordt gezien als een belangrijk

voordeel. Een teamleider zal de vergadering uiteindelijk in goede banen leiden.

4.4.6 Het feedbackmechanisme

Het volledige team, de afzonderlijke disciplines en het management hebben baat bij

regelmatige zelfevaluatie en feedback. Elke actie die het team of een individu uitvoert,

kan bewust of onbewust, intentioneel of automatisch, feedback opleveren (Anseel,

2010). Deze feedback kan gegeven worden door de teamleden zelf of het management,

maar ook door de patiënt en familieleden. Wanneer de teamleden en het management

feedback geven, is het belangrijk dat ze dit op een constructieve manier doen. Dit

betekent dat de ontvanger van de feedback begrepen heeft wat de positieve of negatieve

feedback inhoudt en hoe hij zijn gedrag of prestatie kan bijsturen (Anseel, 2010).

Het Healthy Teams Model (Mickan & Rodger, 2005) omschrijft het hebben van een

missie, de daaraan gekoppelde doelen om die missie te bereiken, een goed leiderschap,

heldere en vlotte communicatie, cohesie en wederzijds respect onder de teamleden als

de zes essentiële karakteristieken van een effectief team. Deze zes karakteristieken

worden gekoppeld aan vier overkoepelende thema‟s: de organisatorische context, het

teamproces, de teamstructuur en de individuele bijdrage van elk teamlid. Dit model kan

een hulp zijn om zelfreflectie en evaluatie van het teamproces te stimuleren. De

beschreven karakteristieken kunnen bij de reflectie als basis dienen om de eigen

teamwerking te evalueren. Door de link met de thema‟s kunnen verbeteracties

geformuleerd en uitgevoerd worden die inspelen op de juiste oorzakelijke factor.

De performantie van het interdisciplinair team kan op verschillende manieren gemeten

worden. Enerzijds kan een effectieve werking nagegaan worden door te kijken of de

vooropgestelde zorgdoelen van het gemeenschappelijk zorgplan bereikt zijn. Hier rijst

de discussie wie betrokken moet worden bij de beslissing of een zorgdoel al dan niet

bereikt is. Hoewel de disciplines over de nodige objectieve deskundigheid beschikken

om hierover te beslissen, is het vaak het geval dat ook de subjectieve mening van de

patiënt en zijn familie aan bod moet komen. Anderzijds kan de performantie nagegaan

worden door de werkmethode te controleren op zijn efficiëntie en effectiviteit. De focus

ligt dan meer op het teamproces dan op het resultaat. Guzzos (1986) spreekt in dit geval

respectievelijk over „ultimate effectiveness‟ (outcome) en „intermediate effectiveness‟

Page 55: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

47

(teamproces). Of het team al dan niet goed presteert, zal een invloed hebben op al wie

bij de interprofessionele samenwerking betrokken is: het team en de teamleden, de

patiënt, maar ook de organisatorische setting zelf (Suddick & De Souza, 2007).

Uiteindelijk moet elke betrokken persoon de uitdaging aangaan en bereid zijn zowel de

voor- als nadelen van teamwerk te aanvaarden (Barr, 1997).

Barrières voor effectief en efficiënt teamwerk binnen de revalidatie zijn volgens

Suddick en De Souza (2007) o.a. miscommunicatie tussen teamleden, de patiënt en het

management, gebrek aan organisatorische vaardigheden en planning van zorgdoelen

binnen het team en een tekort aan een duidelijk beleid, protocollen of richtlijnen ter

ondersteuning van het werkproces. Een voorbeeld van zo‟n barrière kan zijn het slecht

plannen van een vergadering, zoals volgende casus illustreert:

De zorgcoördinator van een revalidatiecentrum organiseert een bijkomende vergadering om het

nieuwe uurrooster van het komende schooljaar te bespreken. De wekelijkse teamvergadering

gaat telkens door op maandagnamiddag. Alle teamleden hebben al bevestigd dat ze aanstaande

maandag op de wekelijkse teamvergadering aanwezig zullen zijn. Daarom organiseert hij de

vergadering aanstaande maandag tijdens de middagpauze. Hierbij houdt hij echter geen

rekening met de individuele agenda van de therapeuten. Doordat de logopedisten

maandagvoormiddag op bijscholing zijn, kunnen ze niet op tijd aanwezig zijn. Dergelijke

voorvallen kunnen voor veel frustratie zorgen.

4.4.7 Interprofessional tension

Professionelen die deel uitmaken van een interdisciplinair team moeten niet naast

elkaar, maar met elkaar (leren) werken. Om een coherent geheel te vormen is kennis

over en respect voor elkaars rol belangrijk. Uit exploratief onderzoek van Reeves et al.

(2009) blijkt dat gezondheidswerkers onvoldoende kennis hebben over de specifieke

inbreng van collega‟s bij de gemeenschappelijke zorg voor patiënten. Namen van

teamleden zijn niet gekend of men slaagt er niet in de juiste professie aan de juiste

persoon te koppelen. Soklaridis, Oandasan en Kimpton (2007) gebruikten eerder al de

term interprofessional tension om het probleem van onwetendheid over elkaars rollen

aan te duiden. Om dit te voorkomen is het van belang dat studenten logopedie,

ergotherapie, psychotherapie enz. tijdens hun opleiding leren met wie ze later zullen

samenwerken en hoe deze disciplines met hun kennis en vaardigheden de eigen

deskundigheid kunnen aanvullen. Deze kennis vermijdt verwarring rond de bijdrage van

Page 56: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

48

elke discipline binnen het teamproces en voorkomt dat studenten met een bepaald

stereotiep beeld van een bepaalde discipline het werkveld betreden.

Er kunnen zich barrières voor het verloop van samenwerking voordoen wanneer

onderlinge competitie of jaloezie ontstaat, als de ene discipline zich dominanter gaat

opstellen dan de andere of als besluitvorming moeizaam verloopt. Deze zaken kunnen

incorrecte stereotypieën die de ene discipline van de andere heeft nog versterken, en

komen de samenwerking dus zeker niet ten goede (Mickan & Rodger, 2005).

Onwetendheid over elkaars deskundigheid en onderlinge competitie is dus ook de bron

van dergelijke negatieve gevolgen (Mickan & Rodger, 2005).

4.5 De organisatorische context

Het interdisciplinair werken in team ondervindt invloeden van zowel de externe

omgeving als van interne factoren. Het werd reeds duidelijk dat de samenstelling van

het team, hun eigenschappen en werkmethodes van belang zijn. Leiderschap speelt een

cruciale rol binnen teamwerk voor o.a. het verkrijgen van cohesie onder de teamleden.

Een leider kan richting geven aan het werkproces via het vooropstellen van bepaalde

professionele verwachtingen. Teamleden moeten via efficiënt en hecht samenwerken

aan deze verwachtingen proberen te voldoen. Toch blijft het de vraag of de performantie

van een team niet grotendeels bepaald wordt door de setting waarbinnen het moet

functioneren. Ook de beheerders van de organisatie en disciplinespecifieke supervisie

worden namelijk gezien als beïnvloedende factoren (Smits et al., 2003). Hoewel uit de

literatuur blijkt dat teams een hogere performantie bereiken binnen een setting die een

eerder persoonlijke niet-bureaucratische sfeer nastreeft, zijn interdisciplinaire teams in

staat binnen eender welk type organisatiecultuur te presteren (Smits et al, 2003; Strasser

et al., 2005). Uit onderzoek van Smits et al. (2003) blijkt dat de afwezigheid van een

bureaucratische organisatiecultuur de samenhangendheid van het team positief

beïnvloedt. In het PROSE kwaliteitsmodel wordt expliciet aandacht besteed aan deze

organisatorische randvoorwaarden (Vyt, 2011), via items uit de vragenlijst over

algemene en personele voorwaarden voor teamwerking en de overlegcultuur. In tabel 1

zijn enkele voorbeelditems opgenomen.

Page 57: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

49

Tabel 1: Vijf items uit de vragenlijst Algemene en personele voorwaarden voor teamwerking en de

overlegcultuur van de PROSE-bevragingsset Interdisciplinair samenwerken (Vyt, 2011).

Item 1 2 3 4 5

1

De afdeling beschikt per gezondheidswerker over specifieke functieprofielen

met duidelijke vermelding van taken en verantwoordelijkheden.

O

O

O

O

O

2 Op onze afdeling worden de teams op een goede manier gecoördineerd en

(be)geleid.

O O O O O

3 Teamwerk wordt gestimuleerd/ondersteund door het management als een

essentieel element in de afdeling.

O O O O O

4 Op onze afdeling wordt er op een goede manier omgegaan met kritiek: er is

een open en constructieve cultuur waarbij kritiek geuit en beluisterd wordt.

O O O O O

5 We werken als team in een werksituatie die ons goed toelaat om effectief in

team te werken.

O O O O O

4.5.1 Invloed op het teamproces

Het verloop van een teammeeting en het al dan niet bereiken van de zorgdoelen hangt

niet enkel af van de persoonlijke inzet van elk teamlid. Ook de organisatie waarbinnen

het team functioneert oefent een sterke invloed uit. Een interprofessionele

samenwerking binnen de setting van revalidatie wordt beïnvloed door zowel klinische,

culturele als organisatorische factoren (Sinclair et al., 2009). Zou een performant

interdisciplinair team in de ene setting dezelfde resultaten (kunnen) behalen in een

andere setting? Als dit niet zo is, is de kans groot dat in een specifieke setting het

teamproces afgestemd is op de missie van de organisatie en/of op regels en procedures

die het management vooropstelt. De missie en doelen van het management kunnen de

aard en de sfeer van een meeting karakteriseren en specifieke zaken tijdens die

bespreking als prioriteit naar voor schuiven. Men kan zich dan de vraag stellen of het

zomaar is toegestaan om gekende positieve eigenschappen van een goed team te

generaliseren naar een ander team. Juist die kenmerken die de bouwstenen vormen voor

goed interdisciplinair teamwerk zouden ontdekt moeten worden en als voorwaarde

moeten gelden voor elk team binnen eender welke setting. Daarna is het de taak en

verantwoordelijkheid van elk teamlid om de werking binnen het eigen team verder te

verfijnen en aan te passen aan de specifieke setting.

Page 58: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

50

4.5.2 Motiveren

Het is belangrijk een goed inzicht te hebben in de voordelen van interprofessioneel

teamwerk, zodat deze een stimulans kunnen zijn om deze vorm van samenwerken te

integreren binnen andere settings die er minder vertrouwd mee zijn. Wanneer

zorgverleners gemotiveerd zijn om zich ten volle in te zetten voor het gemeen-

schappelijk zorgplan, is het de taak van het management van die organisatie om deze

positieve ingesteldheid te behouden en nog te versterken. Dit kan door de teamwerking

voldoende te ondersteunen, te begeleiden en op te volgen. Ook studenten geven aan dat

efficiënt teamwerk, naast goede communicatie tussen de disciplines, moet steunen op

een goed uitgebouwd management (Byrne & Pettigrew, 2010). Dit management zal

uiteindelijk het initiatief moeten nemen om het teamwerk in goede banen te leiden, via

een beleid waar doelgericht en efficiënt samenwerken prioritair is.

We kunnen ons echter de vraag stellen of efficiënt en effectief teamwerk steeds te

bereiken is met ondersteuning van procedures en regels. Zou de kans op verhoogde

performantie niet groter zijn wanneer het team zelf kan uitzoeken hoe de beste

resultaten bereikt worden? Een interdisciplinair team, onderzocht door Molyneux

(2001), gaf reeds aan dat het ontbreken van beoordelingscriteria en richtlijnen hen de

kans gaf om als team creatiever naar buiten te treden op vlak van werkmethodes. Toch

is het ook in zo‟n situatie belangrijk dat het management het interprofessionele

teamwerk in haar werking ondersteunt en aanmoedigt.

In de planning van de interprofessionele samenkomsten moeten er voldoende momenten

voorzien worden om er zeker van te zijn dat alle nodige informatie overgedragen wordt

om tot een goed zorgplan te komen. Als er zich discussies of conflicten voordoen, moet

het management het team motiveren om op een constructieve manier uit die situatie te

geraken, via het toepassen van een respectvolle dialoog en degelijke problem solving.

Dit op zich kan voor de teamleden een leerrijke ervaring zijn en een dergelijke positieve

uitkomst kan het teamwerk sterker maken.

Ook in de context van de gezondheidszorg kan het principe van levenslang leren dus

toegepast worden: “Betrokkenheid bij interprofessionele samenwerking brengt voor de

deskundige levenslang leren met zich mee en ervaring met het managen van

probleemsituaties zijn leerkansen.” (Kvarnström, 2008).

Page 59: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

51

Er is dus nood aan een passende structuur die de interprofessionele samenwerking

voldoende ondersteunt. Ook beloningssystemen kunnen van waarde zijn en de motivatie

verhogen. Om een effectieve werking te behouden, moeten er voor het team uiteindelijk

ook kansen geboden worden om zichzelf verder te ontplooien tot flexibele, respectvolle

en responsieve werkkrachten (Mickan & Rodger, 2005).

4.5.3 Feedback en bijsturing

Binnen een organisatie is zowel neerwaartse als opwaartse communicatie nodig

(Anseel, 2010). Via neerwaartse communicatie geeft de manager belangrijke informatie

door. Voor de teamleden kan dit betekenen dat zij op de hoogte gehouden worden van

o.a. regels en procedures, wensen van het management en geplande activiteiten i.f.v. het

optimaliseren van de teamwerking, zoals teambuilding sessies en bijscholingen. Ook

opwaartse communicatie is van belang, zodat het management op de hoogte blijft van

de performantie van het team en hoe teamleden het werkproces ervaren. Al deze

informatie kan helpen om het teamproces bij te sturen en te verbeteren.

Mogelijkheden voor het management zijn het geven van opbouwende feedback en het

formuleren van richtlijnen, het organiseren van teambuilding sessies, het regelmatig

evalueren van de performantie van het team en de tevredenheid van elk teamlid over de

eigen bijdrage binnen het team. Het management zou bijvoorbeeld, naast de eigen

evaluatie van het team, kunnen nagaan wat de visie is van de teamleden over de

samenwerking en hun plaats en functioneren binnen het team. Hierdoor kan positieve

opbouwende feedback geformuleerd worden en wordt ook duidelijk of een inefficiënte

werking van het team te wijten is aan het algemene teamproces of beïnvloed wordt door

onenigheden onderling. Het management kan hier dan op inspelen en leerkansen

creëren.

4.5.4 Handhaven van het teamproces

De performantie van een interdisciplinair team zal ook bepaald worden door het verloop

van het teamproces. Het management zal moeten instaan voor een goede coördinatie

van de teamactiviteiten en het plannen van zowel formele als informele contact-

momenten voor goede informatieoverdracht. Hierdoor worden alle disciplines bij het

opstellen van het gezamenlijk zorgplan betrokken en vertrekken ze vanuit dezelfde

basiskennis. Dit zal de communicatie tussen de teamleden positief beïnvloeden (Mickan

Page 60: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

52

& Rodger, 2000). Er is nood aan een hecht en toegewijd team, met teamleden die dicht

bij elkaar staan, die steun bieden waar nodig en die samen op een respectvolle wijze

conflicten kunnen handhaven.

Wanneer de organisatorische instanties binnen het team een bepaalde hiërarchie laten

ontstaan, de teamleden geen controle geven over de samenstelling en grootte van het

team en veranderingen doorvoeren op organisatorisch vlak zonder inspraak van de

teamleden toe te laten, kan dit de effectieve en efficiënte werking van de groep

belemmeren (Kvarnström, 2008). Het management moet er voor zorgen dat elke

discipline erkend wordt in haar specifieke taken en rollen en de nodige hulpmiddelen

aanreiken om de interdisciplinaire samenwerking zo efficiënt mogelijk te laten

verlopen. Hierbij is het belangrijk dat het management de ene discipline niet hoger

waardeert dan de andere. Elke deskundige moet zich een volwaardig lid van het team

voelen en ervaren dat men ondanks de interprofessionele samenwerking voldoende

autonomie krijgt bij discussie en besluitvorming. Bijeenkomsten moeten geruime tijd op

voorhand gepland worden zodat alle teamleden die belang hebben bij de vergadering en

dus aanwezig moeten zijn, ook daadwerkelijk aanwezig kunnen zijn. Een goed time

management kan ervoor zorgen dat elk teamlid de kans krijgt om aandachtspunten

vanuit het eigen vakgebied naar voor te brengen.

4.5.5 Stimuleren van innovatieve processen

De kwaliteit van teamwerk wordt sterk bepaald door de mate van innovatie binnen het

team (Borrill, West, Shapiro & Rees, 2000; Poulton & West, 1999). De invoering van

nieuwe of aangepaste werkprocessen moet door managers gesteund en/of begeleid

worden, zodat teamleden het initiatief durven (blijven) nemen om het interprofessioneel

werken te vernieuwen en niet vast te hangen aan oude traditionele gewoontes. Op deze

manier voelen teamleden zich erkend en kunnen ze zich ten volle inzetten om de nieuwe

werkmethodes te integreren binnen de huidige manier van samenwerken. Het

management moet bij een succesvolle implementatie in het oog houden dat zowel de

performantie van het gehele team als de individuele prestatie van elk teamlid erkend en

beloond wordt.

Maar belemmeren regels en procedures opgelegd door het management de

vooropgestelde intenties tot innovatie niet? Voorgeschreven werkmethodes kunnen ooit

Page 61: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

53

efficiënt en effectief geweest zijn, maar niet elke setting laat het teamgebeuren mee

evolueren met zijn tijd. Het is belangrijk om binnen het werkveld na te gaan in welke

mate het team zich in haar werking geremd voelt en of dit voor de ene discipline meer

het geval is dan voor andere.

4.5.6 Benodigdheden

Het management moet de juiste en voldoende hulpmiddelen ter beschikking stellen om

het werkproces vlot te laten verlopen (Mickan & Rodger, 2000). Managers kunnen er

bijvoorbeeld voor zorgen dat er budget vrijgemaakt wordt om bijscholingen, team-

building sessies, administratieve en technische tegemoetkomingen enz. in te schakelen.

Dit alles kan een bijdrage leveren aan het creëren van een team dat toegewijde leden

kent, waarvoor volgens Mickan en Rodger (2000) goede zelfkennis en vertrouwen in

elkaar noodzakelijk zijn. Vertrouwen opbouwen is niet vanzelfsprekend, zeker wanneer

de teamleden elkaar nog niet zo goed kennen of wanneer men er niet in slaagt zich

flexibel op te stellen en taken en verantwoordelijkheden aan elkaar over te dragen.

Het management moet daarnaast de nodige accommodatie zoals o.a. een vergaderzaal,

een computer, projector en patiëntendossiers voorzien. Dit kunnen de managers

eventueel uit handen geven door een verantwoordelijke aan te stellen.

4.5.7 Dossierbeheer

Eerder werd al aangegeven dat binnen een gemeenschappelijk referentiekader de

communicatie en een heldere eenduidige informatieoverdracht tussen teamleden

essentieel zijn bij de interdisciplinaire samenwerking. Deze informatie-uitwisseling

moet breed gezien worden. Niet enkel een mondelinge gegevensoverdracht is van

belang. Klinische gegevens van een patiënt moeten ook schriftelijk voor de

verschillende disciplines beschikbaar zijn. Hier komt het belang van een goed

patiëntendossier naar voor. Dit dossier moet praktisch zijn in gebruik, zodat elk teamlid

hier zonder tijd te verliezen snel zijn weg in vindt. De notities binnen het dossier zijn

dan ook van cruciaal belang om het werkproces vlot te laten verlopen. Zo zijn ze voor

de deskundige een steun bij het memoriseren van belangrijke gegevens, stimuleren ze

de continuïteit van de zorg, zorgen ze voor de nodige communicatie tussen teamleden

en verzekeren ze een verhoogde kwaliteit van zorg (Hripcsak, Vawdrey, Fred &

Bostwick, 2011).

Page 62: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

54

Er vindt momenteel een evolutie plaats die gaat van een papieren naar een elektronische

versie van het patiëntendossier (figuur 9). Studies tonen het nut aan van dergelijk

electronic health record [EHR]. Het verhoogt de toegankelijkheid van noodzakelijke

klinische gegevens voor de gezondheidswerkers, met als bijkomende positieve factor

dat deze gegevens in hun geheel te raadplegen zijn, en verbetert mogelijk het

communicatieproces tussen de verschillende teamleden (Embi et al., 2004; Stein,

Wrenn, Johnson, & Stetson, 2007). Daarbij komt dat het mogelijk kosteneffectiviteit

stimuleert en betere resultaten oplevert voor de patiëntenzorg (Amarasingham,

Plantinga, Diener-West, Gaskin & Powe, 2009).

Figuur 9: Een elektronisch patiëntendossier (De Nationale Zorggids, 2011)

Het EHR levert volgens Rubin en Mcferran (2010) dan weer een bijdrage tot het

verbeteren van de werkprocessen en het behouden van de daaropvolgende verhoogde

performantie, gezien het fundamenteel verandert hoe zorg verleend wordt. Volgens hen

resulteert dit voor de hulpverleners in verbeterde werkprocessen, minder vertraging in

de zorgverlening en een verhoogde werksatisfactie. Voor de patiënten betekent het een

meer kwaliteitsvolle dienstverlening en verhoogde veiligheid van en toegang tot de

zorg. Andere auteurs menen echter dat het implementeren van een EHR resulteert in

ongewilde veranderingen in de workflow, een grotere tijdsinvestering voor het

neerschrijven van de klinische bevindingen en een averechts effect op de kwaliteit van

Page 63: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

55

het documenteren (Hirschtick, 2006; Poissant, Pereira, Tamblyn & Kawasumi, 2005;

Weir et al., 2003). Het EHR vraagt inzet van elke betrokken persoon binnen de

interdisciplinaire werking en gaat dus voor een deel ten koste van de beschikbare tijd en

de bestaande workflow (Rubin & McFerran, 2010). Andere voorwaarden tot goede

implementatie zijn het hebben van realistische verwachtingen ten opzichte van het

systeem, de bereidheid om het EHR in te voeren en te onderhouden, het naar voor

schuiven van een leidersfiguur die alles in goede banen leidt en training in

computervaardigheden om alle gebruikers in staat te stellen met het EHR te werken

(Terry et al., 2008). Een voorbeeld van recente vernieuwing in EHR vindt men in het

AZ Sint-Lucas te Gent waarbij o.a. het EHR online via het draadloos netwerk

toegankelijk is om het hulpverleningsproces vlotter te laten verlopen. De medische

voorgeschiedenis van de patiënt, gezondheidsparameters, opvolging van de toe te

dienen zorg, aan te vragen onderzoeken en op te vragen testresultaten worden continu

online geplaatst en geactualiseerd.

Kenmerkend voor het huidige gezondheidszorgsysteem is de stijgende aandacht voor

holistische en geïntegreerde zorg. Via een interdisciplinaire samenwerkingsvorm, met

teamleden die optimaal op elkaar afgestemd zijn, wordt een gemeenschappelijk

zorgplan opgesteld. Maar of individualisatie binnen zorgdoelen steeds mogelijk is, moet

in vraag gesteld worden. Beïnvloedende factoren hiervan kunnen zijn: de opleiding van

de teamleden, de invloed van het management en de persoonlijke motivatie om zorg op

maat te geven en dus af te wijken van de standaardzorg. Zowel de teamleden, het

teamproces als de organisatorische context bepalen dus de performantie van het team.

Roldefiniëring is bij dit alles een aanhoudend knelpunt. Het correct beheren van

patiëntendossiers wint dan weer steeds meer aan belang, gezien het gebruik ervan het

verloop en de resultaten van de samenwerking verbetert.

Page 64: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

56

5. Kwaliteitsvolle interdisciplinaire dienstverlening

5.1 Essentiële kwaliteitaspecten voor de gezondheidszorg

Interprofessionele samenwerking is een vaste waarde voor het verlenen van kwaliteits-

volle zorg en maakt dan ook een groot deel uit van een gezondheidsbeleid.

Beleidsmakers wijzen het bereiken van een hogere kwaliteit van zorg sterk toe aan

interdisciplinair werken (Clarke, 2010). Toch waren er tot voor kort relatief weinig

bewijzen dat deze vorm van samenwerken de kwaliteit van de zorg en de bekomen

resultaten verbetert of de kosten ervan reduceert (Borrill et al., 2003; Schmitt, 2001).

Figuur 10:

Kwaliteit van teamwerk in de dienstverlening

als een complex en multifactorieel gegeven (geïnspireerd op Vyt, 2011).

Figuur 10 illustreert dat de kwaliteit van de interdisciplinaire zorgverlening afhankelijk

is van verschillende factoren. De capaciteiten van de verschillende teamleden spelen een

grote rol. Dit zijn de disciplinespecifieke expertise en kennis, maar ook de vaardigheden

die de leden moeten hebben in probleemoplossing en besluitvorming. Het aannemen

van een actieve luisterhouding, het geven van feedback en het kunnen oplossen van

conflicten zijn interpersoonlijke vaardigheden die teamleden nodig hebben om

onderlinge relaties binnen het team te verzorgen en in stand te houden (Stevens &

Campion, 1994). Naast de capaciteiten van elk teamlid bepaalt ook de samenwerking

tussen deze verschillende teamleden de kwaliteit van de zorgverlening. De kracht van

Page 65: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

57

een team wordt gekenmerkt door het zelfvertrouwen van het team, ook wel Team Self-

Efficacy genoemd (Anseel, 2010). Dit is een overtuiging onder de teamleden dat het

team beschikt over alle nodige disciplinespecifieke kennis en vaardigheden, maar

daarnaast ook over de interpersoonlijke vaardigheden. Het management kan het team

hierbij ondersteunen door onder meer vaardigheidstrainingen te voorzien met het oog op

de verbetering van de technische en interpersoonlijke vaardigheden van elk teamlid

(Anseel, 2010). Daarnaast wordt de kwaliteit van teamwerk sterk bepaald door de mate

van innovatie binnen het teamproces (Borrill et al., 2000; Poulton & West, 1999).

In het exploratief onderzoek leggen we de nadruk op volgende aspecten:

Team Self-Efficacy: hoewel we deze term niet expliciet vernoemen in ons

onderzoek, peilen items van de vragenlijst zowel naar de capaciteiten (kennis en

vaardigheden) als de interpersoonlijke vaardigheden van de teamleden.

Samenwerking tussen de teamleden.

Het management: a.d.h.v. zes items wordt de houding en werkwijze van de

leidinggevenden bevraagd.

5.2 Het resultaat van een kwaliteitsvolle dienstverlening

De outcome van een effectief werkend team kunnen we terugvinden op drie domeinen:

de organisatie, het team en de voordelen voor elke patiënt (Mickan, 2005). Op

organisatorisch vlak blijkt een performant team te zorgen voor een verlaagde opname-

duur en hospitalisatiekosten, en een verbeterde toegang van patiënten tot de gezond-

heidszorg.

Voor het team zelf brengt de interprofessionele samenwerking met zich mee dat het

plannen en toedienen van zorg gecoördineerder verloopt. Dubbel werk wordt vermeden

bij zowel overlappende behandelingen van verschillende disciplines, als bij behande-

lingen die worden uitgevoerd door eenzelfde discipline. Zorg wordt op deze manier op

elkaar afgestemd en diensten worden efficiënter gebruikt. Effectief werkende teams

worden ook gekenmerkt door betrokkenheid van alle disciplines binnen het werkproces

en een goede communicatie onderling. Het werken in team resulteert in betere

communicatiestrategieën. De teamleden luisteren naar elkaar. Door een actieve

Page 66: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

58

luisterhouding geeft het teamlid aan dat hij deelneemt aan de interactie. Kenmerken van

een actieve luisterhouding zijn: zich richten naar de persoon die aan het woord is,

oogcontact maken, elkaar laten uitspreken, ruimte geven om elkaar aan te vullen en

eventueel bij te sturen, op gepaste momenten parafraseren enz.. Door te werken in een

team worden de disciplines verplicht al hun kennis en ervaring te delen met andere

teamleden. Dit zal resulteren in discussie, maar ook in leerervaringen. Teamleden die

een specifieke verantwoordelijkheid krijgen binnen het team en gesteund worden, zijn

tevreden met hun job en voelen zich ook goed. Teamleden hebben nood aan strategieën

die hun helpen de efficiënte en effectieve interprofessionele samenwerking te behouden

en te verbeteren (Mickan, 2005).

Goed teamwerk brengt ook voor de patiënt en de teamleden persoonlijk enige voordelen

mee. Door te werken in team verkrijg je een patiëntgerichte behandeling. Doordat deze

behandeling geïndividualiseerd is en rekening houdt met de noden en wensen van de

patiënt zal de tevredenheid van de patiënt stijgen. De patiënt participeert in zijn eigen

zorgtraject en is niet louter een toeschouwer. Hierdoor zal de patiënt de behandeling

meer aanvaarden en gemotiveerd meewerken. Dit alles resulteert in een betere outcome.

5.3 Meten van interdisciplinaire kwaliteit

In deze paragraaf worden enkele beschikbare meetinstrumenten voor het beoordelen en

meten van interdisciplinair samenwerken beschreven.

5.3.1 The Interdisciplinary Education Perception Scale [IEPS]

De IEPS (Luecht, Madsen, Taugher & Petterson, 1990) werd in eerste instantie

ontwikkeld om attitudeveranderingen van studenten tegenover interprofessionele

samenwerking in hun praktijkgerichte interprofessionele opleidingsmodule te meten.

Hayward, Powell en McRoberts (1996) concluderen dat deze schaal ook bruikbaar is

voor het identificeren van attitudeveranderingen in het algemeen t.o.v. interdisciplinaire

samenwerken bij studenten in basisopleidingen gezondheidszorg. Daarnaast kan de

IEPS ook gebruikt worden om de houding tegenover interdisciplinaire samenwerking in

de praktijk van de gezondheidszorg te evalueren.

De IEPS bestaat uit 18 items opgesteld volgens een zespunten Likert-schaal, gaande van

“1 = volledig oneens” tot “6 = volledig eens” (zie tabel 2).

Page 67: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

59

Tabel 2: Voorbeelditems IEPS (Luecht et al., 1990).

Item 1 2 3 4 5 6

4

Individuals in other professions respect the work done by my profession.

O

O

O

O

O

O

5 Individuals in my profession are very positive about their goals and

objectives.

O O O O O O

6 Individuals in my profession need to cooperate with other professions. O O O O O O

Luecht et al. (1990) onderscheiden in deze test vier subschalen, namelijk (1)

deskundigheid en autonomie, (2) waargenomen nood aan samenwerking, (3)

waargenomen aanwezigheid van samenwerking en (4) begrip van de waarden van de

andere teamleden. De Cronbach‟s α-waarde voor interne consistentie is 0.87 (en van de

vier subschalen 0.82, 0.56, 0.54 en 0.52). De IEPS werd, sinds de ontwikkeling door

Luecht et al., door meerdere onderzoeksgroepen gebruikt in zijn originele vorm (Hawk,

Byrd & Killinger, 2001; Hawk et al., 2002; Hayward et al., 1996; Mu, Chao, Jensen &

Royeen, 2004), zonder de psychometrische eigenschappen van het instrument in vraag

te stellen. Volgens meerdere auteurs (DeVellis, 1991; Nunnally, 1978; Streiner &

Norman, 1996) zijn α-waarden kleiner dan 0.60 onaanvaardbaar. Dit gegeven, samen

met de beperkte steekproefgrootte bij de ontwikkeling van de schaal (n = 143), zette

leden van de Interprofessional Learning Group [IPL] van de Glasgow Caledonian

University [GCU] aan tot verder onderzoek van het instrument. Gebaseerd op een

steekproef van 308 studenten ontwikkelden zij een model met alternatieve subschalen

voor de IEPS. Enkele items uit de oorspronkelijke vragenlijst werden verwijderd. De

resterende items werden onderverdeeld in drie subschalen, namelijk: deskundigheid en

autonomie, gepercipieerde nood aan samenwerking en gepercipieerde aanwezigheid van

samenwerking. De α-waarden voor interne consistentie van de drie subschalen

behaalden 0.79, 0.40 en 0.83. De studie van de IPL heeft een bijdrage geleverd aan de

bruikbaarheid en de betrouwbaarheid van deze vragenlijst.

5.3.2 Team Decision Making Questionnaire [TDMQ]

Vóór de ontwikkeling van de TDMQ (Batorowicz & Shepherd, 2008) was er nog geen

instrument beschikbaar dat de voordelen, kwaliteit of effectiviteit van het

besluitvormingsproces binnen een interdisciplinair team kon meten. De TDMQ kan

gebruikt worden in teams bestaande uit een verscheidenheid van professionals die een

Page 68: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

60

verschillende verantwoordelijkheid op zich nemen tijdens het besluitvormingsproces.

Hierdoor krijgen de professionals en beheerders een beter begrip over het complex

proces dat samengaat met het werken in teamverband.

Het meetinstrument bestaat uit 19 items opgesteld volgens een zevenpunten Likert-

schaal, gaande van “1 = helemaal niet” tot “7 = in grote mate” (zie tabel 3). Bijkomend

is er een kolom “niet toepasbaar” voorzien. De TDMQ bestaat uit vier subschalen,

namelijk: besluitvorming, ondersteuning van het team, leerproces en ontwikkeling van

een kwaliteitsvolle dienstverlening.

De TDMQ werd bevonden als een valide meetinstrument (constructvaliditeit) voor het

meten van de kwaliteit van interdisciplinair teamwerk, dat stabiel is overheen de tijd.

Het volledige instrument behaalt een zeer hoge interne consistentie van 0.96. De

Cronbach‟s α-waarden van de vier subschalen variëren van 0.83 tot 0.91 (N=102). De

Intraclass Correlation Coefficient [ICC] als test-hertest-betrouwbaarheid van de

subschalen, scoort goed: besluitvorming (0.77), ondersteuning van het team (0.94) en

ontwikkeling van een kwaliteitsvolle dienstverlening (0.74). De subschaal leerproces

behaalde een eerder lage ICC (0.52); de onderzoekers hebben deze subschaal echter

behouden omdat het leerproces uitgebreid werd bediscussieerd tijdens de focusgroepen.

Tabel 3: Voorbeelditems TDMQ (Batorowicz & Shepherd, 2008).

To what extent does the Team

Decision Making Process help

you to …

To a

vast

extent

To a

very

great

extent

To a

great

extent

To a

mode-

rate

extent

To a

small

extent

To a

very

small

extent

Not

at

all

Not

appli-

cable

1

… obtain support in

clinical/technical decision

making?

7

6

5

4

3

2

1

N/A

2 … make consistent

recommendations for all

clients?

7 6 5 4 3 2 1 N/A

3 … apply standards

consistently across your team?

7 6 5 4 3 2 1 N/A

Page 69: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

61

De resultaten van de studie van Batorowicz en Shepherd (2008) ondersteunen het

gebruik van de TDMQ voor het meten van de voordelen van interdisciplinair samen-

werken. Het onderzoek rapporteert preliminair bewijs voor de betrouwbaarheid en

validiteit van het meetinstrument en geeft daarnaast aan dat de TDMQ een veelbelovend

instrument is voor de praktijk.

5.3.3 Interprofessional Collaboration Scale

Het is van belang de samenwerking tussen alle disciplines te evalueren. Echter,

Kenaszchuk, Reeves, Nicholas en Zwarenstein (2010) menen dat de bestaande meet-

schalen zich slechts focussen op de samenwerking tussen verpleegkundigen en artsen.

Daarom ontwikkelden ze de IPC (Kenaszchuk et al., 2010) als nieuw meetinstrument,

toepasbaar bij zowel verpleegkundigen, artsen en andere zorgverleners binnen de acute

gezondheidszorg. Het werd gerealiseerd door items van een reeds bestaande schaal voor

verpleegkundigen, namelijk de Nurses‟ Opinion Questionnaire [NOQ] (Adams, Bond &

Arber, 1995), aan te passen voor multidisciplinair samengestelde teams. De

geselecteerde items uit de NOQ evalueren belangrijke aspecten binnen het inter-

professioneel samenwerken, zoals onderlinge discussie en het oplossen van conflicten,

informatie-uitwisseling tussen de zorgverleners en de mate van samenwerking. Binnen

de IPC schaal worden drie kernthema‟s onderscheiden, namelijk communicatie,

accommodatie en isolatie. Bepaalde originele items van de NOQ werden herwerkt of

geschrapt i.f.v. de toepasbaarheid op meerdere groepen van zorgverleners. Dit recent

gepubliceerd instrument werd niet gescreend i.f.v. het onderzoek met de PROSE-

vragenlijst. Toch werd het opgenomen binnen deze sectie omdat de IPC het lijstje van

specifieke instrumenten om de kwaliteit binnen de interdisciplinaire werkcontext te

meten vervolledigt.

5.3.4 Évaluation de la collaboration interprofessionnelle [ECIP]

De ECIP (Careau, Vincent, Swaine & Légare, 2010) is ontwikkeld in Canada en heeft

als doel zowel positieve als negatieve aspecten te formuleren over onderzochte aspecten

binnen het interdisciplinaire teamwerk. Vergaderingen bestaande uit minstens twee

verschillende disciplines kunnen hiermee geanalyseerd worden.

Page 70: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

62

Het instrument bestaat uit twee delen. Aan de hand van het eerste deel van de vragenlijst

wordt er meer algemene informatie verzameld over het team en de context waarin

vergaderd wordt, zoals de deelnemende disciplines, de positie van elk teamlid tijdens de

vergadering, het doel van de vergadering en de geplande tijdsduur. De vragen zijn een

combinatie van meerkeuze- en open vragen.

Het tweede deel van de vragenlijst evalueert de interdisciplinaire samenwerking. De

evaluatie gebeurt voor de twee belangrijkste fasen in het teamgesprek, namelijk het

uitwerken van een gemeenschappelijke visie en het ontwikkelen van het gemeen-

schappelijk zorgplan. Elke fase wordt bevraagd a.d.h.v. tien items opgesteld volgens

een driepunten schaal (zie tabel 4), gaande van „niet passend‟ tot „passend‟. Bij elke

vraag kunnen opmerkingen genoteerd worden.

Tabel 4: Voorbeelditem ECIP (Careau et al., 2010).

Item Inadéquat Plus ou

moins

adéquat

Adéquat

Q5

Comment évaluez-vous la participation des membres

du groupe lors de la discussion sur l’état de la

situation?

Commentaires :

O

O

O

Om een optimaal resultaat te bekomen moet ook een observator (intern of extern lid van

de groep) de vergadering minstens één maal beluisteren. Daarom is het wenselijk om de

vergadering te filmen. Idealiter neemt de observator tijdens de vergadering een niet-

participerende rol op zich. Van deze meetschaal zijn nog geen metrische gegevens

gepubliceerd.

5.3.5 Beoordelingscriteria InterDis

Binnen vele opleidingen gezondheidszorg van de Arteveldehogeschool wordt het

leertraject InterDis aangeboden. Dit opleidingsonderdeel heeft als doel toekomstige

gezondheidswerkers voor te bereiden op interdisciplinair samenwerken. De evaluatie

Page 71: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

63

van het interdisciplinair vergaderen gebeurt o.a. aan de hand van beoordelingscriteria

die concretisaties zijn van competenties en handelingsdimensies.

De vragenlijst bestaat uit 30 items opgesteld volgens een vijfpunten Likertschaal,

gaande van “1 = helemaal niet akkoord” tot “5 = helemaal akkoord” (zie tabel 5).

Binnen het meetinstrument onderscheidt men vijf dimensies (zie figuur 11), namelijk

samen overleggen en zorg plannen, collega‟s betrekken en stimuleren, communiceren

en informeren, leren en reflecteren en doelgericht en tactvol handelen. De verschillende

beoordelingsaspecten hangen heel sterk aan elkaar, waardoor de vijf dimensies elkaar

overlappen. Dit instrument kan, naast het beoordelen van studenten in de gezond-

heidszorg, ook gebruikt worden door revalidatieteams om hun interdisciplinaire samen-

werking te evalueren.

Tabel 5: Enkele beoordelingscriteria uit InterDis (2010).

Item 1 2 3 4 5

Relevante behandelgegevens gestructureerd en correct rapporteren

O

O

O

O

O

Enkel / vooral doordachte en relevante informatie meedelen aan collega’s en

zorgverstrekkers

O O O O O

Bij verslaggeving begrijpelijk verwoorden of verduidelijken van

beroepsspecifieke terminologie

O O O O O

Figuur 11:

Handelingsdimensies binnen InterDis (Vyt, 2010)

Page 72: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

64

5.3.6 PROSE bevraging Interdisciplinair samenwerken in zorg en welzijn

Deze vragenlijst werd binnen een PROSE-project ontwikkeld door Vyt (2008) om de

ervaren kwaliteit van interdisciplinair samenwerken, zoals aanbevolen door Vlaamse en

Federale instanties en de Wereldgezondheidsorganisatie, te bevragen. Via zelfevaluatie

bij leden van multidisciplinaire teams wordt de huidige kwaliteit van interdisciplinair

samenwerken in kaart gebracht. Dit gebeurt via drie gestandaardiseerde vragenlijsten

bestaande uit 20 items die peilen naar de basisvoorwaarden voor samenwerken, de

praktijk van interdisciplinaire samenwerking en de interprofessionele (zelf)waardering

van het teamlid.

Bij de ontwikkeling van de vragenlijst werd gebruik gemaakt van het PROSE Online

Diagnostics System (dat uitvoerig is getest op betrouwbaarheid). Het beantwoorden van

de drie vragenlijsten gebeurt op een beveiligde website (www.respond.prose.be).

Hierdoor worden de vertrouwelijkheid en anonimiteit gegarandeerd.

Het meetinstrument bestaat uit 60 items opgesteld volgens een vijfpuntenschaal, gaande

van “1 = helemaal niet akkoord” tot “5 = helemaal akkoord”, waarbij geen neutrale

optie is: score 3 betekent “eerder wel akkoord”. Bijkomend kunnen de respondenten bij

elk item een opmerking of suggestie geven. Daarnaast kan elke respondent aangeven

welke verbeteringen volgens hem prioritair zijn binnen het eigen team, door vijf items

aan te duiden met een cijfer gaande van “5 = hoogste prioriteit” tot “1 = minst hoge

prioriteit”.

De Cronbach‟s α-waarden van de vragenlijsten bedragen 0.81, 0.83 en 0.79 (N=67). De

Intraclass Correlation Coefficient [ICC] als test-hertest-betrouwbaarheid van de sub-

schalen, scoort behoorlijk goed (0.77, 073, 0.63). Aangezien deze bevragingsset in het

exploratief onderzoek gebruikt wordt, is een meer gedetailleerde beschrijving ervan

opgenomen in het hoofdstuk over onderzoeksmethode en -procedure.

Page 73: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

65

5.4 Belangrijkste voorlopige bevindingen

Uit de literatuurstudie en het bestuderen van beschikbare meetinstrumenten onthouden

we de volgende zaken die van belang zijn bij teamwerk:

De multidimensionele kijk op de zorgvraag en de holistische zorgvisie.

Formuleren van verantwoorde zorgdoelen in een gemeenschappelijk zorgplan

volgens het SMART-principe.

De combinatie van kennis, vaardigheden en praktijkervaring van verschillende

deskundigen binnen het interdisciplinair teamwerk.

Teamstructuur: de grootte van het team beperken tot de disciplines die effectief

noodzakelijk zijn bij het opbouwen en uitvoeren van het gezamenlijk zorgplan.

Dynamiek door coherentie, onderling vertrouwen en goed leiderschap.

Roldefiniëring: het respecteren van de professionele identiteit van elk teamlid.

Professionele diversiteit en individualisatie binnen de standaardzorg

Communicatie is mogelijk één van de meest cruciale factoren die de samenwerking

tussen de verschillende disciplines kan vergemakkelijken.

Empowerment: betrokkenheid en inspraak van de patiënt binnen het eigen

zorgtraject en het teamwerk.

Organisatorische randvoorwaarden: richtlijnen, motivatie, feedback en bijsturing.

Dossierbeheer i.f.v. het gestructureerd en efficiënt werken.

Essentiële kwaliteitsaspecten binnen het verlenen van zorg leidt tot betere resultaten.

Instrumenten voor het beoordelen, meten en optimaliseren van interdisciplinair

samenwerken: deze zijn eerder beperkt in aantal.

Page 74: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

66

6. Een exploratief onderzoek

Hierna volgt een beschrijving van het exploratief onderzoek. Respectievelijk bespreken

we de vooropgestelde onderzoeksdoelen, de bevragingsgroep, de procedure en de

gebruikte vragenlijsten, gevolgd door een korte beschrijving van de bevragingsmethode.

Verder wordt de nabespreking met de teams toegelicht en worden tot slot de gegevens-

werking en resultaten weergegeven. Relevante items worden geclusterd. Resultaten

worden geanalyseerd per deelnemend revalidatiecentrum en per beroepsgroep.

6.1 Onderzoeksdoelen

Het is in dit onderzoek niet de bedoeling om teams of beroepsgroepen op alle punten

onderling te vergelijken. Teams zijn niet identiek samengesteld, en bovendien spelen

individuele variabelen en contextfactoren een belangrijke rol. We gaan er ook van uit

dat de kwaliteit van de interdisciplinaire praktijk in de betrokken centra op een redelijk

hoog peil ligt, gegeven het feit dat er al een selectie is op basis van een verkregen

erkenning als multidisciplinair team. Bovendien hebben alle teamleden een ruime

ervaring met interdisciplinair samenwerken (zie verder). De vrijwillige medewerking

van centra laat ook veronderstellen dat het gaat om centra die duidelijk gemotiveerd zijn

tot interdisciplinair samenwerken.

Het doel van dit onderzoek is vooral een bijkomende indirecte validering te doen van de

voor de algemene sector van zorg en welzijn ontwikkelde beschikbare vragenlijsten en

de hierbij gebruikte indexen. Ook wilden we de mening van de betrokken teamleiders

over de gebruikte methode van zelfevaluatie in teamverband. Tegelijkertijd vormt dit

onderzoek een pilootstudie voor een bredere opzet van onderzoek en kunnen de

gegevens uiteindelijk gebruikt worden als eerste benchmarking of vergelijkingsbasis

voor revalidatiecentra. Hierdoor is het onderzoek ook van direct nut voor de betrokken

centra. Aan de centra die dit willen, wordt ook binnen een breder interventieonderzoek

vanwege de promotor mogelijke ondersteuning aangeboden.

Page 75: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

67

6.2 Bevragingsgroep

Voor dit onderzoek werden acht revalidatiecentra gecontacteerd uit Oost-Vlaanderen en

Vlaams-Brabant. Alle centra waren bereid aan het onderzoek deel te nemen, doch bij

drie ervan viel de bevraging in een voor hen ongunstige periode. De vijf deelnemende

centra voldeden aan de vooropgestelde selectiecriteria:

Er vond een selectie plaats uit de door het VAPH erkende centra voor revalidatie,

waarbij de focus lag op goede en gemotiveerde teams die uit minstens vijf teamleden

bestaan. Bij het selecteren van de multidisciplinaire teams werd er gestreefd naar een

evenwichtige samenstelling van hun doelgroep(en). Centra die zich richten op één

specifieke doelgroep werden zoveel mogelijk uitgesloten. Dit om een evaluatie te

kunnen maken van interdisciplinaire teamwerking die zich focust op uiteenlopende

problematieken. De voorkeur ging uit naar centra die voornamelijk kinderen

behandelen. De deelnemende centra behandelen zowel kinderen als volwassenen, maar

geen enkel team dat uitsluitend volwassenen behandelt, werd opgenomen. Vier van de

vijf deelnemende teams zijn bovendien in het bezit van een bijkomende erkenning voor

het opmaken van inschalingsverslagen voor het PAB en/of adviesverlening inzake de

IMB. Wat de teamsamenstelling betreft, is deze voor de gemaakte selectie heel uiteen-

lopend. Een vaste voorwaarde is dat er minstens één logopedist binnen het team zetelt.

In totaal waren er 74 respondenten bij de bevraging betrokken. In één centrum waren er

drie deelteams. Aangezien de algemene werkwijze van deelteams binnen een centrum

gelijkaardig is, ongeacht de VAPH-erkenning, werd er geen onderscheid gemaakt tussen

deelteams in eenzelfde centrum. Tabel 6 geeft een overzicht van de deelnemers per

centrum. De teamleden werden onderverdeeld in beroepsgroepen: (1) logopedisten en

audiologen, (2) psychologen en orthopedagogen, (3) ergotherapeuten, (4) kinesi-

therapeuten en diëtisten, (5) artsen en (6) sociale dienst en sociaal verpleegkundigen.

Voor de directieleden werden de antwoorden bijkomend gegroepeerd. De responsgraad

van de bevragingen in dit onderzoek schommelde tussen 66% en 100% per centrum, en

tussen 65% en 100% per beroepsgroep. De algemene responsgraad (voor alle

respondenten samen) bedroeg 77%.

Page 76: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

68

Tabel 6: Respondenten per centrum.

NR1 NR2 M/V BG1 BG2 BG3 BG4 BG5 BG6 DIR

1 38 25 2/23 10 3 5 4 2 1 0

2 10 8 0/8 1 1 2 3 0 1 0

3 11 9 2/7 5 1 1 1 1 0 1

4 7 7 2/5 1 2 1 1 1 1 1

5 8 8 3/5 2 2 2 2 0 0 0

Aantal teamleden (NR1) en aantal effectieve respondenten (NR2), man/vrouw verhouding effectieve respondenten (M/V), aantal effectieve respondenten in de 6 beroepsgroepen (BG) en directieleden (DIR)

Elk teamlid van de participerende centra bleek op basis van een mondelinge voor-

bevraging reeds meer dan vijf jaar ervaring te hebben met teamwerking. Op zich is dit

gegeven positief voor de praktijk, voor het onderzoek betekent het echter dat dit aspect

niet als een bijkomende variabele kan worden gehanteerd. Het is in dit geval wel een

positief aspect, gezien de bevragingsgroep al beperkt is. We kunnen de resultaten dus

analyseren vanuit het oogpunt van reeds ervaren teams, die bij voorbaat al duidelijk

gericht zijn op interdisciplinaire besluitvorming gezien hun erkenning als MDT.

6.3 Procedure

Na een eerste contactname waarin werd gepolst of er bereidheid was tot deelname, werd

de directie geïnformeerd over de werkwijze via het inlichtingenblad (zie bijlage 4) zoals

dit werd voorgelegd aan het ethisch comité dat het onderzoek aan UZ Gent superviseert.

De directies kregen inzage in de concrete vragenlijsten. De anonimiteit van de

respondenten (bij verwerking van gegevens) en de onidentificeerbaarheid van resultaten

van de deelnemende centra (bij publicatie van gegevens) werden gegarandeerd.

Het onderzoeksprotocol (zie bijlage 5) werd ook in het kader van de bredere studie door

de promotor ter erkenning voorgelegd aan de Stichting Integratie Gehandicapten vzw

[SIG], het European Interprofessional Practice and Education Network [EIPEN] en de

European Association of Service providers for Disabled Persons [EASDP]. Na het

online invullen van drie vragenlijsten werd een bijkomende debriefing en meta-

evaluatie gehouden met de directies via een semigestandaardiseerd interview.

Page 77: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

69

6.4 Vragenlijsten

In het PROSE-instrumentarium voor kwaliteitszorg (PROSE, 2007) was een

bevragingsset aanwezig bestaande uit drie vragenlijsten met elk 20 items (zie bijlage 3).

Deze vragen-lijsten werden reeds gevalideerd met een projectgroep uit de sector van

Zorg en Welzijn op inhoudsvaliditeit (via face-validity) en bleek ook een goede

betrouwbaarheid te hebben. De Cronbach‟s α-waarden van de drie vragenlijsten

bedragen 0.81, 0.83 en 0.79 (N=67). De Intraclass Correlation Coefficient [ICC] als

test-hertest-betrouwbaarheid van de subschalen, scoort behoorlijk goed (0.77, 073,

0.63). Voor dit onderzoek werden de vragenlijsten extra nagekeken op inhoudsvaliditeit

door te controleren of alle relevante aspecten, die in recente onderzoeken terzake zijn

terug te vinden, in de PROSE-vragenlijsten opgenomen waren. In tabel 7 is een

overzicht weergegeven van enkele belangrijke bevragingsaspecten met de bron waaruit

ze afkomstig zijn. Ook vragenlijsten die vooral of exclusief in het kader van

interdisciplinair onderwijs gebruikt zijn, werden bij deze extra controle opgenomen. Bij

deze extra check werd vertrokken van de in de literatuur consulteerbare vragenlijsten

zonder kennis van de concrete items in de PROSE-vragenlijsten. Er werd een selectie

gemaakt van items die zeker nood-zakelijk zouden zijn om te bevragen, en vervolgens

werd nagekeken of deze aspecten in de itembank opgenomen waren. De PROSE-

vragenlijsten dekten alle relevante aspecten. Enkele formuleringen werden aangepast

om de items nog beter te laten aansluiten op de doelgroep van de bevraging.

Tabel 7: Vier belangrijke bevragingsaspecten met de corresponderende bron waaruit ze afkomstig zijn.

TDMQ IEPS ECIP InterDis

In welke mate respecteren andere teamleden

jouw werk?

Items 4 & 9 Item 25

In welke mate zijn de leden van het team

teamgericht?

Item 1 Q5 & Q9

In welke mate wordt het team in staat gesteld

om te individualiseren?

Item 3 & 4 Q7

In welke mate kan jij bij de andere teamleden

terecht voor het bereiken van de eigen

therapeutische doelstellingen?

Item 10 Q1 & Q6

Page 78: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

70

De PROSE-bevragingsset bestaat uit drie vragenlijsten. Een eerste lijst is gericht op

voorwaarden voor interdisciplinair samenwerken. Deze items focussen op organisato-

rische aspecten van de werksituatie (acht items, bijv. “We werken als team in een werk-

situatie die ons goed toelaat om effectief in team te werken”), de houding en de

werkwijze van de leidinggevenden (zes items, bijv. “Teamwerk wordt gestimuleerd en

ondersteund door het management als een essentieel element in de afdeling”) en de

houding van teamleden (zes items, bijv. “Teamleden bij ons zijn bereid om discipline-

specifieke informatie en kennis ook interprofessioneel met elkaar te delen).

De tweede vragenlijst is gericht op de specifieke aspecten die verband houden met

interdisciplinaire werkprocessen in het centrum of op de afdeling, namelijk het werken

via dossiers (vier items, bijv. “De wijze waarop patiëntendossiers worden samengesteld

en beheerd, vergemakkelijkt de samenwerking tussen disciplines”) het overleg (acht

items, bijv. “De teamleden doen regelmatig een beroep op de specifieke deskundigheid

en ervaring van de andere gezondheidswerkers in het team) en de resultaatgerichtheid

van de bestaande praktijk (acht items, bijv. “Bij ons verhoogt de huidige teamwerking

duidelijk de kans op het beste therapeutisch resultaat”).

De derde vragenlijst is gericht op de eigen interdisciplinaire competentie als gezond-

heidswerker (zes items, bijv. “In een team werk ik op een stimulerende en constructieve

manier met anderen samen”), de ervaring met interdisciplinair samenwerken met andere

teamleden (acht items, bijv. “Ik kan goed bij de andere teamleden terecht voor het

helpen bereiken van de behandeldoelen waarvoor ik insta”) en de eigen visie op

interdisciplinair samenwerken (zes items, bijv. “Interdisciplinaire zorgplanning vraagt

volgens mij eigenlijk niet veel extra meer energie/tijd van gezondheidswerkers, als het

maar goed georganiseerd wordt.”).

Op basis van de bevragingsset worden drie algemene realisatieindexen berekend (score

op 100) en negen specifieke indexen (gemiddelde scores van de vier tot acht items

binnen de gedefinieerde subsets van items). In de analyse beperken we ons tot de

analyse van de realisatieindexen en de drie clusters van de laatste vragenlijst. We

belichten enkele extra items uit de vragenlijsten in drie specifieke clusters:

teamgerichtheid, kennis van het beroepsprofiel en evaluatie van het teamfunctioneren

(zie tabel 8). Deze clustering is experimenteel en is niet gebaseerd op factoranalyse.

Page 79: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

71

Tabel 8: Overzicht items per cluster die als bijkomende zinvolle analyse-eenheden werden betrokken.

Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3

Alle leden van het team zijn bij ons in grote mate zelf gericht op werken in team. (ID1-item 8)

x

Teamleden doen bij ons effectief een beroep op elkaar om de behandeldoelen te helpen bereiken. (ID1-item 11)

x x

Teamleden bij ons zijn bereid om disciplinespecifieke informatie en kennis ook interprofessioneel met elkaar te delen. (ID1-item 13)

x

De teamleden doen regelmatig een beroep op de specifieke deskundigheid en ervaring van de andere gezondheidswerkers in het team. (ID2-item 6)

x

In een team werk ik op een stimulerende en constructieve manier met anderen samen. (ID3-item 6)

x

De afdeling beschikt per gezondheidswerker over specifieke functieprofielen met duidelijke vermelding van taken en verantwoordelijkheden. (ID1-item 1)

x

Leden van het team van een andere discipline kennen goed mijn functieprofiel (competenties, bevoegdheden en werkwijzen). (ID3-item 14)

x

Op onze afdeling worden de teams op een goede manier gecoördineerd/geleid.(ID1-item 2)

x

Hulp- en zorgverleners wisselen systematisch ervaringen uit om hun eigen handelen te verbeteren.(ID2-item 5)

x

De teamwerking op de afdeling wordt systematisch geëvalueerd.(ID2-item 7)

x

Op basis van systematische evaluaties van het onderling functioneren en van de samenwerking worden regelmatig verbeteracties bepaald. (ID2-item 13)

x

C1= teamgerichtheid, C2 = kennis van het beroepsprofiel, C3= evaluatie van het teamfunctioneren

Page 80: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

72

6.5 Bevragingsmethode

We opteerden om de bevraging te organiseren via het PROSE Online Diagnostics

System [PODS] (zie figuur 12 en www.prose.be). Deze methode heeft verschillende

voordelen. Vooreerst is deze bevraging als online standaardbevragingsset op dit

platform beschikbaar en wordt deze ook gebruikt bij gelijkaardig onderzoek in andere

sectoren van de zorg- en welzijnssector (Vyt, 2011). Ten tweede combineert PODS

gesloten en open beantwoordwijzen: respondenten beantwoorden elk item op een

vijfpuntenschaal, maar kunnen ook bij elk item spontaan commentaar geven. Bovendien

is er optioneel de mogelijkheid om items te selecteren die volgens de respondent

prioritair verbeterd zouden moeten worden en kunnen respondenten nog algemene heel

sterke en zwakke punten in de organisatie aangeven. Tenslotte laat PODS toe om de

bevraging anoniem te houden terwijl het toch mogelijk blijft om na te gaan of een

respondent al dan niet heeft geantwoord en hem/haar eventueel een herinneringsbericht

te sturen. Dit leidt tot zeer hoge responsgraden en dus tot zeer valide bevragingen

waarbij het risico op vertekende resultaten uiterst beperkt blijft.

Figuur 12: Screenshot van PROSE Online Diagnostics

Page 81: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

73

6.6 Nabespreking met de teamleiders

Direct na de online bevraging werden enkele vragen voorgelegd aan de teamleiders

omtrent hun teamwerking. Als eerste werd gevraagd de huidige teamwerking zo goed

mogelijk te omschrijven en meer specifiek hoe teamvergaderingen en het dossierbeheer

gestructureerd worden. Er werd extra doorgevraagd of men in het centrum met een

elektronisch patiëntendossier werkt. Ook de organisatorische randvoorwaarden werden

opgenomen door te bevragen in welke mate en hoe organisatiestructuren zoals het

management en de infrastructuur de interdisciplinaire werkwijze in positieve of

negatieve zin beïnvloeden. Hierbij werd ook nagegaan in welke mate er aandacht en

effectieve inzet is omtrent scholing rond interdisciplinair samenwerken bij de

teamleden. Verder werd ingegaan op in welke mate en hoe professionele aspecten, die

verband houden met kernprocessen van diagnostiek en therapie, de interdisciplinaire

werkwijze in het centrum in positieve of negatieve zin bepalen.

De rol van de logopedist en de arts werden specifiek bevraagd door na te gaan in welke

mate deze disciplines actief en efficiënt betrokken zijn bij de interdisciplinaire aanpak

van diagnostiek en behandeling (in vergelijking met andere disciplines). Aangaande de

arts was het van belang te weten welk aandeel hij heeft binnen het teamwerk en of hij

evenveel deelneemt aan teamvergaderingen als andere disciplines. De teams erkend

door het VAPH kregen nog de vraag hoe ze de efficiëntie ervaren van de gehanteerde

werkwijze voor het opmaken van een multidisciplinair verslag in functie van een

VAPH-aanvraag, en hoe de communicatie met het VAPH hierover verloopt.

Na de resultaatsverwerking van de PROSE-vragenlijsten werden de resultaten hiervan

enkel op groepsniveau aan de instelling of afdeling meegedeeld. Het diensthoofd of de

directie kan op basis hiervan beslissen om deze resultaten naar de teamleden te

communiceren ter optimalisatie van het teamwerk. Volgens de PROSE-methodiek hoort

men na een online bevraging met de teamleden een consensusvergadering te houden om

de resultaten van de bevraging vast te leggen en om gezamenlijk verbeterprioriteiten te

formuleren. Op het moment van de gegevensverwerking was dit nog niet gebeurd.

Page 82: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

74

6.7 Gegevensverwerking

Gezien de beperkte onderzoeksgroep wordt hier vooral beschrijvende statistiek

weergegeven inzake de scores behaald op de zelfevaluatievragenlijsten. Voor de analyse

van de enkele indexen per beroepsgroep wordt univariate variantieanalyse gebruikt via

het SPSS softwarepakket. De door respondenten aangegeven verbeterprioriteiten

worden opgelijst. De antwoorden van de nabespreking worden geanalyseerd in

combinatie met hun behaalde indexen en de gekozen verbeterprioriteiten per centrum,

en over de gehele groep in verband met de ervaren bruikbaarheid voor zelfevaluatie en

kwaliteitszorg. Uit het geheel van scores en verbeterprioriteiten worden algemene lijnen

afgeleid.

6.8 Resultaten

6.8.1 Analyse van de behaalde realisatiescores

Volgens alle teamleden zijn de voorwaarden tot teamwerk (InterDis 1) voldoende

aanwezig binnen het eigen team. Men neemt ook een positieve houding aan t.o.v.

teamwerk (InterDis 3). Alle centra scoren namelijk hoog tot zeer hoog (score 3-4-5).

Iedereen is dus teamgericht en ziet het nut van teamwerk in. Bij elk team worden de

beste totaalscores behaald op InterDis 3 (zie tabel 9). De teamleden scoren allen het

laagst op InterDis 2. Wanneer we de verschillende teams met elkaar vergelijken, behaalt

team 3 de hoogste scores op InterDis 1, 2 en 3 in vergelijking met de andere teams.

Team 2 behaalt de laagste scores, team 3 scoort uitmuntend op de drie vragenlijsten.

Tabel 9: Totale gemiddelde realisatiescore (op 100) op de drie PROSE-zelfevaluatievragenlijsten.

Team Totaalscore InterDis 1

Totaalscore InterDis 2

Totaalscore InterDis 3

Team 1 74 68 80

Team 2 64 63 73

Team 3 89 87 90

Team 4 71 70 85

Team 5 84 83 89

Realisatiescores vallen tussen 20 en 100. Scores onder 50 worden als duidelijk onvoldoende beschouwd.

Page 83: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

75

De kwaliteit van het overleg (InterDis 2) is binnen team 2 het laagst. Men scoort vooral

laag op het item De teamwerking op de afdeling wordt systematisch geëvalueerd

(gemiddelde score 2). Dit kan te wijten zijn aan het dagelijks management of de team-

verantwoordelijken, die geen systematische evaluatie en feedback (kunnen) inplannen

ter optimalisatie van het teamwerk. Dit wordt voor een deel ook aangegeven door de

teamleden van team 2, die meegeven dat een prioritair werkpunt de eigenlijke

samenwerking tussen de disciplines is, maar dat stimulatie van de leiding hierbij

belangrijk is. Meer overleg in het kader van interne vorming is volgens hen

aangewezen, maar tijdgebrek maakt dit onmogelijk. Ook in andere (hoogscorende)

teams wordt dit gesteld. In team 5 geeft een teamlid aan dat snellere evaluaties van het

team en de betrokken hulpverleners een noodzaak is. Nog een ander teamlid meent dat

er structureel meer tijd voorzien moet worden om o.a. studiedagen te bespreken.

Diezelfde mening wordt binnen team 5 ook weerspiegeld door slechte scores op het

item Op basis van systematische evaluaties van het onderling functioneren en van de

samenwerking worden regelmatig verbeteracties bepaald (gemiddelde score 2).

Team 2 scoort ook slecht op het item Na de interdisciplinaire teambesprekingen en

overlegmomenten heb ik het gevoel dat alles wat moet besproken zijn, ook besproken is

(gemiddelde score 2). Dit is mogelijks te verklaren door een gebrekkige tijdsplanning

van de vergadering. Door te lang bij een onderwerp stil te staan, worden andere

belangrijke zaken niet besproken. Een andere mogelijkheid is dat bepaalde disciplines

vinden dat ze onvoldoende aandeel hebben gehad bij het overleg. Eén teamlid van team

2 gaf bij de bevraging namelijk aan dat openstaan voor de vakinhoud van andere

disciplines prioritair verbeterd moet worden binnen het team. Een ander teamlid gaf dan

weer aan dat het in hun team een prioriteit zou moeten zijn dat een teamlid zijn

persoonlijke visie op iets mag meedelen tijdens de teambesprekingen.

6.8.2 Geselecteerde items volgens prioriteit inzake verbetering

Per team wordt hieronder het meest prioritaire item weergegeven, op basis van de

gesommeerde schaalscore voor dat item en het gegeven dat het item door minstens twee

respondenten moet gekozen zijn. Elke respondent kon immers maximaal vijf items

selecteren om te verbeteren, en aan deze items een verbeterprioriteit toekennen door de

scores 5, 4, 3, 2 en 1 te verdelen onder de geselecteerde items.

Page 84: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

76

InterDis 1: Voorwaarden voor interdisciplinair samenwerken

Team 1: Er zijn regelmatig gezamenlijke denk- en beslissingsmomenten, waarbij

nieuwe doelen, strategieën en afspraken worden vooropgesteld binnen het

team (12/25 effectieve respondenten [ER] – sommatie schaalscore [SS] 40)

Team 2: Er wordt regelmatig gereflecteerd op de kwaliteit van de hulp- en

zorgverlening vanuit de verschillende invalshoeken van de medewerkers. (3/8

ER – SS 14 )

Team 3: Op onze afdeling wordt er op een positieve manier omgegaan met kritiek: er

is een open en constructieve cultuur waarbij kritiek goed geuit en beluisterd

kan worden (3/9 ER – SS 8)

Team 4: (geen item door meerdere respondenten gekozen)

Team 5: (geen item door meerdere respondenten gekozen)

Uit de aangeduide verbeterprioriteiten van InterDis 1 blijkt dat reflectie op de kwaliteit

van de hulp- en zorgverlening meer aan bod zou moeten komen. Een aandachtspunt is

een teamcultuur te creëren waarin teamleden openstaan voor constructieve feedback en

gezamenlijke denk- en beslissingsmomenten te organiseren.

InterDis 2: Specifieke aspecten van interdisciplinaire werkprocessen

Team 1: De teamwerking wordt systematisch geëvalueerd (11/25 ER –SS 33)

Team 2: De multidisciplinaire vergaderingen (team- of werkoverleg) waar ik aan

deelneem ervaar ik als goed voorbereid (o.a. met duidelijke agenda en

werkdocumenten) en worden goed geleid (4/8 ER – SS 18)

Team 3: De teamwerking wordt systematisch geëvalueerd (2/9 ER – SS 9)

Team 4: (geen item door meerdere respondenten gekozen)

Team 5: Op basis van systematische evaluaties van het onderling functioneren en van

de samenwerking worden regelmatig verbeteracties bepaald (2/8 ER – SS9)

Uit de aangeduide verbeterprioriteiten van InterDis 2 blijkt dat de teams in globo vinden

dat systematische evaluatie van het teamwerk op zich nog onvoldoende aanwezig is

binnen de eigen werkcontext. Dus niet alleen inzake de hulpverlening maar ook inzake

de teamwerking hoort meer systematisch evaluatief overleg gehouden te worden.

Page 85: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

77

InterDis 3: De eigen competentie, ervaring en visie op interdisciplinair samenwerken

Team 1: Door het werken in team krijg ik ook beter inzicht in het gebruik van nieuwe

materialen, technologie en werkwijzen (5/25 ER – SS 20)

Team 2: Leden van het team van een andere discipline kennen goed mijn functieprofiel

(competenties, bevoegdheden en werkwijzen) (5/8 ER – SS 13)

Team 3: Gezondheidswerkers die in team werken letten meer op psychosociale

aspecten bij zorg aan patiënten (2/9 ER – SS 6)

Team 4: Interdisciplinaire zorgplanning vraagt eigenlijk niet veel meer energie/tijd

van gezondheidswerkers, als het maar goed georganiseerd wordt (2/7 ER –

SS 7)

Team 5: Ik let erop om zorg- en behandeldoelen op zodanige wijze te formuleren dat

ze goed passen in een interdisciplinair zorgplan (2/8 ER – SS 9)

De aangeduide verbeterprioriteiten op InterDis 3 zijn meer gevarieerd, aangezien deze

derde vragenlijst duidelijk verschillende clusters bevat en aangezien de items betrekking

hebben op de eigen persoon. Het is dan logisch dat hier minder een gemeenschappelijke

noemer te bepalen is.

6.8.3 Interpretatie van eigen specifieke itemclusters

Relevante items werden door ons geclusterd op de volgende aspecten: teamgerichtheid,

kennis van het beroepsprofiel en evaluatie van het teamfunctioneren (zie tabel 8). De

resultaten van de verschillende centra op deze clusters zijn weergegeven in tabel 10.

Tabel 10: Gemiddelde itemsores op de specifieke itemclusters (per team).

Team-

gerichtheid

Kennis van

beroepsprofiel

Evaluatie van

teamfunctioneren

Team 1 4.00 3.67 3.50

Team 2 4.00 3.33 2.75

Team 3 5.00 4.67 4.00

Team 4 4.00 3.67 3.50

Team 5 4.40 3.67 3.00

Page 86: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

78

Zoals eerder vermeld binnen de literatuurstudie is het resultaat van samenwerking meer

dan de som van alle individuele prestaties. Professionele hulpverleners dienen de

meerwaarde van interdisciplinair teamwerk dan ook in te zien. We zien na analyse van

de clusterscores een héél sterke teamgerichtheid bij elk team. De gemiddelde itemscore

per cluster varieert van 4.00 tot 5.00, itemscores gaan van 3 tot 5 met slechts enkele

negatieve uitschieters (score 2). We kunnen stellen dat leden van het interdisciplinair

team in hoge mate beroep doen op elkaar om de behandeldoelen te bereiken. Men maakt

degelijk gebruik van de specifieke deskundigheid en ervaring van de andere

gezondheidswerkers in het team, om zowel de eigen zorgdoelen als die van het ander

teamlid te (helpen) verwezenlijken. Het is uitermate positief dat de teamleden in hoge

mate bereid zijn disciplinespecifieke informatie en kennis interprofessioneel uit te

wisselen. Ook binnen de open eindvragen van de PROSE-vragenlijst werd

teamgerichtheid op al dan niet positieve wijze aangehaald:

“Het opnemen en delen van verantwoordelijkheid, communicatie is zeer belangrijk.” –

“Steeds voor elkaar klaarstaan.” – “Er wordt goed overlegd zodat je samen op dezelfde

golflengte zit.” (Excellent binnen team 1)

“Ik heb de indruk dat sommige collega's minder openstaan om gegevens uit te wisselen,

zowel op professioneel als persoonlijk vlak.”(Verbetersuggestie team 1)

“Binnen onze eigen werking dient er een nog betere omkadering te komen om

interdisciplinair werken verder uit te bouwen; nu is interdisciplinair werken te vrij-

blijvend: de ene medewerker doet het, de andere niet.”(Verbetersuggestie team 4)

Kennis van de beroepsrollen en competenties van andere disciplines verhoogt de

efficiëntie van het teamproces. Uit clusterscores blijkt de kennis van elkaars

beroepsprofiel voldoende aanwezig te zijn binnen elk centrum. De clusterscores

variëren van 3.33 tot 4.67. Team 3 haalt hierbij de hoogste score. Wellicht liggen de

scores zonder deelname van de artsen wat lager, gezien deze beroepsgroep de kennis

van het eigen beroepsprofiel hoog inschat (zie verder). Teamleden gaven bij de

eindvragen van de PROSE vragenlijst onderstaande opmerkingen:

Page 87: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

79

“Een goed team, waar we elkaar in de mate van het mogelijke steunen, en dat ook zeker

multidisciplinair is. We klitten niet in onze eigen discipline krampachtig samen, maar

staan open voor elkaar.” (Excellent volgens team 1)

“Iedere discipline wordt op zijn terrein gerespecteerd.” (Excellent volgens team 2)

“Bij sommige mensen meer openheid verwachten, maar dit is moeilijk af te dwingen.”

(Verbetersuggestie team 1)

“Openstaan voor de vakinhoud van andere disciplines - Op de teambesprekingen is het

belangrijk dat een teamlid zijn persoonlijke visie op iets mag meedelen.”

(Verbetersuggesties team 2)

“Teamwork met externe disciplines; professionele openheid in delen van kennis.”

(Verbetersuggestie team 3)

Uit de literatuur blijkt dat het volledige team, de afzonderlijke disciplines en het

management baat hebben bij regelmatige zelfevaluatie en feedback, dit ter optimalisatie

van het teamwerk. Toch blijkt uit de clusterscores van de vijf centra eerder een gebrek

aan teamevaluatie en feedback. De clusterscores variëren van 2.75 tot 4.00. Vooral team

2 haalt hier een lage score van 2.75. De nood aan (meer) reflectie, evaluatie en feedback

komt ook naar voor bij de open eindvragen van de PROSE-vragenlijst:

“Er heerst zeker een positieve en constructieve cultuur waarbij ieder teamlid veel

vertrouwen en krediet krijgt. Echt een omgeving waarin je kan groeien. Wanneer

iemand geen misbruik maakt van dit vertrouwen, is dat ideaal. Er wordt echter te

weinig kritiek gegeven wanneer dit nodig is.” (Verbetersuggestie team 1)

“We moeten elkaar ook kunnen wijzen op negatieve punten (hopelijk zonder dat dit de

positieve teamsfeer verknoeit).” – “Ik ben een voorstander van regelmatige individuele

functioneringsgesprekken voor elk personeelslid.” (Verbetersuggesties team 1)

“Wanneer wij bedenkingen of vragen hebben bij de aanpak van een collega, bespreken

we dit onderling of op een teamvergadering. Maar deze dingen worden zelden als

„kritiek‟ geformuleerd. Eerder als vraag/discussie.” (Opmerking team 3)

Page 88: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

80

“Coaching of regelmatige evaluatie van de coördinatoren zodat zij het interdisciplinair

werken nog beter kunnen realiseren.” (Verbetersuggestie team 4)

“Snellere evaluaties van het team en de betrokken hulpverleners.” (Verbetersuggestie

team 5)

6.8.4 Verschillen in clustercores tussen beroepsgroepen

De derde InterDis-vragenlijst leent zich voor onderzoek naar mogelijke verschillen

tussen disciplines inzake hun eigen ervaring, overtuiging en competentiebeleving.

Over het algemeen zijn de ervaringen van alle beroepsgroepen met teamwerk positief te

noemen (gemiddelde score op onderdeel ervaring: 3.7-4.6). Teamwerk wordt voldoende

gewaardeerd (gemiddelde score op onderdeel overtuiging: 3.5-4.6). Elke discipline

schrijft zichzelf bovendien voldoende competenties toe om in team te werken

(gemiddelde scores op onderdeel competenties: 3.4-4.4).

We kunnen stellen dat er weinig variatie bestaat tussen de beroepsgroepen (zie tabel

11). Logopedisten, artsen en kinesitherapeuten hebben de beste attitude t.o.v. teamwerk

(gemiddelde scores op onderdeel overtuiging: 4.2-4.6). Deze disciplines beschouwen

zichzelf als competent voor het werken in team (gemiddelde scores op onderdeel

competenties: 4.2-4.4) en hebben de meest positieve ervaringen t.o.v. hun eigen team en

teamwerk (gemiddelde scores op onderdeel ervaring: 4.1-4.6).

Tabel 11: Gemiddelde score op de specifieke itemclusters van de verschillende beroepsgroepen.

C1 C2 C3

Logopedisten 4.2 4.1 4.2

Psychologen 3.8 3.9 3.9

Ergotherapeuten 3.8 4.1 4.2

Kinesitherapeuten 4.2 4.2 4.3

Artsen 4.4 4.6 4.6

Sociale dienst en sociaal verpleegkundigen 3.4 4.0 3.9

C1 = competentie, C2 = ervaring, C3 = overtuiging

Page 89: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

81

De gemiddelde clusterscores liggen niet ver uit elkaar. De hoogste gemiddelde cluster-

scores bevinden zich bij artsen. Deze subgroep bestaat echter uit slechts drie

respondenten, waardoor de kans op vertekening vrij groot is. Dezelfde opmerking geldt

voor de laatste beroepsgroep, met eveneens slechts drie respondenten. De gemiddelden

worden hier toch ter informatie weergegeven.

De logopedisten uit de bevragingsgroep hechten met een gemiddelde score van 4.2 op

het onderdeel overtuiging niet méér belang aan interdisciplinair samenwerken dan

andere disciplines. Verschillen tussen de grootste beroepsgroepen (logopedisten,

psychologen-agogen, ergotherapeuten en kinesitherapeuten) zijn niet significant

bevonden. Logopedisten scoren consequent hoog op de drie specifieke itemclusters.

In de groep waren ook twee directieleden met een gemiddelde score van 3.5 op het

aspect overtuiging. Dit is op zich wel nog goed. Een lagere score bij directieleden kan

wijzen op mindere overtuigd enthousiasme rond de (positieve) gevolgen van inter-

disciplinair samenwerken dan bij de teamleden zelf. Gezien steun van het management

een voorwaarde is voor een goede interdisciplinaire samenwerking, vormt dit zeker een

aandachtspunt. Op de onderdelen ervaring en competenties behaalden de twee directie-

leden respectievelijk een gemiddelde score van 3.7 en 3.8, wat de laagste gemiddelde

scores zijn voor die categorieën. De minder goede houding t.o.v. teamwerk wordt ook

weerspiegeld in de scores van het onderdeel resultaat binnen InterDis 2, wat kan

betekenen dat zij de resultaten van het interdisciplinair samenwerken als minder positief

ervaren. Er is echter geen sprake van statistische significantie, en uit deze gegevens

mogen we ook absoluut niet generaliseren.

6.8.5 Analyse van de clusterscores binnen de beroepsgroepen

Logopedisten

We zien aanzienlijke verschillen, met een range tot 2.1 en dit op een schaal van 5

punten (zie tabel 12). Toch is er bij elk onderdeel een redelijk hoog gemiddelde. Dit is

te verklaren doordat team 2, dat een algemene lage score heeft, uit slechts één

logopedist bestaat. Team 3 daarentegen heeft een algemeen hoge score en bestaat uit

vijf logopedisten.

Page 90: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

82

Tabel 12: Gemiddelde score binnen de logopedie (N=19).

Minimum Maximum Range Gemiddelde

C1 3.0 5.0 2.0 4.2

C2 2.8 4.9 2.1 4.1

C3 3.3 5.0 1.7 4.2

De logopedisten scoren ook hoog op de vragenlijst InterDis 3. Ze hebben een totaal-

score van 83/100 op alle items, wat volgens PROSE-normen een hoge score is.

Men schrijft de eigen competenties hoog aan (één logopedist scoorde zes maal met de

hoogste score 5), wat resulteert in een gemiddelde totale score van 4.2. De gemiddelde

score op items binnen het onderdeel competenties is 4. Er is een hoge waardering en

positieve houding voor teamwerk (gemiddelde totale score 4.2), de logopedisten zijn

sterk teamgericht. De gemiddelde scores op items binnen onderdeel overtuiging gaan

van 4 tot 5. Binnen de logopedistengroep heerst een positieve ervaring met teamwerk

(gemiddelde totale score op onderdeel ervaring is 4.1). De gemiddelde score op items

binnen dit onderdeel is 4.

Psychologen-agogen

De psychologen halen een totaalscore van 77/100 voor vragenlijst InterDis 3. Hiermee

behalen ze een iets lagere score dan de logopedisten. Men schrijft de eigen competenties

hoog aan. Op het onderdeel competenties haalt men een gemiddelde totale score van 3.8

(zie tabel 13). De gemiddelde scores op items binnen dit onderdeel gaan van 3 tot 4. Er

is een hoge waardering en positieve houding voor teamwerk (gemiddelde totale score

3.9), de psychologen zijn dus zoals de logopedisten sterk teamgericht. De gemiddelde

scores op items binnen onderdeel overtuiging gaan van 3 tot 4. Binnen de

psychologengroep heerst een positieve ervaring met teamwerk (gemiddelde totale score

op onderdeel ervaring is 3.9). De gemiddelde scores op items binnen dit onderdeel gaan

van 3 tot 4.

Page 91: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

83

Tabel 13: Gemiddelde score binnen de psychologen (N=9).

Minimum Maximum Range Gemiddelde

C1 3.0 4.5 1.5 3.8

C2 3.1 4.6 1.5 3.9

C3 2.8 4.7 1.9 3.9

Verschillende psychologen geven aan niet akkoord te zijn met het feit dat inter-

disciplinair samenwerken niet meer inspanning/tijd vraagt.

Ergotherapeuten

Ook binnen deze beroepsgroep zien we grote verschillen, met een range tot 2.1 (zie

tabel 14). Dit is terug te verklaren door de algemene resultaten van team 2 en 3. Bijna

alle minima komen van één respondent uit team 2. Alle maxima komen van één

respondent uit team 3.

Tabel 14: Gemiddelde score binnen de ergotherapie (N=11).

Minimum Maximum Range Gemiddelde

C1 3.3 5.0 1.7 3.8

C2 2.9 5.0 2.1 4.1

C3 3.2 5.0 1.8 4.2

Men schrijft de eigen competenties hoog aan. Op het onderdeel competenties haalt men

een gemiddelde totale score van 3.8. De gemiddelde score op items binnen dit onderdeel

is 4. Er is een hoge waardering en positieve houding voor teamwerk (gemiddelde totale

score 4.2), ook de ergotherapeuten zijn dus sterk teamgericht. De gemiddelde score op

items binnen onderdeel overtuiging is 4. Binnen de ergotherapeutengroep heerst dus

ook een positieve ervaring met teamwerk. De gemiddelde totale score op onderdeel

ervaring is 4.1. De gemiddelde score op items binnen dit onderdeel is 4. Het is

opmerkelijk dat één ergotherapeut maximaal scoort, deze persoon gaf de hoogste score

op elk item.

Page 92: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

84

Kinesitherapeuten

Men schrijft de eigen competenties hoog aan. Op het onderdeel competenties haalt men

een gemiddelde totale score van 4.2 (zie tabel 15). De gemiddelde scores op items

binnen dit onderdeel gaan van 4 tot 5. Er is een hoge waardering en positieve houding

voor teamwerk (gemiddelde totale score 4.3), de kinesitherapeuten zijn dus zoals de

logopedisten sterk teamgericht. De gemiddelde scores op items binnen onderdeel

overtuiging gaan van 4 tot 5. Binnen de kinesitherapeutengroep heerst een positieve

ervaring met teamwerk (gemiddelde totale score op onderdeel ervaring is 4.2). De

gemiddelde scores op items binnen dit onderdeel gaan van 4 tot 5. Kinesitherapeuten

worden als volwaardig lid beschouwd en gerespecteerd (score 4-5 voor de hele groep).

Tabel 15: Gemiddelde score binnen de kinesitherapie (N=11).

Minimum Maximum Range Gemiddelde

C1 3.7 5.0 1.3 4.8

C2 3.3 5.0 1.7 4.2

C3 3.7 4.8 1.1 4.3

Artsen

Hier zien we opmerkelijk hoge scores. Er is een zéér positieve houding t.o.v. teamwerk

(gemiddeld score 4). De artsen in de bevragingsgroep scoren het hoogst van alle

disciplines op de drie onderdelen van InterDis 3. Ze schrijven de eigen competenties

heel hoog aan. Op het onderdeel competenties haalt men een gemiddelde totale score

van 4.4 (zie tabel 16). De gemiddelde scores op items binnen dit onderdeel gaan van 4

tot 5. Er is ook een heel hoge waardering en positieve houding voor teamwerk

(gemiddelde totale score 4.6), de artsen zijn dus heel sterk teamgericht. De gemiddelde

scores op items binnen onderdeel overtuiging gaan van 4 tot 5. Binnen de artsengroep

heerst een zeer positieve ervaring met teamwerk (gemiddelde totale score op onderdeel

ervaring is 4.6). De gemiddelde scores op items binnen dit onderdeel gaan van 4 tot 5.

Slechts één item had een gemiddelde score van 4: Andere teamleden (van een andere

discipline) helpen daadwerkelijk bij het bereiken van mijn therapeutische

Page 93: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

85

doelstellingen. We wijzen er hier echter nogmaals op dat deze gegevens gebaseerd zijn

op slechts drie respondenten, waardoor descriptieve statistiek beperkt is en er zeker

geen generalisatie mag gebeuren.

Tabel 16: Gemiddelde score binnen de artsen (N=3).

Minimum Maximum Range Gemiddelde

C1 4.0 5.0 1.0 4.4

C2 3.9 5.0 1.1 4.6

C3 3.3 5.0 1.7 4.6

Sociale dienst en sociaal verpleegkundigen

De ondervraagde sociaal werkers schrijven de eigen competenties blijkbaar het minst

hoog aan, ofwel is men kritischer ten opzichte van de eigen competenties. Op het

onderdeel competenties haalt men een gemiddelde totale score van 3.4 (zie tabel 17). De

gemiddelde scores op items binnen dit onderdeel gaan van 3 tot 4. Er is een hoge

waardering en positieve houding voor teamwerk (gemiddelde totale score 3.9), de

sociaal werkers zijn dus wel teamgericht, maar niet zoveel als andere disciplines. De

gemiddelde scores op items binnen onderdeel overtuiging gaan van 3 tot 5. Binnen de

groep van sociaal werkers heerst ook een positieve ervaring met teamwerk (gemiddelde

totale score op onderdeel ervaring is 4). De gemiddelde score op items binnen dit

onderdeel is 4. We wijzen er hier echter nogmaals op dat deze gegevens gebaseerd zijn

op slechts drie respondenten, waardoor descriptieve statistiek beperkt is en er zeker

geen generalisatie mag gebeuren.

Tabel 17: Gemiddelde score binnen de sociale dienst en sociaal verpleegkundigen (N=3).

Minimum Maximum Range Gemiddelde

C1 3.0 3.9 0.9 3.4

C2 2.8 4.8 2.0 4.0

C3 2.7 4.7 2.0 3.9

Page 94: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

86

Eén respondent scoort trouwens opmerkelijk lager dan de andere twee, vooral op de

eigen ervaring met het team. Hij scoort lager bij items zoals: Bij andere teamleden

terechtkunnen voor helpen bereiken van eigen therapiedoelen en Andere teamleden

helpen bij het bereiken van mijn therapiedoelen. Volgens datzelfde teamlid vraagt

teamwerk wel meer inspanning en tijd. Hij is ook niet akkoord dat interdisciplinair

samenwerken fouten zou vermijden, of dat het de motivatie van gezondheidswerkers

verhoogt, of dat er meer op psychosociale aspecten gelet wordt bij teamwerk.

In tabel 18 worden de resultaten van de verschillende beroepsgroepen op de gevormde

specifieke clusters weergegeven. Logischerwijs zien we a.d.h.v. de clusterscores ook op

het niveau van de beroepsgroepen een sterke teamgerichtheid. De gemiddelde itemscore

voor elke beroepsgroep is 4, itemscores gaan van 3 tot 5 met opnieuw de uitzondering

van drie teamleden (één psycholoog en twee kinesitherapeuten) die elk een 2 scoorden

op een welbepaald item. We kunnen stellen dat ook elke beroepsgroep afzonderlijk de

positieve instelling heeft beroep te doen op andere disciplines om de behandeldoelen te

helpen bereiken. Gezien alle beroepsgroepen persoonlijk aangeven dat men op een

stimulerende en constructieve manier met andere teamleden samenwerkt, mogen we

stellen dat de er geen verschillen in teamgerichtheid zijn onder de eerder genoemde

disciplines.

Tabel 18: Gemiddelde scores op specifieke itemclusters volgens discipline (beroepsgroepen).

Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3

Logopedisten 4.00 3.67 3.50

Psychologen 4.00 3.33 3.25

Ergotherapeuten 4.00 3.67 3.50

Kinesitherapeuten 4.00 4.00 3.25

Artsen 4.20 4.67 3.75

Sociaal werkers 4.00 3.67 3.25

Cluster 1 = teamgerichtheid, Cluster 2 = kennis beroepsprofiel, Cluster 3 = evaluatie teamfunctioneren

Page 95: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

87

Uit de clusterscores van de beroepsgroepen blijkt kennis van elkaars beroepsprofiel

voldoende aanwezig te zijn. Deze scores variëren van 3.33 tot 4.67. De artsen scoren

hier het hoogst (allemaal een itemscore van 4 of 5), gevolgd door de kinesitherapeuten.

Zij menen dat hun beroepsprofiel uitermate goed gekend is. Logopedisten spreken een

gebrekkige kennis van hun beroepsprofiel tegen, hoewel hun itemscores variëren van 1

tot 5 en er beduidend meer lagere scores gegeven worden dan bij andere disciplines.

Ook bij de psychologen is dit het geval.

De beroepsgroepen beoordelen de aanwezigheid van teamevaluatie vrij evenwaardig,

met consequent een wat lagere beoordeling dan op de andere twee clusters. De

clusterscores variëren van 3.25 tot 3.75. Evaluatie is dus duidelijk wel aanwezig, maar

zou nog frequenter en meer systematisch kunnen plaatsvinden.

6.8.6 Resultaten uit de nabespreking

In hoeverre is het gebrek aan respons vanwege artsen een weerspiegeling van een

mogelijke minder geïnteresseerde houding t.o.v. interdisciplinair samenwerken? Deze

en de eerder geformuleerde vragen wilden we beantwoord zien via een debriefing

interview met de teamverantwoordelijken (die in bepaalde gevallen tevens de directie

van het centrum zijn).

De kwalitatieve informatie verkregen uit de debriefing interviews draagt bij tot een

verrijking van het beeld op de huidige interdisciplinaire teamwerking binnen de

revalidatiesector. De teamwerking binnen de deelnemende teams varieert sterk, gaande

van vaste equipes/units onder leiding van een coördinator (bijv. psycholoog of

orthopedagoog) en/of een arts (bijv. psychiater of kinder- en jeugdpsychiater) tot

multidisciplinaire teams opgedeeld naar taakinhoud (bijv. algemeen team, team

diagnostiek en therapeutenteam) of samengesteld voor elke patiënt uit een bepaalde

doelgroep (elk team is dan verantwoordelijk voor een aantal patiënten).

De meeste teams zijn in het bezit van een bijkomende erkenning als multidisciplinair

team, behalve team 5 (waar de VAPH-aanvragen door andere medewerkers gebeuren).

De erkende teams zijn door het VAPH (het vroegere VLAFO) gemachtigd

multidisciplinaire verslagen op te stellen i.f.v. een VAPH-aanvraag. Team 4 ervaart de

gehanteerde werkwijze voor het opmaken van dergelijk verslag als zeer efficiënt en

Page 96: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

88

nuttig. Ook de communicatie met het VAPH loopt bij hen behoorlijk. De

verantwoordelijke van team 2 beaamt dit en geeft ook aan dat het VAPH-dossier binnen

hun team goed bruikbaar is om de problematiek van de patiënt te beschrijven. De

communicatie verloopt vlot, gezien er een hoog aantal dossiers zijn waarvoor

regelmatig contact opgenomen wordt. Deze mening wordt niet gedeeld door team 1, dat

aangeeft dat het de principes van een VAPH-aanvraag goedkeurt maar de manier van

verwerking soms betuttelend en rigide vindt (bijv. het feit dat alles nu via griffoen

gebeurt, toont aan hoe de administratieve verwerking belangrijker is dan de hulp op

maat van de hulpvrager of patiënt). Ook de communicatie met het VAPH vindt de

directeur nogal rigide en de inspanningen die ervoor geleverd moeten worden, worden

volgens hem onderschat. Team 3 had hier verder geen opmerkingen bij.

Teamvergaderingen worden binnen de teams over het algemeen gepland aan de hand

van een (elektronische) agenda. Deze wordt niet standaard door dezelfde persoon

opgesteld, dit gebeurt of door de teamcoördinator of door de teamleden samen die via

de computer de agenda kunnen aanvullen. Teams komen wekelijks samen om start,

opvolging, bijsturing of beëindiging van therapie te bespreken. Agendapunten worden

één voor één overlopen, vaak onder leiding van één vast teamlid. Behalve bij team 1,

dat aangeeft dat de vergadering formeel geleid wordt door de coördinator (gespreks-

leiding, verslag enz.) en inhoudelijk door de arts (revalidatieproces, afstemmingen,

evaluaties enz.). Team 2 geeft dan weer aan dat er binnen hun teamwerking twee

soorten teamvergaderingen bestaan: patiëntoverleg (voorbereid door de coördinator,

waarbij alle disciplines aanwezig zijn) en teamoverleg (inhoudelijke en organisatorische

besprekingen). Team 4 duidt ook regelmatig één of meerdere teamleden aan om deel te

nemen aan netwerkinterventies.

Professionele aspecten in verband met kernprocessen van diagnostiek en therapie

kunnen een invloed hebben op de manier van werken in team. De verantwoordelijke van

team 5 geeft aan dat er een kader voor uitwerking gecreëerd wordt maar dat de

inhoudelijke invulling door de teamleden zelf gebeurt, rekening houdend met de

therapienood en de praktische mogelijkheden van de patiënt. Op deze manier blijft de

interdisciplinaire werking op een evenwaardige manier verlopen. Team 3 volgt

wetenschappelijke bevindingen vanuit diagnostiek en behandeling goed op, werkwijzen

Page 97: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

89

in team worden grondig besproken en indien nodig bijgestuurd. Zo kan er in team

beslist worden om over bepaalde problematieken (bijv. ASS en ADHD) meer

bijscholing te volgen. De verschillende disciplines proberen hun bevindingen dan

zoveel mogelijk door te spelen aan de andere teamleden. Tijdsgebrek binnen een

teamvergadering kan dit proces hinderen (patiënten worden eerst besproken).

Teamleden proberen elkaar dan ook buiten de vergadering te informeren.

Scholing rond interdisciplinair werken komt niet binnen elk team aan bod. Terwijl team

4 zowel intern als extern regelmatig bijscholing volgt, doet team 5 dit niet (ondanks het

feit dat er wel aandacht aan besteed wordt). Specifieke scholing kwam in team 3 de

laatste jaren niet aan bod. De teamverantwoordelijke geeft aan dat het team het gevoel

heeft dat vergaderingen wel vlot verlopen en men de nood niet voelt zich bij te scholen.

Scholing gebeurt eerder in de richting van specifieke problematieken rond diagnostiek

en therapie. De directeur van team 1 geeft aan dat men er permanent voor zorgt dat het

revalidatiewerk multidisciplinair blijft gebeuren. Hij is zich bewust van het risico dat

disciplines, eens achter de gesloten deuren van de eigen therapieruimte, hun

teamgerichtheid laten varen en schuift het belang van volgehouden vorming naar voor.

Deze rol werd dan ook uitdrukkelijk aan het zogenaamde Sig („Sterk in Grenzen

verleggen‟) toebedeeld. De werkcontext van team 2 staat dan weer heel open voor het

volgen van bijscholing en verwacht dit dan ook van de personeelsleden. Vorming rond

interdisciplinair werken kan aan bod komen, maar specialisatie binnen het werkdomein

zal echter meestal voorrang krijgen gezien dit verwacht wordt van de dienst.

Ook organisatorische randvoorwaarden kunnen bepalend zijn voor het verloop van

teamwerk. Zo wordt er binnen team 5 heel sterk unit-gericht gewerkt en heeft het

management (i.f.v. goede multi- en interdisciplinaire werking) onlangs besloten één unit

voor autismespectrumstoornissen over te houden voor het basisteam i.p.v. twee. Andere

teamleden zitten nog in minstens twee units. De teamverantwoordelijke geeft aan dat dit

de werkbaarheid verhoogt, maar dat het contact en ervaring met de andere teamwerking

gereduceerd wordt. Het management neemt hier dus een dominante rol op zich, terwijl

bestuurders in team 3 slechts betrokken worden bij onregelmatigheden of in

uitzonderlijke situaties. Daar krijgen de therapeuten een grote zelfstandigheid en

gedeelde verantwoordelijkheid in het organiseren en uitvoeren van het team (bijv.

Page 98: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

90

agendapunten toevoegen of dossiers zelfstandig raadplegen). De teamverantwoordelijke

van team 4 beaamt dit en geeft aan dat elk team binnen de wettelijke bepalingen de

nodige ruimte en vrijheid krijgt om in onderling overleg en in overleg met netwerken de

revalidatie uit te voeren. De directeur van team 1 meent dat de verloning van het MDT-

werk het centrum belet om het werk te doen zoals het hoort. Een team in een

revalidatiecentrum wil, om tot een goed multidisciplinair verslag te komen, méér werk

verrichten dan er binnen bijvoorbeeld Centra voor Leerlingenbegeleiding of

mutualiteiten verricht wordt en moet voor dit meerwerk toch werken vanuit een

onderbezetting. Team 2 is vrij om de interdisciplinaire werkwijze zelf te organiseren.

Personeelstekort en werkdruk (omwille van eigen financiering) maakt echter dat

overlegmomenten in team beperkt zijn en zeer efficiënt moeten gebeuren op momenten

dat ze kunnen plaatsvinden.

Als we de bijdrage van de logopedist aan het interdisciplinair teamwerk bekijken, wordt

deze binnen alle teams als een evenwaardig teamlid beschouwd. Team 1 geeft hierbij

aan dat de bijdrage van de logopedist in de diagnostiek van communicatie en de functies

daarvan van essentieel belang is. Zeker in de revalidatieperiode van de functietraining

onderscheidt de logopedist zich van andere disciplines. In de fase van „kwaliteit van

leven‟ schaart hij zich in het team naast de anderen. Gezien de doelgroepen binnen team

2 hebben de artsen en de kinesitherapeuten een groter aandeel binnen het zorgplan, maar

bij spraak-, taal- en voedingsproblemen wordt de logopedist zeer sterk betrokken.

Binnen team 3 neemt de logopedist evenveel deel aan diagnostiek en mogelijk nog iets

meer aan behandeling. Ook team 4 en 5 beschouwen de logopedist als een belangrijk en

evenwaardig teamlid, zeker wanneer verbale communicatie gestimuleerd moet worden.

Wanneer de bijdrage van de arts aan het teamwerk bestudeerd wordt, zien we dat deze

discipline vaak optreedt als leider/verantwoordelijke van het team. Binnen team 1 speelt

de arts een essentiële rol in de diagnostiek en het revalidatieproces. Hij neemt deel aan

elke teamvergadering of wordt over de gemaakte afspraken op de hoogte gebracht en

keurt ze goed/af. Toch zijn er volgens de directeur voor de arts te weinig uren ter

beschikking om deze essentiële rol goed te vervullen. Hij meent dat de dokters

drukbezet zijn en permanent moeten werken met een onbevredigd gevoel, omdat zij een

veel grotere inbreng zouden willen in de totaliteit van diagnostiek, therapie,

Page 99: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

91

ouderbegeleiding, psycho-educatie en zelfs netwerkoverleg. Ook binnen team 2 is de

arts betrokken bij multidisciplinair overleg, zowel bij patiëntbesprekingen als bij het

teamoverleg. Dat overbezetting van deze discipline een knelpunt vormt, wordt ook hier

aangegeven. De teamverantwoordelijke meent namelijk dat de artsen de PROSE-

vragenlijst niet hebben ingevuld door tijdgebrek. Team 3 heeft een revalidatie-arts die

tevens de functie van directeur bekleedt. Team 4 heeft dan weer een arts die als

volwaardig lid deelneemt aan de diagnostiek en behandeling en binnen de teamwerking

de leiding op zich neemt. Een arts maakt binnen team 5 geen deel uit van het MDT dat

deelnam aan het exploratief onderzoek.

Het efficiënt beheren en hanteren van dossiers draagt bij tot goed teamwerk. Teams

werken met ofwel een papieren patiëntendossier (team 1 en 3), een elektronisch

zorgdossier (team 2) of nemen beide in gebruik (team 4 en 5). In team 3, waar alles nog

volledig op papier gebeurt, neemt men nota‟s omtrent eventuele beslissingen,

wijzigingen in therapie, testresultaten die aan ouders meegedeeld moeten worden enz..

Deze nota‟s worden op een daartoe ontworpen formulier genoteerd en komen in het

persoonlijk dossier van het kind terecht. Team 1 werkt met een centraal dossier (alle

inhoudelijke gegevens, medische verslagen en overlegverslagen, onderzoeksresultaten,

uurroosters en de chronologie van het revalidatieproces) en een administratief dossier

(gegevens van voorschriften, aanvragen en verlengingen, rechten, toelatingen enz.).

Zoals eerder vermeld bestaat ook hier geen elektronisch dossier ter vervanging van de

twee beschreven soorten dossiers. Verwerking van administratief materieel gebeurt wel

elektronisch. Geautomatiseerde gegevensverwerking heeft dus nog niet naar elke

teamwerking zijn weg gevonden, hoewel in team 3 de multidisciplinaire verslagen i.f.v.

een VAPH-aanvraag wel al elektronisch verstuurd worden. In team 4 bestaat het dossier

uit een medisch/administratief gedeelte, een therapeutisch gedeelte en een registratie-

gedeelte. Binnen team 5 wordt ieder intern of extern contact/teammoment over een

welbepaalde cliënt in het individueel dossier genoteerd onder „guidance‟. Dit verloopt

bijna volledig elektronisch. Voor de jaarlijkse verlenging „Aanvraag tegemoetkoming

RIZIV‟ wordt een evolutieverslag opgemaakt. Men maakt ook gebruik van een centraal

multidisciplinair verslag waar per ontwikkelingsdomein de desbetreffende therapeut zijn

gegevens noteert. Team 2 werkt met een volledig elektronisch patiëntendossier,

specifiek aangepast aan de werksetting.

Page 100: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

92

7. Discussie

Het exploratief onderzoek kent enkele beperkingen waardoor we de resultaten niet

zomaar kunnen veralgemenen naar de hele sector van de revalidatie en die maken dat

we dit onderzoek met de nodige voorzichtigheid moeten interpreteren. Ons onderzoek

zal gevolgd worden door de participatie van bijkomende andere centra, waardoor de

generalisatiegraad drastisch zal verhogen.

Het was niet het doel van ons onderzoek om conclusies te trekken voor de hele sector

van de revalidatie. We wilden in eerste instantie de bruikbaarheid van het actie-

onderzoek en met name de gebruikte zelfevaluatievragenlijsten nagaan in een duidelijk

afgebakende groep van centra.

Bij het selecteren van revalidatiecentra met een erkend MDT werd gezocht binnen de

provincies Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant vanwege beperkte verplaatsings-

mogelijkheden van de onderzoekers. Het onderzoek is beperkt in schaalgrootte. Drie

relatief korte vragenlijsten werden afgenomen bij vijf multidisciplinaire teams, waarbij

de focus lag op de opinie en perceptie van een beperkt aantal therapeuten. Omdat het

aantal respondenten van erkende MDT‟s slechts 35 bedroeg, werd besloten om ook de

leden van de gewone (niet door VAPH erkende) MDT‟s op te nemen, waardoor de

respondentengroep groeide van 35 naar 74 teamleden. De responsgraad binnen de vijf

deelnemende teams was zeer hoog door het gebruik van het PROSE Online Diagnostics

System. Toch blijft onze steekproef van centra niet representatief voor alle

revalidatiecentra in Vlaanderen. Om deze reden moet dit werk vooral beschouwd

worden als een exploratief onderzoek. Vervolgonderzoek zou kunnen focussen op

andere regio‟s binnen Vlaanderen.

De mate waarin de vragenlijsten zorgvuldig worden ingevuld, hangt af van de tijd die

men ervoor neemt. Teamleden hebben een drukke planning en dit werd zeker in

rekening gebracht tijdens het verloop van het onderzoek. Na het eigenhandig exploreren

van de vragenlijsten door de onderzoekers, bleek dat het invullen slechts 20 tot 25

minuten in beslag neemt. Bovendien konden de teamleden de vragenlijsten eender waar

invullen. Dit werd dan ook als motiverende factor naar de teamleden toe

gecommuniceerd.

Page 101: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

93

Een online in te vullen vragenlijst heeft zowel voor- als nadelen. Voordelen hiervan zijn

o.a. lagere kosten, mogelijkheid tot controle op het volledig invullen van de vragenlijst,

en automatische scoring waardoor de kans op menselijke fouten kleiner wordt. Daar-

naast zijn er ook een aantal nadelen zoals vereiste computerkennis en zelfselectie door

respondenten (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2007). Zo vergaten enkele teamleden de

eindvragen in te vullen. Enkel wanneer ze deze vragen hadden ingevuld, werd de

vragenlijst als correct beëindigd gemarkeerd. Dit element maakte het echter mogelijk

om op te volgen wie de vragenlijsten al dan niet volledig heeft beantwoord, om hen

alsnog aan te zetten tot finalisering. De responsgraad was hierdoor zeer hoog. Wel is het

jammer om vast te stellen dat binnen de groep artsen de responsgraad beperkt bleef. De

verantwoordelijken gaven aan dat dit vermoedelijk kwam door hun druk tijdsschema en

gebrek aan motivatie. De artsen die de vragenlijsten wél hadden ingevuld, bleken wel

zeer hoog te scoren op de verschillende aspecten van de vragenlijst, inclusief op hun

eigen houding tegenover interdisciplinair samenwerken.

Het PROSE Online Diagnostic System op het internet had een klein onverwacht nadeel.

De geautomatiseerde mail met de logingegevens bleek immers soms door een hoog

beschermingsniveau van spamfilters bij enkele respondenten in de map met ongewenste

e-mail terechtgekomen te zijn. De teamverantwoordelijken werden zo snel mogelijk

hiervan verwittigd, waardoor dit nog kon worden rechtgezet. Toch kunnen we besluiten

dat het PROSE-systeem handig is in gebruik, zowel voor de respondenten als voor de

onderzoekers. De teamleden werden begeleid bij het doorlopen van de verschillende

vragenlijsten en het aanduiden van prioritaire items. De onderzoekers konden makkelijk

de vorderingen per team opvolgen.

De diagnose is gebeurd op basis van zelfevaluatievragenlijsten en niet via objectieve

metingen. Bij de verwerking van gegevens werd steeds in het achterhoofd gehouden dat

in dit geval de perceptie van de teamleden het onderzoeksresultaat vormt. Sociaal

wenselijk antwoorden werden enigszins opgevangen door gegarandeerde anonimiteit

van de respondenten en de respondenten de mogelijkheid te geven om de vragenlijst op

een zelf gekozen plaats in alle privacy in te vullen. Daarnaast werd dit ook voor een

deel gecompenseerd door de perceptie van de teamleden te vergelijken met de perceptie

van de teamverantwoordelijke(n) over de status en de verbeterprioriteiten binnen het

Page 102: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

94

team. De teamverantwoordelijke is, met zijn helikopterperspectief over de teamwerking,

samen met de teamleden dé bron om informatie te verzamelen over de efficiëntie van

interdisciplinaire samenwerken in de revalidatiesector en om bijhorende verbeterpunten

te formuleren. Bovendien zijn er een aantal teams waarbij meerdere coördinatoren deel-

nemen als respondent.

Uit de resultaten op teamniveau blijkt dat volgens alle teamleden de voorwaarden tot

teamwerk voldoende aanwezig zijn binnen het eigen team. Men neemt een positieve

houding aan t.o.v. teamwerk. Leden van het interdisciplinair team doen in hoge mate

beroep op elkaar om de behandeldoelen te bereiken. Men maakt gebruik van de

specifieke deskundigheid en ervaring van de andere gezondheidswerkers, om zowel de

eigen zorgdoelen als die van het ander teamlid te verwezenlijken. Ieder team is dus

teamgericht en ziet het nut van teamwerk in. Dit blijkt ook uit de clusterscores op

itemniveau. Over het algemeen zijn ook de ervaringen van alle beroepsgroepen met

teamwerk positief te noemen. De artsen scoren het hoogst van alle disciplines op de drie

onderdelen van InterDis 3. De verschillen tussen de beroepsgroepen zijn miniem, al kan

opgemerkt worden dat de directieleden het interdisciplinair samenwerken het minst

positief ervaren en dat logopedisten, artsen en kinesitherapeuten de beste attitude

hebben t.o.v. teamwerk. Deze disciplines beschouwen zichzelf als héél competent voor

het werken in team. Ze hebben ook de meest positieve ervaringen t.o.v. hun eigen team

en teamwerk. Het is belangrijk op te merken dat logopedisten niet méér belang hechten

aan interdisciplinair samenwerken dan andere disciplines en dat het beroepsprofiel

voldoende gekend is.

De onderzoeksresultaten van de vijf teams tonen een matige tot hoge kwaliteit van de

interdisciplinaire praktijk aan. De kwaliteit van het overleg is vooral binnen team 2 nog

onvoldoende. De lage itemscores van dit team op het item rond teamevaluatie en

algemene lage scores voor alle teams op de gevormde cluster evaluatie van het

teamfunctioneren (zie resultaatsverwerking) kunnen te wijten zijn aan het management

of de teamverantwoordelijken, die geen systematische evaluatie en feedback (kunnen)

inplannen ter optimalisatie van het teamwerk. Tijdsgebrek vormt hier mogelijk de

grootste oorzakelijke factor. Ook uit de aangeduide verbeterprioriteiten binnen InterDis

2 en de eindvragen van de PROSE-vragenlijst blijkt dat het overgrote deel van de teams

Page 103: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

95

vindt dat systematische evaluatie van het teamwerk nog onvoldoende aanwezig is

binnen de eigen werkcontext. Uit de aangeduide verbeterprioriteiten van InterDis 1

blijkt verder dat reflectie op de kwaliteit van de hulp- en zorgverlening meer aan bod

zou moeten komen. Een aandachtspunt is een teamcultuur te creëren waarin teamleden

openstaan voor constructieve feedback. Gezamenlijke denk- en beslissingsmomenten

vinden volgens team 1 onvoldoende plaats.

De teamwerking en –samenstelling binnen de deelnemende teams variëren sterk. Naast

een niet identieke samenstelling van de teams, spelen ook individuele variabelen en

contextfactoren een belangrijk rol bij het bepalen van de kwaliteit van het teamwerk. Zo

blijkt uit de nabespreking dat niet alle teams gebruik maken van geautomatiseerde

gegevensverwerking en komt scholing rond interdisciplinair werken niet binnen elk

team aan bod. Scholing rond diagnostiek en behandeling of i.f.v. specialisatie krijgt nog

steeds voorrang. Ook de meningen rond de samenwerking met het VAPH zijn verdeeld.

Over het algemeen zijn teams heel tevreden met de huidige procedure en ervaren ze dit

proces dus als heel efficiënt. Toch meent één team dat de werking eerder rigide te

noemen is en grote inspanningen vereist van het team, die door de buitenwereld

onderschat worden. Opmerkelijk is ook dat het management niet binnen alle teams

evenwaardig betrokken wordt. Ofwel nemen ze een heel dominante rol in, ofwel hebben

ze slechts inspraak in uitzonderlijke gevallen.

Kennis van de beroepsrollen en competenties van andere disciplines blijkt voldoende

aanwezig te zijn binnen elke team, hoewel team 2 dit toch als een verbeterprioriteit

aanduidt. Uit de debriefing blijkt dat de logopedist beschouwd wordt als een

evenwaardig teamlid. Artsen blijken heel teamgericht (en fungeren vaak als leider),

maar worden vaak gehinderd door een (te) strakke tijdsplanning.

De onderzoeksresultaten zullen verder met de teamverantwoordelijken besproken

worden. Daarna zal bepaald worden hoeveel teams deel zullen nemen aan het

vervolgonderzoek met de interventie- en ondersteuningsfase.

Page 104: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

96

8. Conclusie

Uit de inleiding komt reeds naar voor hoe belangrijk interdisciplinair samenwerken is in

de steeds complexer wordende gezondheidszorg. De effectiviteit van teamwerking

wordt bepaald door de kennis en vaardigheden van de teamleden, het teamproces en de

organisatorische context. Hierbij is communicatie tussen de teamleden, het management

en de patiënten één van de belangrijkste factoren. Voordelen verbonden aan het werken

in team zijn groot voor zowel de organisatie, het team, als de patiënten.

Dit onderzoek had als voornaamste doel een indirecte validering van de (voor de

algemene sector van zorg en welzijn) ontwikkelde beschikbare vragenlijsten en

gebruikte indexen. We onthouden uit het onderzoek dat elk team een unieke

samenstelling en werkwijze heeft. Het vermoeden dat de kwaliteit van de

interdisciplinaire praktijk in de betrokken centra op een redelijk peil ligt, wordt voor de

vijf teams bevestigd. De verschillen tussen de gemiddelde scores van de beroepsgroepen

zijn klein. Alle beroepsgroepen ervaren het werken in team als een positief gegeven.

Elke discipline beoordeelt zich competent genoeg om te werken in team. De

logopedisten van de revalidatiecentra zijn sterk teamgericht en hebben een positieve

houding ten opzichte van teamwerk. Hoewel men in deze erkende teams hoog scoorde,

en de resultaten dus als een vorm van validatie en eerste benchmarking kunnen gezien

worden, is er in elk team een duidelijke vraag naar meer systematische evaluatie en

opvolging van het teamgebeuren.

Via een nabespreking werd bijkomende informatie vergaard over de kwaliteit van het

interdisciplinair samenwerken in de vijf teams. De teamsamenstelling varieert sterk,

gaande van vaste equipes tot teams opgedeeld naar taakinhoud of doelgroep. De

scholing die teams volgen, gaan meestal over specifieke problematieken rond

diagnostiek en therapie en niet over interdisciplinair samenwerken. Daarnaast zijn er

ook verschillen rond het beheren en hanteren van dossiers. Er zijn teams die werken met

een papieren patiëntendossier, anderen werken dan weer met een elektronisch

zorgdossier of een combinatie van de twee. De logopedist wordt gezien als een

evenwaardig teamlid. Het beroepsprofiel is door de andere teamleden voldoende

gekend. De arts blijkt meestal als een teamgericht persoon gezien te worden, maar een

Page 105: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

97

strikte tijdsplanning zorgt er vaak voor dat deze niet in die mate aan het teamwerk kan

deelnemen zoals men het wel zou willen.

Deze studie kan het management, de teamverantwoordelijke(n) en de disciplines van

een revalidatieteam (nieuwe) inzichten geven over de verschillende facetten van

interdisciplinair samenwerken. Het management en de teamverantwoordelijke(n)

kunnen aan de hand van de resultaten van dit onderzoek besluiten om de

interdisciplinaire samenwerking verder uit te bouwen en te verbeteren. Een deel van de

participerende instellingen kunnen in de toekomst deelnemen aan een interventie- of

ondersteuningsfase. Hierbij is het de bedoeling om een gehanteerde werkwijze of

gebruikt instrument aan te passen of juist om een nieuwe werkmethode in te voeren. Er

is voor elk team de mogelijkheid om training/opleiding in interdisciplinair werken te

krijgen, waarbij de focus op cliëntgerichte zorg, teamgericht samenwerken,

communicatie en dossierbeheer zal liggen. Een vervolgmeting met dezelfde PROSE-

vragenlijst van het huidig exploratief onderzoek zal toelaten het effect van training op

de teamprestatie na te gaan. Bij de deelnemende centra lagen de behaalde

realisatiescores echter vrij hoog, en waren er geen items die als onvoldoende zijn

gemarkeerd. We kunnen dus besluiten dat de kwaliteit van de interdisciplinaire

teamwerking in de geselecteerde groep van multidisciplinaire revalidatieteams door

henzelf als voldoende tot goed wordt gepercipieerd.

Tot slot enkele aanbevelingen voor verder onderzoek. Vervolgonderzoek zou kunnen

focussen op bijkomende andere centra, zowel in Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen, als

in andere regio‟s binnen Vlaanderen. De visie van de patiënten/cliënten op de

performantie van het team is mogelijk een extra interessante invalshoek, maar hun

perspectief werd niet in het exploratief onderzoek opgenomen. Vervolgonderzoek zou

hier meer kunnen op inspelen.

Page 106: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

98

9. Literatuurlijst

Adams, A., Bond, S., & Arber, S. (1995). Development and validation of scales to measure

organizational features of acute hospital wards. International Journal of Nursing Studies, 32,

612-627.

Amarasingham, R., Plantinga, L., Diener-West, M., Gaskin, D.J., & Powe, N.R. (2009). Clinical

information technologies and inpatient outcomes: A multiple hospital study. Archives of

Internal Medicine, 169, 108-14.

Anseel, F. (2010). Effectief communiceren en samenwerken. Gent: Academia Press.

Barnard, R.A., Cruice, M.N., & Playford, E.D. (2010). Strategies used in the pursuit of achievability

during goal setting in rehabilitation. Qualitative Health Research, 20, 239-250.

Barr, H. (2002). Interprofessional education: Today, yesterday and tomorrow. Unpublished

manuscript, London: Learning and Teaching Support Network for Health Sciences and

Practice.

Batorowicz, B., & Shepherd, T.A. (2008). Measuring the quality of transdisciplinary teams. Journal

of Interprofessional Care, 22, 612–620.

Beukelman, D.R., & Mirenda, P. (2005). Augmentative and alternative communication: Supporting

children and adults with complex communication needs. Baltimore: Brookes Publishing.

Borrill, C., West, M., Shapiro, D., & Rees, A. (2000). Teamworking and effectiveness in health care.

British Journal of Health Care Management, 6, 364–371.

Borrill, C.S., Carletta, J., Carter, A. J., Dawson, J.F., Garrod, S., Rees, A., et al. (2003).

Teamworking and effectiveness in health care. Birmingham: Aston Centre for Health Services

Research, University of Aston.

Brenninkmeijer, A.F.M., van Oyen, K., Prein, H.C.M., & Walters, P. (2005). Mediation. Den Haag:

Sdu Uitgevers bv.

Broekaert, E., & van Hove, G. (2005). Handboek bijzondere orthopedagogiek. Antwerpen: Garant.

Byrne, A., & Pettigrew, C.M. (2010). Knowledge and attitudes of allied health professionals students

regarding the stroke rehabilitation team and the role of the speech and language therapist.

International Journal of Language and Communication Disorders, 45, 510-521.

Page 107: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

99

Capko, J. (1996). Leadership teams key to succeed with managed care. American Medical News, 39,

34-36.

Careau, E., Vincent, C., Swaine, B., & Légare, E. (2010). Évaluation de la collaboration

interprofessionnelle lors de rencontres interdisciplinaires en santé (ECIP). Ongepubliceerd

document, Université Laval (Faculté de médecine), Canada.

Careau, E., Vincent, Cl., & Noreau, L. (2008). Assessing interprofessional teamwork in a

videoconference-based telerehabilitation setting. Journal of Telemedicine and Telecare, 14,

427-434.

Careau, E., Dussault, J., & Vincent, Cl. (2010). Development of interprofessional care plans for

spinal cord injury clients through videoconferencing. Journal of Interprofessional Care, 24,

115-118.

Choi, B.C.K., & Pak, A.W.P. (2006). Multidisciplinarity, interdisciplinarity and transdisciplinarity in

health research, services, education and policy: 1. Definitions, objectives, and evidence of

effectiveness. Clinical & Investigative Medicine, 29, 351–364.

Clarke, D.J. (2010). Achieving teamwork in stroke units: The contribution of opportunistic dialogue.

Journal of Interprofessional Care, 24, 285-297.

Collin, A. (2009). Multidisciplinary, interdisciplinary, and transdisciplinary collaboration:

Implications for vocational psychology. International Journal for Educational and Vocational

Guidance, 9, 101-110.

Coussens, A., De Bruyne, S., De Frène, V., Descamps, J., Haegeman, P., Lauwers, M., et al. (2009).

Methodisch werken in de gezondheidszorg. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.

Coussens, A., D'hondt, M., & Vandaele, B. (2010). Werkveld en hulpverlening: Situering van het

beroep en van de opleiding. Ongepubliceerd cursusmateriaal, Arteveldehogeschool Gent.

D‟Amour, D., Ferrada-Videla, M., San Martin Rodriguez, L., & Beaulieu, M.-D. (2005). The

conceptual basis for interprofessional collaboration: Core concepts and theoretical

frameworks. Journal of Interprofessional Care, 19, 116 – 131.

Dekkers, M., & Bloemen, P. (2010). Lerende teamcultuur belangrijk voor succes. Van twaalf tot

achttien, 54-55. Opgehaald 18 september, 2010, van

http://www.vantwaalftotachttien.nl/pdf/dossiers/lerende-teamcultuur.pdf

De Nationale Zorggids. (2011). Het elektronisch patiëntendossier. Opgehaald 14 april, 2011, van

http://www.nationalezorggids.nl/anp/index.php?item_id=226&anp_id =999

Page 108: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

100

Departement of Health. (1997). The new NHS: Modern, dependable. Opgehaald 16 september, 2010,

van http://www.dh.gov.uk/en/Publicationsandstatistics/Publications/PublicationsPolicyAnd

Guidance/DH_4008869

De Pelsmacker, P., & Van Kenhove, P. (2007). Marktonderzoek methoden en toepassingen.

Amsterdam: Pearson Education Benelux.

DeVellis, R.F. (1991). Scale development: Theory and applications. Newbury Park, CA: Sage.

De Vis, D. (2010). Persoonlijke communicatie via e-mail op 19 oktober 2010, als Medewerker

inschrijving en doelgroepenbeheer.

D‟hondt, M. (2010). Persoonlijke communicatie via e-mail op 5 december 2010, als bestuurslid van

de Vlaamse Vereniging van Logopedisten.

Dombeck, M. (1997). Professional personhood: Training, territoriality and tolerance. Journal of

Interprofessional Care, 11, 9–21.

Drinka, T., & Clark, P. (2000). Health care teamwork: Interdisciplinary practice and teaching.

Westport: Auburn House.

Elwyn, G., Hocking, P., Burtonwood, A., Harry, K., & Turner, A. (2002). Learning to plan? A

critical fiction about the facilitation of professional and practice development plans in primary

care. Journal of Interprofessional Care, 16, 349 – 358.

Embi, P.J., Yackel, T.R., Logan, J.R., Bowen, J.L., Cooney, T.G., & Gorman, P.N. (2004). Impacts

of computerized physician documentation in a teaching hospital: Perceptions of faculty and

resident physicians. Journal of the American Medical Informatics Association, 11, 300-309.

Ferguson, A., Worrall, L., & Sherratt, S. (2009). The impact of communication disability on

interdisciplinary discussion in rehabilitation case conferences. Disability and Rehabilitation,

31, 1795-1807.

Field, R., & West, M. (1995). Teamwork in primary health care: 2 perspectives from practices.

Journal of Interprofessional Care, 9, 123–130.

Freeman, M., Miller, C., & Ross, N. (2000). The impact of individual philosophies of teamwork on

multi-professional practice and the implications for education. Journal of Interprofessional

Care, 14, 237-247.

Freeth, D., Hammick, M., Reeves, S., Koppel, I., & Barr, H. (2005). Effective interprofessional

education. Development, delivery & evaluation. Oxford: Blackwell Publishing Ltd.

Page 109: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

101

Gennep, A., & van Hove, G. (2000). Zijn het burgerschapsparadigma en inclusie dan niet bruikbaar

voor mensen met een ernstige verstandelijke handicap? Nederlands Tijdschrift voor de Zorg

aan Verstandelijk Gehandicapten, 26, 246-255.

Grit, R., Guit, R., & van der Sijde, N. (2006). Sociaal competent. Professioneel aan het werk!

Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.

Guzzos, R. (1986). Group decision making and effectiveness in organizations. San Francisco: Josey-

Bass.

Hammick, M., Freeth, D., Koppel, I., Reeves, S., & Barr, H. (2007). A best evidence systematic

review of interprofessional education. Medical Teacher, 29, 735–751.

Hawk, C., Byrd, L., & Killinger, L.Z. (2001). Evaluation of a geriatric course emphasizing

interdisciplinary issues for chiropractic students. Journal of Gerontological Nursing, 27, 6–

12.

Hawk, C., Buckwalter, K., Byrd, L., Cigelman, S., Dorfman, L., & Ferguson, K. (2002). Health

professions students‟ perceptions of interdisciplinary relationships. Academic Medicine, 77,

354–357.

Hayward, K.S., Powell, L.T., & McRoberts, J. (1996). Changes in student perceptions of

interdisciplinary practice in rural settings. Journal of Allied Health, 25, 315–327.

Heerkens, Y.F., & de Beer, J. (2007). International Classification of Functioning Disability and

Health. Gebruik van de ICF in de logopedie. Logopedie en Foniatrie, 4, 112-119.

Hilton, R.W. (1995). Fragmentation within interprofessional work. Journal of Interprofessional

Care, 9, 33–39.

Hirschtick, R.E. (2006). A piece of my mind. Journal of the American Medical Association, 295,

2335-2336.

Hripcsak, G., Vawdrey, D.K., Fred, M.R., & Bostwick, S.B. (2011). Use of electronic clinical

documentation: Time spent and team interactions. Journal of the American Medical

Informatics Association, 18, 112-117.

Insalaco, D., Ozkurt, E., & Santiago, D. (2007). The perceptions of students in the allied health

professions towards stroke rehabilitation teams and the SLP‟s role. Journal of Communication

Disorders, 40, 196-214.

Page 110: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

102

InterDis. (2010). The Multiprofessional Teaching and Learning Trajectory of GUA. Opgehaald 11

september, 2010, van http://www.interdis.be

Kenaszchuk, C., Reeves, S., Nicholas, D., & Zwarenstein, M. (2010). Validity and reliability of a

multiple-group measurement scale for interprofessional collaboration. Health Services

Research, 10, 1-15.

Kvarnström, S. (2008). Difficulties in collaboration: A critical incident study of interprofessional

healthcare teamwork. Journal of Interprofessional Care, 22, 191-203.

Laidler, P. (1991). Adults, and how to become one. Therapy Weekly, 17, 4.

Larkin, C., & Callaghan, P. (2005). Professionals‟ perceptions of interprofessional working in

community mental health teams. Journal of Interprofessional Care, 19, 338 – 346.

Locke, E.A., & Latham, G.P. (2002). Building a practically useful theory of goal setting and task

motivation. American Psychologist, 57, 705-717.

Locke, P., & Mirenda, P. (1992). Roles and responsibilities of special education teachers serving on

teams delivering AAC services. Augmentative and Alternative Communication, 8, 200–214.

Long, A.F., Kneafsey, R., & Ryan, J. (2003). Rehabilitation practice: Challenges to effective team

working. International Journal of Nursing Studies, 40, 663 – 673.

Luecht, R.M., Madsen, M.K., Taugher, M.P., & Petterson, B.J. (1990). Assessing professional

perceptions: Design and validation of an interdisciplinary education perception scale. Journal

of Allied Health, 19, 181–191.

Mallon, W.T., & Burnton, S. (2005). The functions of centers and institutes in academic biomedical

research. Analysis in Brief, 5, 1-2.

Mariano, C. (1989). The case for interdisciplinary collaboration. Nursing Outlook, 37, 285–288.

Martin, H. (1979). "All those in favor say 'Aye.' " - "Aye." "Aye." "Aye." "Aye." "Aye." The New

Yorker Collection. Opgehaald 3 december, 2010, van http://www.cartoonbank.com/1979/all-

those-in-favor-say-aye-aye-aye-aye-aye-aye/invt/116839

Meads, G., & Ashcroft, J. (2005). The case for interprofessional collaboration in health and social

care. Oxford: Blackwell Publishing Ltd.

Mickan, S.M. (2005). Evaluating the effectiveness of health care teams. Australian Health Review,

29, 211-217.

Page 111: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

103

Mickan, S., & Rodger, S. (2000). Characteristics of effective teams: A literature review. Australian

Health Review, 23, 201-208.

Mickan, S.M., & Rodger, S.A. (2005). Effective health care teams: A model of six characteristics

developed from shared perceptions. Journal of Interprofessional Care, 19, 358-370.

Moerman, G. (1992). De geschiedenis van het logopedie-onderwijs in Nederlandstalig België (Deel

I). Logopedie, 5, 48-52.

Moerman, G. (1992). De geschiedenis van het logopedie-onderwijs in Nederlandstalig België (Deel

II). Logopedie, 5, 45-49.

Moerman, G. (1992). De geschiedenis van het logopedie-onderwijs in Nederlandstalig België (Deel

III). Logopedie, 5, 31-38.

Moerman, G. (1992). De geschiedenis van het logopedie-onderwijs in Nederlandstalig België (Deel

IV). Logopedie, 5, 33-36.

Molyneux, J. (2001). Interprofessional teamworking: What makes teams work well? Journal of

Interprofessional Care, 15, 29-35.

Morrison, S.C., Lincoln, M.A., & Reed, V.A. (2009). Teamwork: A study of Australian and US

student speech-language pathologists. Journal of Interprofessional Care, 23, 251-261.

Mu, K., Chao, C.C., Jensen, G.M., & Royeen, C.B. (2004). Effects of interprofessional rural training

on students‟ perceptions of interprofessional health care services. Journal of Allied Health,

33, 125–131.

Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. (2003). Beroepsprofiel logopedist. Gouda:

NVLF.

Nelson, B. (2010). Creating High-Performing Teams: Characteristics of an effective team and team

recognition tips. Health Care Registration, 19, 10-13.

Nunnally, J.C. (1978). Psychometric theory. New York: McGraw-Hill.

Oomkes, F.R. (1987). Communicatieleer. Amsterdam: Boom Meppel.

Pethybridge, J. (2004). How team working influences discharge planning from hospital: A study of

four multi-disciplinary teams in an acute hospital in Engeland. Journal of Interprofessional

Care, 18, 29-40.

Page 112: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

104

Poissant, L., Pereira, J., Tamblyn, R., & Kawasumi, Y. (2005). The impact of electronic health

records on time efficiency of physicians and nurses: A systematic review. Journal of the

American Medical Informatics Association, 12, 505-516.

Poulton, B., & West, M.A. (1999). The determinants of effectiveness in primary health care teams.

Journal of Interprofessional Care, 13, 7–18.

PROSE (2007). Vragenlijsten kernprocessen in de sector zorg en welzijn. Ongepubliceerd materiaal,

Merelbeke, PROSE Netwerk.

Rabbitt Wenzel, G. (2002). Creating an interactive interdisciplinary electronic assessment. CIN:

Computers, Informatics, Nursing, 20, 251-260.

Reeves, S., Rice, K., Gotlib, L., Lee-Miller, K., Kenaszchuk, C., & Zwarenstein, M. (2009).

Interprofessional interaction, negotiation and non-negotiation on general internal medicine

wards: An ethnographic study. Journal of Interprofessional Care, 23, 1–13.

Reeves, S., Russell, A., Zwarenstein, M., Kenaszchuk, C., Gotlib Conn, L., Doran, D., et al. (2007).

Structuring Communication relationships for interprofessional teamwork (SCRIPT): A

Canadian initiative aimed at improving patient-centred care. Journal of Interprofessional

Care, 21, 111-114.

Reeves, S., Zwarenstein, M., Goldman, J., Barr, H., Freeth, D., Hammick, M., et al. (2008).

Interprofessional education: Effects on professional practice and health care outcomes.

Cochrane Database Systematic Reviews, 1, CD002213

Reilly, C. (2001). Transdisciplinary approach: An atypical strategy for improving outcomes in rehab

and long-term acute care settings. Rehabilitation Nursing, 26, 216–244.

Rice, K., Zwarenstein, M., Gotlib Conn, L., Kenaszchuck, C., Russell, A., & Reeves, S. (2010). An

intervention to improve interprofessional collaboration and Communications: A comparative

qualitative study. Journal of interprofessional care, 24, 350-361.

Robbins, H.A., & Finley, M. (2000). The new why teams don‟t work: What goes wrong and how to

make it right. Berrett-Koehler Publishers, Inc.

Rubin, A.D., & McFerran, V.A. (2010). The road to electronic health records is paved with

operations. The American Journal of Managed Care, 16, 289-292.

Rutherford, J., & McArthur, M. (2004). A qualitative account of the factors affecting team-learning

in primary care. Education for Primary Care, 15, 352–360.

Page 113: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

105

Schmitt, M.H. (2001). Collaboration improves the quality of care: Methodological challenges and

evidence from US health care research. Journal of Interprofessionial Care, 15, 47-66.

Sinclair, L.B., Lingard, L.A., & Mohabeer, R.N. (2009). What‟s so great about rehabilitation teams?

An ethnographic study of interprofessional collaboration in a rehabilitation unit. Archives of

Physical Medicine and Rehabilitation, 90, 1196-1201.

Slatin, C., Galizzi, M., Melillo, K.D., Mawn, B., & Phase In Healthcare Team. (2004). Conducting

interdisciplinary research to promote healthy and safe employment in health care: Promises

and pitfalls. Public Health Reports, 119, 60–72.

Smits, S.J., Falconer, J.A., Herrin, J., Bowen, S.E., & Strasser D.C. (2003). Patient-focused

rehabilitation team cohesiveness in veterans administration hospitals. Archives of Physical

Medicine and Rehabilitation, 84, 1332-1338.

Soklaridis, S., Oandasan, I., & Kimpton, S. (2007). Family health teams: Can health professionals

learn to work together? Canadian Family Physician, 53, 1199–1204.

Stalmeijer, R.E., Gijselaers, W.H., Wolfhagen, I., Harendza, S., & Scherpbier, A. (2007). How

interdisciplinary teams can create multi-disciplinary education: The interplay between team

processes and educational quality. Medical Education, 41, 1059-1066.

Stein, D.M., Wrenn, J.O., Johnson, S.B., & Stetson, P.D. (2007). Signout: A collaborative document

with implications for the future of clinical information systems. AMIA Annual Symposium

Proceedings, 696-700.

Stevens, M.J., & Campion, M.A. (1994). The knowledge, skill and ability requirements for

teamwork: Implications for human resource management. Journal of Management, 20, 503-

530.

Stoker, J.I., & Kolk, N.J. (2003). Grip op leiderschap. Toegankelijke modellen en praktische

inzichten. Deventer: Kluwer.

Strasser, D.C., Falconer, J.A., Herrin, J.S., Bowen, S.E., Stevens, A.B., & Uomoto, J. (2005). Team

functioning and patient outcomes in stroke rehabilitation. Archives of Physical Medicine and

Rehabilitation, 86, 403-409.

Strasser D., Falconer J., Stevens A., Uomoto, J., Herrin, J., Bowen, S., et al. (2008). Team training

and stroke rehabilitation outcomes: A cluster randomized trial. Archives of Physical Medicine

and Rehabilitation, 89, 10-5.

Page 114: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

106

Streiner, D.L., & Norman, G.R. (1996). Health Measurement Scales: A practical guide to their

development and use. Oxford: Oxford University Press.

Suddick, K.M., & De Souza, L.H. (2007). Therapists‟ experiences and perceptions of team work in

neurological rehabilitation: Critical happenings in effective and ineffective team work.

Journal of Interprofessional Care, 21, 669-686.

Sunaert, P., Feynen, L., Vyt, A., & De Maeseneer, J. (2004). Interdisciplinair samenwerken bij

diabetesproblematiek: Multidisciplinaire aanpak van diabetes mellitus. Antwerpen: Garant-

uitgevers.

Terry, A.L., Thorpe, C.F., Giles, G., Brown, J.B., Harris, S.B., Reid, G.J., et al. (2008).

Implementing electronic health records: Key factors in primary care. Canadian family

Physician, 54, 730-736.

Thylefors, I., Persson, O., & Hellstrom, D. (2005). Team types, perceived efficiency and team

climate in Swedish cross professional teamwork. Journal of Interprofessional Care, 19, 102–

114.

Van der Hulst, P., & Wouda, P. (2006). Grondslagen van de ergotherapie. Maarssen: Elsevier

Gezondheidszorg.

VAPH. (2010). Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap. Opgehaald 11 oktober, 2010,

van http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/

Velji, K., Baker, G.R., Fancott, C., Andreoli, A., Boaro, N., Tardif, G., et al. (2008). Effectiveness of

an adapted SBAR communication tool for a rehabilitation setting. Healthcare Quarterly, 11,

72-79.

Vlaamse Hogescholenraad. (2008). Logopedie en audiologie: Een onderzoek naar de kwaliteit van

de professioneel gerichte bachelor logopedie en audiologie aan de Vlaamse hogescholen.

Opgehaald 17 maart, 2010, op http://www.vlhora.be/VLHORA_evaluatieorgaan/05-

visitatierapporten/VIRA-tweede-ronde/PP-LOGAU-04sep08.pdf

Vlaamse Onderwijsraad. (1994). Professioneel profiel van de logopedist. Logopedie, 7, 7-8

Vlaamse Onderwijsraad. (1997). Studie 14: Beroepsprofiel logopedist (m/v).

Vlaamse Onderwijsraad. (1997). Professioneel profiel van de logopedist. Logopedie, 7, 7-8.

Page 115: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

107

Vlaamse Onderwijsraad. (2010). Advies over de structuur van het hoger onderwijs. Opgehaald 17

maart, 2010, op http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/integratie/adviesVLOR-

structuurHO(maa10).pdf

VVL. (2010). Wanneer doe je een beroep op de logopedist? Opgehaald 14 december, 2010 van

http://www.vvl.be/Page.aspx?ID={bae8db9f-36dc-477f-b3d1-5d130f6f07b9}

VVL. (2010). Wat doet een logopedist? Opgehaald 14 december, 2010, van

http://www.vvl.be/Page.aspx?ID={97bd39f5-cd2e-44a4-8ddf-4e434fef82e5}

Vyt, A. (2003). InterDis: Een elektronische leeromgeving voor interdisciplinair werken in de

gezondheidszorg. ICT en Onderwijsvernieuwing, 4, 49-59.

Vyt, A. (2008). Interprofessional and transdisciplinary teamwork in health care. Diabetes

Metababolism Research and Reviews, 24, 106–109.

Vyt, A. (2011). Interdisciplinair samenwerken in gezondheid en welzijn. Antwerpen: Garant.

Vyt, A. (2011). Persoonlijke communicatie op 11 april 2011, als verantwoordelijke lesgever voor het

interdisciplinair leertraject.

Vyt, A., & Van de Velde, D. (2007). Interdisciplinaire samenwerking tussen gezondheidswerkers bij

revalidatie. Acta Ergotherapeutica Belgica, nr. 4; 5-12.

Wade, D.T. (1998). Evidence relating to goal planning in rehabilitation. Clinical Rehabilitation, 12,

273-275.

Weir, C.R., Hurdle, J.F., Felgar, M.A., Hoffman, J.M., Roth, B., & Nebeker, J.R. (2003). Direct text

entry in electronic progress notes: An evaluation of input errors. Methods of Information in

Medicine, 42, 61-67.

Weller, J.M., Janssen, A.L., Merry, A.F., & Robinson, Br. (2008). Interdisciplinary team

interactions: A qualitative study of perceptions of team function in simulated anaesthesia

crises. Medical Education, 42, 382-388.

West, M., Guthrie, J., Dawson, J., Borrill, C., Carter, M. (2006). Reducing patient mortality in

hospitals: The role of human resource management. Journal of Organizational Behavior, 27,

983-1002.

West, M.A., & Markiewicz, L. (2004). Building Team-Based Working. Oxford: BPS Blackwell.

Wiles, R., & Robinson, J. (1994). Teamwork in primary care: The views and experiences of nurses,

midwives and health visitors. Journal of Advanced Nursing, 20, 324–330.

Page 116: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

108

WHO. (2010). International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF). Opgehaald

11 november, 2010, van http://www.who.int/classifications/icf/en/

WHO. (1980). International Classification of Impairments, Disabilities, and Handicaps: A manual

of classification relating to the consequences of disease. Geneva: WHO.

WHO-FIC Collaborating Centre. (2002). Nederlandse vertaling van de „International Classification

of Functioning, Disability and Health (WHO, 2001). Opgehaald 11 november, 2010, van

http://www.gripvzw.be/sociaalcultureelmodel/pdfs/Bijlage%203%20-%20ICFwebuitgave.pdf

Xyrichis, A., & Lowton, K. (2008). What fosters or prevents interprofessional teamworking in

primary and community care? A literature review. International Journal of Nursing Studies,

45, 140-153.

Zwarenstein, M., Goldman, J., & Reeves, S. (2009). Interprofessional collaboration: Effects of

practice-based interventions on professional practice and healthcare outcomes. Cochrane

Database Systematic Reviews, 3, CD000072.

Zwarenstein, M., & Reeves, S. (2006). Knowledge translation and interprofessional collaboration:

Where the rubber of evidence-based care hits the road of teamwork. The Journal of

Continuing Education in the Health Professions, 26, 46-54.

Zwarenstein, M., Reeves, S., Russell, A., Kenaszchuk, C., Gotlib Conn, L., Miller, K., et al. (2007).

Structuring communication relationships for interprofessional teamwork (SCRIPT): A cluster

randomized controlled trial. Trials, 8,1-14.

Page 117: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

109

10. Bijlagen

1. Lijst van tabellen

2. Lijst van figuren

3. PROSE Itemlijsten

4. Eerste informatiebrief aan centra

5. Onderzoeksprotocol

Page 118: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

110

Bijlage 1: LIJST VAN TABELLEN

Tabel 1: Vijf items uit de vragenlijst Algemene en personele voorwaarden voor

teamwerking en de overlegcultuur van de PROSE-bevragingsset

Interdisciplinair samenwerken (Vyt, 2011).

Tabel 2: Voorbeelditems IEPS (Luecht et al., 1990)

Tabel 3: Voorbeelditems TDMQ (Batorowicz & Shepherd, 2008)

Tabel 4: Voorbeelditem ECIP (Careau et al., 2010)

Tabel 5: Enkele beoordelingscriteria uit InterDis (2010)

Tabel 6: Respondenten per centrum

Tabel 7: Vier belangrijke bevragingsaspecten met de corresponderende bron waaruit

ze afkomstig zijn

Tabel 8: Overzicht items per cluster die als bijkomende zinvolle analyse-eenheden

werden betrokken.

Tabel 9: Totale gemiddelde realisatiescore (op 100) op de drie PROSE-

zelfevaluatievragenlijsten.

Tabel 10: Gemiddelde itemsores op de specifieke itemclusters (per team)

Tabel 11: Gemiddelde score op de specifieke itemclusters van de verschillende

beroepsgroepen

Tabel 12: Gemiddelde score binnen de logopedie (N=19)

Tabel 13: Gemiddelde score binnen de psychologie (N=9)

Tabel 14: Gemiddelde score binnen de ergotherapie (N=11)

Tabel 15: Gemiddelde score binnen de kinesitherapie (N=11)

Tabel 16: Gemiddelde score binnen de artsen (N=3)

Tabel 17: Gemiddelde score binnen de sociale dienst en sociaal verpleegkundigen

(N=3)

Tabel 18: Gemiddelde scores op specifieke itemclusters volgens discipline

(beroepsgroepen)

Page 119: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

111

Bijlage 2: LIJST VAN FIGUREN

Figuur 1: De wisselwerking tussen aspecten van gezondheidstoestand, externe en

persoonlijke factoren (Heerkens & de Beer, 2007)

Figuur 2: Graden van samenwerken volgens gemeenschappelijkheid van taken en

betrokken disciplines (Vyt, 2011)

Figuur 3: Interdisciplinair bloemdiagram (naar Vyt, 2010)

Figuur 4: Shared care decision matrix (zie Vyt, 2008, 2011): Een interdisciplinair

ontwerp voor een dysfagiepatiënt waarbij de doelen en acties nog volgens

SMART-criteria moeten worden geconcretiseerd.

Figuur 5: Het spanningsveld tussen standaardisatie en individualisatie

Figuur 6: Assertiviteit in team volgens cartoonist Martin (1979). Assertiviteit is

volgens Brenninkmeijer, van Oyen, Prein en Walters (2005) het vermogen

om de eigen belangen te verwoorden en ervoor op te komen.

Figuur 7: Besluitvorming binnen het teamproces

Figuur 8: De vier stappen van de SCRIPT-methodiek (Zwarenstein et al., 2007)

Figuur 9: Een elektronisch patiëntendossier (De National zorggids, 2011)

Figuur 10: Kwaliteit van teamwerk in de dienstverlening als een complex en

multifactorieel gegeven (geïnspireerd op Vyt, 2011)

Figuur 11: Handelingsdimensies binnen InterDis (Vyt, 2010)

Figuur 12: Screenshot van PROSE Online Diagnostics

Page 120: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

112

Bijlage 3: PROSE ITEMLIJSTEN

PROSE Itemlijst Interdisciplinaire samenwerking (2010)

InterDis 1

Algemene en personele voorwaarden voor teamwerking en de overlegcultuur

1. De afdeling beschikt per gezondheidswerker over specifieke functieprofielen met duidelijke

vermelding van taken en verantwoordelijkheden.

2. In onze afdeling worden de teams op een goede manier gecoördineerd/geleid.

3. Elk teamlid actualiseert voortdurend de eigen professionele kennis/kunde om deze in het team in

te brengen.

4. Teamwerk wordt gestimuleerd/ondersteund door het management als een essentieel element in

de afdeling.

5. Medewerkers hebben inspraak in de samenstelling en werkwijze van werkgroepen waarin ze

worden betrokken.

6. Er zijn regelmatig gelegenheden tot open en informeel overleg tussen medewerkers op de

afdeling.

7. Er is een open en constructieve cultuur op de afdeling waarbij kritiek gemakkelijk geuit kan

worden.

8. Alle leden van het team zijn bij ons in grote mate zelf gericht op werken in team.

9. De teamleden bij ons beschikken over de nodige vaardigheden om goed in team te werken.

10. We werken als team in een werksituatie die ons goed toelaat om effectief in team te werken.

11. Teamleden doen bij ons effectief een beroep op elkaar om de behandeldoelen te helpen

bereiken.

12. Bij ons is de teamsamenstelling altijd efficiënt in functie van de problematiek en de noden van

de patiënt.

13. Teamleden bij ons zijn bereid om disciplinespecifieke specialistische informatie en kennis ook

interprofessioneel met elkaar te delen.

14. Teamleden gebruiken haast nooit onduidelijk vakjargon voor gezondheidswerkers van andere

disciplines, of verduidelijken dit waar nodig.

15. Informatie wordt bij ons altijd op een heldere en eenduidige manier overgebracht.

16. Er is bij ons een duidelijke overlegstructuur voor vergaderingen met verschillende

gezondheidswerkers (planning, verwachte deelnemers, verslag).

17. Er is regelmatig gestructureerd overleg tussen de diverse disciplines binnen het team over de

hulp- en zorgverlening aan de patiënten/cliënten.

18. Er wordt regelmatig vergaderd om de werksituatie te bespreken.

19. Er zijn regelmatig gezamenlijke denk- en beslissingsmomenten, waarbij nieuwe doelen,

strategieën en afspraken worden vooropgesteld binnen het team.

20. Er wordt regelmatig gereflecteerd op de kwaliteit van de hulp- en zorgverlening vanuit de

verschillende invalshoeken van de medewerkers.

© PROSE , overname in deze publicatie met toestemming

Page 121: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

113

PROSE Itemlijst Interdisciplinaire samenwerking (2010)

InterDis 2

Kwaliteit van het overleg, de gevolgen ervan en de ondersteunende informatie

1. De wijze waarop patiëntendossiers worden samengesteld en beheerd, vergemakkelijkt de

informatieuitwisseling tussen disciplines.

2. De wijze waarop patiëntendossiers worden samengesteld en beheerd, vergemakkelijkt de

samenwerking tussen disciplines.

3. De wijze waarop patiëntendossiers interdisciplinair worden samengesteld en beheerd,

vergemakkelijkt de effectiviteit van de hulp- en zorgverlening.

4. Alle (nieuwe en lopende) dossiers worden op regelmatige basis aan het team voorgelegd ter

bespreking of (minstens) ter informatie.

5. Hulp- en zorgverleners wisselen bij systematisch ervaringen uit om hun eigen handelen te

verbeteren.

6. De teamleden doen regelmatig een beroep op de specifieke deskundigheid en ervaring van de

andere gezondheidswerkers in het team.

7. De teamwerking op de afdeling wordt systematisch geëvalueerd.

8. De patiëntbesprekingen leiden tot verdieping (bijv. nieuwe hypothesen) en afspraken (die ook

genoteerd worden.

9. De multidisciplinaire vergaderingen (team- of werkoverleg) waar ik aan deelneem ervaar ik als

goed voorbereid (o.a. met duidelijke agenda en werkdocumenten) en worden goed geleid.

10. Afspraken in vergaderingen worden goed gecommuniceerd.

11. Na de interdisciplinaire teambesprekingen en overlegmomenten heb ik het gevoel dat alles wat

moet besproken zijn, ook besproken is.

12. Taakafspraken in vergaderingen worden systematisch en efficiënt opgevolgd.

13. Op basis van systematische evaluaties van het onderling functioneren en van de samenwerking

worden regelmatig verbeteracties bepaald.

14. Bij ons draagt de huidige teamwerking duidelijk bij tot een efficiënte besluitvorming.

15. Bij ons draagt het werken in team duidelijk bij tot de holistische visie op patiëntenzorg.

16. Bij ons draagt het teamproces duidelijk bij tot het uitwerken van innovatieve ideeën.

17. Bij ons verhoogt het werken in team duidelijk de kans op het beste therapeutisch resultaat.

18. Het werken in team verhoogt bij ons duidelijk de kans op een efficiëntere zorgverlening.

19. Het werken in team helpt bij ons duidelijk om effectieve oplossingen voor problemen te vinden.

20. Teamwerk helpt op de afdeling duidelijk bij het bereiken van een kwaliteitsvolle hulp- en

zorgverlening.

© PROSE, overname in deze publicatie met toestemming

Page 122: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

114

PROSE Itemlijst Interdisciplinaire samenwerking (2010)

InterDis 3

De situatie, het gedrag, de waardering en de houding van het teamlid

1. Ik let erop om zorg- en behandeldoelen op zodanige wijze te formuleren dat ze goed passen in

een interdisciplinair zorgplan .

2. Ik formuleer mijn eigen ideeën op een duidelijke manier naar collega‟s, en vraag ook aan hen

indien nodig verduidelijking over hun eigen ideeën.

3. Ik gebruik beroepsmatige vaktermen en begrippen op gepaste wijze en zodanig dat andere

gezondheidswerkers en betrokkenen dit kunnen begrijpen.

4. In mijn communicatie naar collega‟s en andere gezondheidswerkers ben ik doelgericht, door

vooral informatie te geven die gegrond en relevant is.

5. Waar nodig contacteer ik spontaan een gezondheidswerker van een andere discipline binnen het

team.

6. In een team werk ik op een stimulerende en constructieve manier met anderen samen.

7. Ik kan goed bij de andere teamleden terecht voor het helpen bereiken van de behandeldoelen

waarvoor ik insta.

8. Door het werken in team krijg ik beter inzicht in de behandelperspectieven van de andere

teamleden.

9. Door het werken in team krijg ik ook beter inzicht in het gebruik van nieuwe materialen,

technologie en werkwijzen.

10. Ik word altijd door iedereen in het team als een volwaardig teamlid beschouwd en

aangesproken.

11. Op onze afdeling respecteren teamleden van een andere discipline mijn werk.

12. Andere teamleden (van een andere discipline) helpen daadwerkelijk bij het bereiken van mijn

therapeutische doelstellingen.

13. Ik heb vertrouwen in de professionele bekwaamheid van mijn teamgenoten.

14. Leden van het team van een andere discipline kennen goed mijn beroepsprofiel (competenties,

bevoegdheden en werkwijzen).

15. Interdisciplinaire zorg leidt volgens mij gemakkelijker tot een aanpak waarbij patiënten betere

zorg krijgen, met aandacht voor alle relevante aspecten van de persoon.

16. Interdisciplinaire zorgplanning vraagt volgens mij eigenlijk niet veel meer energie/tijd van

gezondheidswerkers, als het maar goed georganiseerd wordt.

17. Interdisciplinaire zorgplanning in samenwerking met andere gezondheidswerkers helpt volgens

mij om fouten te vermijden in de hulp- en zorgverlening.

18. Een interdisciplinaire werkomgeving en werkwijze op de afdeling helpt om de motivatie van

gezondheidswerkers hoog te houden.

19. Gezondheidswerkers die in team werken letten meer op psychosociale aspecten bij zorg aan

patiënten (bijv. stress- en omgevingsfactoren, financiële aspecten).

20. Het rapporteren en overleggen in een interdisciplinair team helpt om het werk van deze anderen

beter te begrijpen en te waarderen.

© PROSE, overname in deze publicatie met toestemming

Page 123: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

115

Bijlage 4: EERSTE INFORMATIEBRIEF AAN CENTRA

Page 124: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

116

Bijlage 5: ONDERZOEKSPROTOCOL

Page 125: Interdisciplinaire praktijk van erkende multidisciplinaire ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/040/RUG01... · werkcontext van de logopedist in Vlaanderen en welke voordelen interdisciplinair

117