1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

22
- 1087 / 1 - 96/97 Chambre des Représentants de Belgique SESSION ORDINAIRE 1996-1997 (*) 18JUIN1997 PROJET DE LOI modifiant certaines dispositions en matière de prescription EXPOSE DES MOTIFS MESDAMES, MESSIEURS, CONSIDERATIONS GENERALES Par son arrêt n° 25/95 du 21 mars 1995 (Moniteur belge du 31 mars 1995, p. 8187), la Cour d'arbitrage a décidé que l'article 26 du titre préliminaire du Code de procédure pénale viole les articles 10 et 11 de la Constitution (1). Il en résulte qu'il n'est plus permis de maintenir un délai de prescription différent du délai général prévu par le Code civil pour l'action civile en réparation du dommage causé par une faute (délictuelle ou extracontractuelle) constitutive d'une infraction pénale. Cet arrêt fut confirmé sur question préjudicielle de la Cour de cassation dans l'arrêt na 51/96 du 12juillet 1996 (Moniteur belge du 14 août 1996). Dans un arrêt du 19 février 1997 (na 8/97), la Cour d'arbitrage a refusé de répondre à la question préjudicielle du Tribunal de 1ère instance de Namur, qui invitait la Cour à déterminer les effets dans le temps de son arrêt na 25/95 précité (J.T., 1997, p. 293 obs, M.Mahieu). (') L'arrêt a été publié également dans le Rechtskundig Week- blad du 27 mai 1995, p. 1324, avec une note de M. Ph. Traest et dans le Journal des Tribunaux du 1" avril 1995, p. 261. (*) Troisième session de la 49' législature. - 1087 / 1 - 96 / 97 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers GEWONE ZITTING 1996-1997 (*) 18JUNI1997 WETSONTWERP tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring MEMORIE VAN TOELICHTING DAMESENHEREN, ALGEMENE BESCHOUWINGEN In het arrest n" 25/95 van 21 maart 1995 (Belgisch Staatsblad van 31 maart 1995, blz. 8184) heeft het Arbitragehof gesteld dat artikel 26 van de vooraf- gaande titel van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt (1). Daaruit vloeit voort dat een verjaringstermijn die verschilt van de algemene verjaringstermijn vastge- steld door het Burgerlijk Wetboek voor burgerlijke rechtsvorderingen tot vergoeding van schade ver- oorzaakt door een (delictuele of buitencontractuele) fout die tevens een strafbaar feit is, niet kan worden behouden. Het arrest werd bevestigd op prejudiciële vraag van het Hofvan Cassatie in het arrest n"51/96 van 12juli 1996 (Belgisch Staatsblad van 14 augus- tus 1996). In een arrest van 19 februari 1997 (n' 8/97) tenslotte over dezelfde problematiek weigerde het Arbitragehofin te gaan op een prejudiciële vraag van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Namen, die het Hofuitnodigde de werking in de tijd van het voormel- de arrest n"25/95 te bepalen (J. T., 1997, blz. 293 obs, M. Mahieu). (') Het arrest is eveneens gepubliceerd in het Rechtskundig Weekblad van 27 mei 1995, blz. 1324, met noot van de heer Ph. Traest en in het Journal des Tribunaux van 1 april 1995, blz.261. (*) Derde zitting van de 49' zittingsperiode. S.-2583

Transcript of 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

Page 1: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

- 1087 / 1 - 96/97

Chambre des Représentantsde Belgique

SESSION ORDINAIRE 1996-1997 (*)

18 JUIN1997

PROJET DE LOI

modifiant certaines dispositionsen matière de prescription

EXPOSE DES MOTIFS

MESDAMES,MESSIEURS,

CONSIDERATIONS GENERALES

Par son arrêt n° 25/95 du 21 mars 1995 (Moniteurbelge du 31 mars 1995, p. 8187), la Cour d'arbitrage adécidé que l'article 26 du titre préliminaire du Codede procédure pénale viole les articles 10 et 11 de laConstitution (1). Il en résulte qu'il n'est plus permisde maintenir un délai de prescription différent dudélai général prévu par le Code civil pour l'actioncivile en réparation du dommage causé par une faute(délictuelle ou extracontractuelle) constitutive d'uneinfraction pénale. Cet arrêt fut confirmé sur questionpréjudicielle de la Cour de cassation dans l'arrêtna 51/96 du 12juillet 1996 (Moniteur belge du 14 août1996). Dans un arrêt du 19 février 1997 (na 8/97), laCour d'arbitrage a refusé de répondre à la questionpréjudicielle du Tribunal de 1ère instance de Namur,qui invitait la Cour à déterminer les effets dans letemps de son arrêt na 25/95 précité (J.T., 1997, p. 293obs, M.Mahieu).

(') L'arrêt a été publié également dans le Rechtskundig Week-blad du 27 mai 1995, p. 1324, avec une note de M. Ph. Traest etdans le Journal des Tribunaux du 1" avril 1995, p. 261.

(*) Troisième session de la 49' législature.

- 1087 / 1 - 96 / 97

Belgische Kamervan Volksvertegenwoordigers

GEWONEZITTING 1996-1997 (*)

18 JUNI1997

WETSONTWERP

tot wijziging van sommigebepalingen betreffende de verjaring

MEMORIE VAN TOELICHTING

DAMESENHEREN,

ALGEMENE BESCHOUWINGEN

In het arrest n" 25/95 van 21 maart 1995 (BelgischStaatsblad van 31 maart 1995, blz. 8184) heeft hetArbitragehof gesteld dat artikel 26 van de vooraf-gaande titel van het Wetboek van strafvordering deartikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt (1).Daaruit vloeit voort dat een verjaringstermijn dieverschilt van de algemene verjaringstermijn vastge-steld door het Burgerlijk Wetboek voor burgerlijkerechtsvorderingen tot vergoeding van schade ver-oorzaakt door een (delictuele of buitencontractuele)fout die tevens een strafbaar feit is, niet kan wordenbehouden. Het arrest werd bevestigd op prejudiciëlevraag van het Hofvan Cassatie in het arrest n"51/96van 12 juli 1996 (Belgisch Staatsblad van 14 augus-tus 1996). In een arrest van 19 februari 1997 (n' 8/97)tenslotte over dezelfde problematiek weigerde hetArbitragehofin te gaan op een prejudiciële vraag vande Rechtbank van Eerste Aanleg te Namen, die hetHofuitnodigde de werking in de tijd van het voormel-de arrest n"25/95 te bepalen (J.T., 1997, blz. 293 obs,M. Mahieu).

(') Het arrest is eveneens gepubliceerd in het RechtskundigWeekblad van 27 mei 1995, blz. 1324, met noot van de heerPh. Traest en in het Journal des Tribunaux van 1 april 1995,blz.261.

(*) Derde zitting van de 49' zittingsperiode.

S.-2583

Page 2: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

- 1087 / 1 - 96/97

De ce fait, c'est le délai général de prescriptionétabli par l'article 2262 du Code civil qui doit s'appli-quer à toutes les actions en réparation de dommages,sans distinction selon que l'acte dommageable (lafaute) constitue ou non une infraction.

Mais le délai général de prescription des actions,qui est de trente ans, est considéré par la doctrinecomme étant beaucoup trop long « et constitue, dansun système juridique moderne, un véritable archaïs-me » (Fontaine et Fagnart, Réflexions sur la pres-cription des actions en responsabilité, RGAR, 1995,n° 12502, n° 4) (Voir aussi M. E. Storme, R.W. 1994-1995, pp. 1349-1350,Kanttekening).

Diverses solutions ont été proposées, notammentpar la Commission pour le droit de la procédurepénale (1) (dite Franchimont) dans un avis donné le6 novembre 1995 au sujet de la prescription de l'ac-tion civile résultant d'une infraction.

Il ressort de la lecture de cet avis:1. qu'il ne suffit pas de modifier ou d'abroger l'ar-

ticle 26 du Titre préliminaire du Code de procédurepénale et d'en revenir au délai général de prescrip-tion de 30 ans des actions civiles, car ce délai est(beaucoup) trop long;

2. qu'il ne suffit pas non plus de reporter ou dedifférer le point de départ du délai de prescriptiond'une action civile fondée sur un acte dommageableconstitutif d'une infraction (en s'inspirant de l'arrêtde la Cour de cassation du 13 janvier 1994) (2), carcela serait laisser subsister la discrimination dénon-cée par la Cour d'arbitrage dans son arrêt du 21 mars1995;

3. qu'il convient de prévoir un délai uniforme deprescription pour toutes les actions en réparationd'un dommage résultant d'une faute (quasi-Idélic-tuelle (au sens des articles 1382 et suivants du Codecivil) constitutive ou non d'une infraction; ce délaidevrait être plus court que le délai actuel de 30 ans etson point de départ devrait être fixé de manière àcouvrir les cas dans lesquels le dommage se manifes-te (ou s'aggrave) tardivement;

4. pour ne pas exposer trop longtemps le respon-sable (et surtout son assureur - voir article 34, § 1er,

alinéa 3 de la loi sur le contrat d'assurance terrestre)à des actions en réparation de dommages (pour fautedélictuelle), il convient de prévoir un délai de pres-

(') Commission instituée par un arrêté ministériel du 23 octo-bre 1991 (Moniteur belge du 1" novembre 1991).

(2) Publié notamment dans la Revue critique de jurisprudencebelge, 1995, p. 421 avec note de M. Fagnart.

[ 2 ]

De algemene verjaringstermijn bepaald in arti-kel 2262 van het Burgerlijk Wetboek dient dus teworden toegepast op alle rechtsvorderingen tot ver-goeding van schade, ongeacht of de schadelijke daad(de fout) al dan niet een misdrijf is.

In de rechtsleer wordt evenwel gesteld dat de alge-mene verjaringstermijn van rechtsvorderingen, diedertig jaar bedraagt, veel te lang is en «constitue,dans un système juridique moderne, un véritable ar-chaïsme» (Fontaine et Fagnart, Réflexions sur laprescription des actions en responsabilité, RGAR,1995, nr 12502, n' 4) (Zie ter zake ook de heerM. E. Storme,R. W. 1994-1995,blz. 1349-1350,Kant-tekening).

Terzake zijn verscheidene oplossingen voorge-steld, inzonderheid door de Commissie voor het straf-procesrecht (1) (de zogenaamde Commissie Franchi-mont) in een op 6 november 1995gegeven advies overde verjaring van de burgerlijke rechtsvordering vol-gend uit een misdrijf.

Uit dat advies blijkt dat:1. het niet volstaat artikel 26 van de voorafgaan-

de titel van het Wetboek van strafvordering te wijzi-gen of het op te heffen en terug te grijpen naar dealgemene verjaringstermijn van dertig jaar voor bur-gerlijke rechtsvorderingen, aangezien die termijn(veel) te lang is;

2. het ook niet volstaat het tijdstip waarop deverjaringstermijn ingaat van een burgerlijke rechts-vordering gegrond op een schadelijke daad die eenmisdrijf is, uit te stellen ofte verdagen (gelet op hetarrest van het Hof van Cassatie van 13 januari1994) (2), want daardoor zou de discriminatie die hetArbitragehof in zijn arrest van 21 maart 1995 aan-klaagt, blijven bestaan;

3. het raadzaam is te voorzien in een eenvormigeverjaringstermijn voor alle rechtsvorderingen totvergoeding van schade volgend uit een (quasi) delie-tuele fout (in de zin van de artikelen 1382 en volgen-de van het Burgerlijk Wetboek) die al dan niet eenmisdrijfis. Die termijn zou korter moeten zijn dan dehuidige termijn die dertig jaar bedraagt en het tijd-stip waarop de termijn ingaat zou zodanig moetenworden bepaald dat ook de gevallen waarin de scha-de zich laattijdig voordoet (of verergert) binnen determijn vallen;

4. teneinde de aansprakelijke (en vooral zijn ver-zekeraar - zie terzake 34, § 1, derde lid, van de wetop de landverzekeringsovereenkomsten) niet al telang bloot te stellen aan rechtsvorderingen tot ver-goeding van schade (wegens een delictuele fout),

(') Commissie ingesteld bij het ministerieel besluit van 23 ok-tober 1991 (Belgisch Staatsblad van 1 november 1991).

(2) Gepubliceerd in de Revue critique de jurisprudence belge,1995, blz. 421 met noot van de heer Fagnart.

Page 3: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

cription absolu (1) à partir de l'événement générateurdu dommage même si celui-ci n'apparaît que plustard.

Pour ce qui est de la prescription de l'action civilerésultant d'une infraction, on est d'accord pour direque cette action ne doit en aucun cas être prescriteavant l'action publique. En détachant l'action civilerésultant d'une infraction de l'action publique, on nepeut en outre pas se borner à renvoyer aux délais duCode civil, puisque des délais spéciaux peuvent êtrefixés dans des lois particulières (par exemple) enmatière d'urbanisme, en droit fiscal, en droit social(voir le commentaire sur l'article 2 du projet).

L'actuel article 2262 du Code civil s'applique à lafois aux actions réelles et personnelles et prévoitdans les deux cas un délai de prescription de trenteans. Les actions en réparation d'un dommage dont ilest question dans l'arrêt déjà cité de la Cour d'arbi-trage doivent être rangées parmi les actions person-nelles. Dans l'article 2262bis du Code civil en projet,toute cette catégorie d'actions est soumise à un nou-veau régime.

Une première solution envisagée était de soumet-tre uniquement « les actions en réparation d'un dom-mage» à un nouveau régime, à savoir le systèmeconnu du double délai, fréquemment utilisé depuisquelque temps : un bref délai qui prend cours aumoment où la personne lésée a eu connaissance dudommage et de l'identité de son auteur et un délaiabsolu plus long qui prend cours au moment où seproduit le fait générateur du dommage (voir le com-mentaire du nouvel article 2262bis). Toutefois, pourles raisons exposées ci-dessous, il a été décidé d'abré-ger le délai absolu pour l'ensemble des actions per-sonnelles (2) et non pas uniquement pour les actionsen réparation d'un dommage, tandis que le délai detrente ans de l'actuel article 2262 du Code civil estmaintenu pour les actions réelles et donc, surtoutpour la prescription acquisitive.

Afin, d'une part, de pouvoir tenir compte de l'évo-lution ultérieure de la jurisprudence de la Cour d'ar-bitrage relative aux délais de prescription et, d'autrepart, de pouvoir mener à terme à bref délai la révi-sion du délai de prescription applicable aux actionsen dommages et intérêts, qui est urgente, il ne sem-ble pas opportun de vouloir modifier maintenant lesdélais applicables dans le droit des biens pas plusd'ailleurs que les nombreux délais de plus courtedurée pour les actions personnelles contractuelles.

(') Appelé aussi, mais de manière impropre: « délai de forclu-sion ». Les causes d'interruption ou de suspension de la prescrip-tion du Code civil y sont appliccables.

(2) Sur la notion d'action personnelle, voir De Page, Traité,tome VII, n° 1308.

[ 3 ] - 1087 Il - 96 / 97

dient te worden voorzien in een absolute verjaring-stermijn (1) die ingaat de dag waarop de gebeurtenisdie de schade veroorzaakt zich heeft voorgedaan,zelfs ingeval de schade slechts later blijkt.

Terzake van de verjaring van een burgerlijkerechtsvordering volgend uit een misdrijf, is men heterover eens dat voornoemde rechtsvordering geens-zins vóór de strafvordering mag verjaren. Bij hetloskoppelen van de burgerlijke vordering voortsprui-tend uit het misdrijfvan de strafvordering, mag mener zich bovendien niet toe beperken alleen te verwij-zen naar de termijnen van het Burgerlijk Wetboek,aangezien in bijzondere wetten (bijvoorbeeld) inzakeruimtelijke ordening, inzake fiscaal en sociaal recht,bijzondere termijnen kunnen worden vastgesteld (zietoelichting bij artikel 2 van het wetsontwerp).

Het huidige artikel 2262 van het Burgerlijk Wet-boek regelt zowel de zakelijke als de persoonlijkevorderingen en voorziet voor beide gevallen een ter-mijn van dertig jaar. De vorderingen tot vergoedingvan schade die in het voormelde arrest van het Arbi-tragehof aan de orde zijn, horen thuis in de groep vanpersoonlijke vorderingen. In het voorgestelde arti-kel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek wordt heeldeze groep vorderingen aan een nieuw regime onder-worpen.

Een eerste overwogen oplossing was om enkel de« vorderingen tot vergoeding van schade » aan eennieuw regime te onderwerpen, met name het beken-de en recent vaak gebruikte systeem van de dubbeletermijn: een korte termijn die ingaat op het tijdstipwaarop het slachtoffer kennis heeft gekregen van deschade en de identiteit van de dader en een langereabsolute termijn die ingaat vanafhet tijdstip van hetschadeverwekkend feit (zie de toelichting bij hetnieuwe artikel 2262bis). Er werd nochtans om dehieronder vermelde reden besloten voor de helegroep van persoonlijke rechtsvorderingen (2) veeleerdan enkel de vorderingen tot vergoeding van schade,de termijn te verkorten, terwijl de dertigjarige ter-mijn van het oorspronkelijke artikel 2262 van hetBurgerlijk Wetboek bewaard blijft voor de zakelijkevorderingen en dus vooral voor de verkrijgende ver-jaring.

Teneinde ten eerste rekening te kunnen houdenmet de verdere evolutie van de rechtspraak van hetArbitragehof inzake de verjaringstermijnen en tentweede om op korte termijn de huidige dringendewijziging van de verjaringstermijn inzake vorderin-gen tot schadevergoeding te kunnen doorvoeren,wordt het inderdaad niet opportuun geacht om thansde termijnen in het zakenrecht zoals evenmin trou-wens de talrijke verkorte termijnen voor persoonlijke(contractuele) vorderingen te herzien. De regel dat

(') Ook wel, doch niet volledig correct «vervaltermijn » ge-noemd. De schorsings- en stuitingsgronden van deverjaring in hetBurgerlijk Wetboek zijn immers van toepassing.

(2) Over de notie van persoonlijke vordering, zie De Page,Traité, tome VII, n' 1308.

Page 4: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

- 1087 / 1-96/97

La règle selon laquelle une personne (même de mau-vaise foi)peut acquérir un droit réel ou selon laquellele titulaire d'un droit réel (autre que la propriété)perd ce droit erga omnes en s'abstenant de l'utiliserpendant trente ans s'applique à une situation de faitqui diffère objectivement de celle dans laquelle lesdébiteurs sont libérés de leurs obligations enversleurs créanciers après l'écoulement d'un certaintemps. Les transformations fondamentales subiespar notre société depuis 1804 en matière de respon-sabilité, qui justifient que le délai trentenaire soitabrégé (Fontaine et Fagnart, o.c., na 6), n'affectentpas, en effet, dans la même mesure, le domaine desdroits réels.

Le nouveau délai pour toutes les actions personel-les est fixé dans l'article 2262bis, § 1er, en projet à10 ans. Pour les actions en réparation d'un dommagefondées sur une responsabilité extracontractuelle, ilest introduit, dans les limites de ce premier délai, undeuxième délai de 5 ans, qui court à partir du jour oùla victime a eu ou aurait dû raisonnablement avoirconnaissance du dommage ou de son aggravation etde l'identité de l'auteur.

Le Conseil d'Etat demande dans son avis que dansl'exposé des motifs, une justification décisive soitfournie pour «cette différence de traitement» desresponsabilités contractuelle et extracontractuelle,étant donné que le délai de 5 ans à partir de laconnaissance du dommage et de l'identité de l'auteurn'est applicable qu'aux actions extra-contractuelles.Le point de départ de cette solution est la différenceentre des relations ou actions contractuelles et extra-contractuelles, qui ne doivent dès lors pas être trai-tées de façon identique dans la loi. La partie aucontrat qui, sous les conditions du contrat, dispose encas de défaut d'exécution par son cocontractant, deplusieurs actions pour remédier à cette situation-notamment une action en dommages-intérêts - nese trouve pas dans une situation objectivement sem-blable à celle de la victime d'un acte illicite. Les deuxont, le cas échéant, droit à des dommages-intérêts,mais ni la nature du droit ni la position juridique dubénéficiaire ne sont semblables (voir ci-après).Quand cependant la partie au contrat est «victime»d'un acte illicite de l'autre partie, qui commet ainsiune faute qui est une infraction pénale ou qui consti-tue un manquement non à une obligation contrac-tuelle mais à l'obligation générale de prudence et sicette faute a causé un dommage autre que celuirésultant de la mauvaise exécution du contrat (situa-tion de concours), il va de soi que l'action en domma-ges-intérêts qui en résulte, doit être traitée de lamême façon que l'action en dommages-intérêts entredes parties non-contractantes (l). Cette action extra-

(') Pour la jurisprudence de la Cour de Cassation quant auxconditions de concours, voyez Cass., 7 décembre 1973, Pas., 1974,I, I, 376;AC., 1974, 395, Cass., 25 octobre 1990 et Cass., 26 octobre1990, Pas., 1991, I, 210 et 216, R.C.J.B., 1992, p. 493 note Dalcq,AC., 1990-1991,237 et 244.

[ 4 ]

een persoon (zelfs te kwader trouw) een zakelijkrecht kan verwerven of dat de titularis van een zake-lijk recht (behalve eigendom) dit recht erga omnesverliest door het gedurende dertig jaar niet te gebrui-ken, beheerst een feitelijke situatie die objectief ver-schilt van die waar schuldenaars na verloop van tijdbevrijd worden van hun aansprakelijkheid tegenoverhun schuldeisers. Ook zijn de fundamentele verande-ringen in onze maatschappij in het domein van aan-sprakelijkheid sinds 1804, die een verkorting van dedertigjarige verjaringstermijn rechtvaardigen (Fon-taine en Fagnart, o.c., nr 6), niet in dezelfde mateaanwezig in het domein van het zakenrecht.

De nieuwe termijn voor alle persoonlijke vorderin-gen wordt in het ontworpen artikel 2262bis, § 1,bepaald op 10 jaar voor alle persoonlijke vorderin-gen. Voorvorderingen tot schadevergoeding opgrondvan buitencontractuele aansprakelijkheid wordt,binnen die termijn, een tweede termijn van 5 jaarvoorzien, die loopt vanafhet tijdstip dat het slachtof-fer kennis heeft van de schade of de verergeringervan en de identiteit van de dader of daarvan rede-lijkerwijs kennis had moeten krijgen.

De Raad van State vraagt in zijn advies dat in dememorie van toelichting een afdoende rechtvaardi-ging zou worden verstrekt voor de . ongelijke behan-deling » van de buitencontractuele en contractueleverantwoordelijkheid, gezien het feit dat de termijnvan 5 jaar vanaf de kennis der schade en identiteitder dader, enkel van toepassing is op buitencontrac-tuele vorderingen. Uitgangspunt bij deze oplossing isdat een contractuele en een buitencontractuele rela-tie ofvordering verschillend zijn en dus niet identiekmoeten behandeld worden in de wet. De contracts-partij die, onder de voorwaarden van het contract, ingeval van wanprestatie over een aantal vorderingenbeschikt om aan die situatie te verhelpen, waarondereen vordering tot schadevergoeding, bevindt zichniet in objectief dezelfde rechtspositie als het slacht-offer van de onrechtmatige daad. Beiden hebben invoorkomend geval recht op schadevergoeding dochde aard van het recht noch de rechtspositie van derechthebbende zijn gelijk (zie hierna), Wanneer ech-ter de contractspartij « slachtoffer » wordt van eenonrechtmatige daad van de andere partij, die eenmisdrijf uitmaakt of een tekortkoming, niet aan decontractuele verbintenis doch aan de algemene zorg-vuldigheidsplicht, en die andere dan aan de slechteuitvoering van de overeenkomst te wijten schadeveroorzaakt (situatie van « samenloop » (l)), danspreekt het voor zich dat de vordering tot schadever-goeding die daaruit volgt, op gelijke wijze moet be-handeld worden als de vordering tot schadevergoe-ding tussen niet-contractspartijen. Deze buiten-

(') Voor de rechtspraak van het Hof van Cassatie over devoorwaarden van samenloop, zie Cass., 7 december 1973, A.C.,1974, 395, Pas., 1974, I, I, 376; Cass., 25 oktober 1990 en Cass.,26 oktober 1990,AC., 1990-1991,237 et 244, Pas., 1991, I, 210 et216, R.C.J.B., 1992, blz. 493 noot Dalcq.

Page 5: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

contractuelle sera dès lors soumise au double délai.Si la victime dispose dans ce cas également d'uneaction contractuelle, étant donné qu'elle se trouvedans un lien contractuel avec l'auteur, cette actionest soumise au délai unique de 10 ans et en plus,évidemment, aux conditions du contrat.

Tant sur la base du droit actuel que sur base ducontrat conclu entre les parties, il existe des différen-ces entre les régimes des responsabilités contractuel-le et extracontractuelle. On peut penser, sur le planlégal, au dommage pour lequel on peut demanderl'indemnisation (limitation de l'article 1150 du Codecivil dans les relations contractuelles), à la responsa-bilité in solidum, à la responsabilité pour les person-nes ou les choses dont on répond, aux règles de renvoidu droit international privé. En outre, le contrat peutprévoir des règles particulières en matière d'exoné-ration, de délai pour agir, de charge de la preuve(notamment obligation de moyens ou de résultat),d'extension de responsabilité, etc. En droit positif, onconstate en outre que le législateur a déjà prévucertains délais de prescription abrégés pour de nom-breux contrats, ce qui n'est presque pas le cas pourles actions en responsabilité extracontractuelle. Pourles actions contractuelles, on peut par exemple ren-voyer aux articles 1648, 2270, 2276, 2276bis et ter,2277bis du Code civil, à la loi relative au contratd'agence (article 26), la loi régissant le contrat d'orga-nisation de voyages et le contrat d'intermédiaire devoyages (article 30), la loi sur le contrat d'assuranceterrestre (article 34), la loi du 11 juin 1874 sur lesassurances (article 32), la loi sur les contrats detravail (article 15), la loi sur les baux commerciaux(article 28), la loi sur le contrat de transport (arti-cle 9), etc.

Si, en vue d'assimiler toutes les actions en domma-ges-intérêts, quel que soit leur fondement, on déta-chait les actions en dommages-intérêts de l'ensembledes actions contractuelles, et si on les soumettait àun traitement différent, de nouvelles discriminationsinjustifiées et des incohérences seraient créées. Ainsipar exemple, une action en résolution ou tendant àobtenir l'exécution en nature serait régie par unautre délai que l'action contractuelle en dommages-intérêts fondée sur la même inexécution. Aucune jus-tifica tian raisonnable ne semble pouvoir êtreavancée pour traiter différemment de telles actions.Il est d'ailleurs fréquent que ces actions soient exer-cées de concert (par exemple résolution et domma-ges-intérêts, ou, exécution en nature et dommages-intérêts pour le retard dans l'exécution) : des délaisdifférents sont-ils alors applicables selon que desdommages-intérêts sont réclamés ou non?

Il paraît d'ailleurs impossible dans l'état actuel dudroit belge d'établir une distinction nette à l'intérieurdu groupe des actions personnelles, en particuliercontractuelles, entre celles qui tendent à obtenir « laréparation d'un dommage» - car presque toute ac-tion tend à la réparation d'un dommage au sens largedu terme - et les autres. Une action contractuelle

[ 5 ] - 1087 Il - 96 / 97

contractuele vordering wordt dus onderworpen aande dubbele termijn. Indien het slachtoffer daarnaasteveneens over een contractuele vordering beschikt,omdat het nu eenmaal in een contractuele relatiestond met de dader, zal die vordering onderworpenworden aan de enkele termijn van 10 jaar en, uiter-aard aan de voorwaarden van het contract.

Zowel op grond van het huidige recht als op grondvan het contract tussen partijen afgesloten, bestaaner verschillen tussen het contractuele en het buiten-contractuele aansprakelijkheidsregime. Zo denkemen opwettelijk gebied aan de schade waarvoor menvergoeding kan vorderen (beperking van artikell150van het Burgerlijk Wetboek in contractuele relaties),de in solidum aansprakelijkheid, de aansprakelijk-heid voor personen of zaken waarvoor men instaat,de IPR-verwijzingsregels. Het contract kan boven-dien bijzondere regels voorzien inzake exoneratie,termijnen om te reageren, bewijslast (onder meerinspannings- of resultaatsverbintenis), meer uitge-breide aansprakelijkheid, enz. In het positief rechtstelt men bovendien vast dat de wetgever voor heelwat contracten reeds bijzondere verkorte verjaring-stermijnen heeft voorgeschreven, terwijl dit nauwe-lijks het geval is geweest voor buitencontractueleaansprakelijkheidsvorderingen. Voor contractuelevorderingen kan bijvoorbeeld worden verwezen naarde artikelen 1648, 2270, 2276, 2276bis en ter,2277bis van het Burgerlijk Wetboek, Wet Handels-agentuur (artikel 26), Wet Reiscontract (artikel 30),Landverzekeringsovereenkomstwet (artikel 34),Verzekeringswet van 11 juni 1874 (artikel 32), Ar-beidsovereenkomstenwet (artikel 15), Handelshuur-wet (arti- ke128), Vervoerwet (artikel 9), enz.

Indien men, teneinde alle vorderingen tot schade-vergoeding gelijk te stellen ongeacht hun grondslag,uit de groep contractuele vorderingen de vorderingentot schadevergoeding zou lichten en aan een anderebehandeling zou onderwerpen, zouden nieuwe discri-minaties en inconsistenties in het leven worden ge-roepen. Op die wijze zou bijvoorbeeld een vorderingtot ontbinding of tot uitvoering in natura beheerstworden door een andere termijn dan een vorderingtot contractuele schadevergoeding gegrond op dezelf-de wanprestatie. Geen enkele redelijke grond lijkt tekunnen worden aangevoerd om dergelijke vorderin-gen verschillend te behandelen. Vaak worden dezevorderingen overigens gecombineerd (bijvoorbeeldontbinding en schadevergoeding, ofuitvoering in na-tura en schadevergoeding wegens opgelopen vertra-ging) : vinden dan twee verschillende termijnentoepassing, naargelang men al dan niet schade-vergoeding vordert?

Overigens blijkt het onder het huidig Belgischrecht praktisch onmogelijk om binnen de groep vanpersoonlijke, in het bijzonder contractuele vorderin-gen, een duidelijk onderscheid te maken tussen dezevorderingen die strekken tot een «vergoeding vaneen schade » - bijna elke vordering strekt tot ver-

Page 6: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

- 1087 / 1-96/97

en exécution de l'obligation pécuniaire d'une partieest-elle une action en réparation d'un dommage? Oules intérêts constituent-ils les seules «dommages-intérêts» et l'action en paiement du capital est-ellesoumise à un délai différent? En droit néerlandais,le critère «réparation du dommage» pouvait êtreutilisé parce que, dans le nouveau Code civil, unrégime complet, comprenant toutes les prescriptions,a été mis au point: tous les types d'actions (quasi-)contractuelles (et quasi-délictuelles) y sont régléesséparément, avec chaque fois un délai spécifique etun point de départ propre à ce délai. Vis-à-vis detoutes les autres catégories d'actions, celles qui ten-dent à obtenir . réparation d'un dommage» sont déli-mitées de façon précise et forment une catégoriedistincte.

L'application ... du critère « connaissance du dom-mage et de l'identité de l'auteur responsable» à toutesles actions contractuelles n'a dans beaucoup de cas,pas de sens. La partie au contrat connaît générale-ment l'identité de son cocontractant «< l'auteur »] quia commis la faute contractuelle. Pour d'autres ac-tions que celle en réparation d'un dommage, le pointde départ ne doit pas être défini par la voie du critèrede «la connaissance du dommage» (cf. NBW) maispar catégorie d'action personnelle.

A moins de remettre en question l'ensemble durégime de la prescription en droit belge, ce qui, com-me on l'a dit, n'est pas jugé opportun à ce stade-ci, ilparaissait suffisant et adéquat de soumettre, à l'inté-rieur du groupe des actions personnelles (arti-cle 2262bis du Code civil), les actions en dommageset intérêts fondées sur la responsabilité extra-con-tractuelle au double délai de prescription de cinq et10 ans, tandis que toutes les autres actions person-nelles se prescrivent par un délai unique absolu dedix ans (voir commentaire de l'article 5). Le délai« long» ou absolu est dès lors le même pour toutes lesactions personnelles.

La solution qui est maintenant proposée corres-pond à celle adoptée en France en ce sens que là aussiun régime distinct est prévu pour «les actions enresponsabilité civile extra-contractuelle» qui seprescrivent par dix ans à compter de la manifestationdu dommage ou de son aggravation (article 2270-1 duCode civil, loi du 5 juillet 1985). En Allemagne aussi,seules les actions extracontractuelles sont soumisesà un délai court de trois ans qui commence à courirdès le jour où la victime a eu connaissance du dom-mage, tandis qu'en matière contractuelle le délaiabsolu général de 30 ans est le seul délai applicable(Fagnart et Fontaine, o.c., n° 12).

Le Gouvernement a choisi de s'inspirer aussi del'exemple des Pays-Bas à savoir l'article 310, § 1er

(3.11.13) du «Nieuio Burgerlijk Wetboek» : «uneaction en réparation d'un dommage [' ..l se prescritpar un délai de cinq ans à partir dujour qui suit celuioù la personne lésée a pris connaissance tant dudommage lui-même que de la personne responsable

[ 6 ]

goeding van een schade in de ruime zin van hetwoord - en andere. Is een contractuele vorderingtot uitvoering van een geldelijke verbintenis een vor-dering tot schadevergoeding? Of zijn enkel de inte-resten « schadevergoeding » en wordt de vorderingtot betaling van een hoofdsom beheerst door eenandere termijn? Onder Nederlands recht kan hetcriterium «tot vergoeding van schade » wel gehan-teerd worden omdat een allesomvattend verjarings-systeem werd uitgewerkt in het nieuwe BurgerlijkWetboek: alle soorten van (quasi)contractuele (enquasidelictuele) vorderingen worden er apart gere-geld, met telkens een specifieke termijn èn een speci-fiek vertrekpunt van die termijn. Geplaatst tegen-over al de andere categorieën worden de vorderingen« tot vergoeding van een schade » wel duidelijk afge-bakend als een afzonderlijke categorie.

Het toepassen van de thans voorziene verkortetermijn op grond van het criterium «kennis van deschade en van de identiteit van de daarvoor aanspra-kelijke persoon » op alle contractuele vorderingenheeft in veel gevallen geen zin. Men kent daar door-gaans de identiteit van zijn contractspartij«< dader »] die de contractuele fout heeft begaan.Voor andere vorderingen dan deze tot schadevergoe-ding moeten de aanvangspunten per type contrac-tuele vordering bepaald worden, eerder dan te stel-len «vanaf kennis van de schade » (zie NBW).

Tenzij het hele verjaringssysteem van het Bel-gisch recht wordt herwerkt, wat, zoals gezegd, thansniet opportuun wordt geacht, leek het voldoende engepast om binnen de groep van persoonlijke vorde-ringen (2262bis van het Burgerlijk Wetboek) de vor-deringen tot schadevergoeding gegrond op buiten-contractuele aansprakelijkheid te onderwerpen aande dubbele verjaringstermijn van 5 en 10jaar, terwijlalle andere persoonlijke vorderingen verjaren dooreen unieke absolute termijn van 10 jaar (zie bespre-king van artikel 5).De « lange» ofabsolute termijn isdus dezelfde voor alle persoonlijke vorderingen.

De thans voorgestelde regeling komt overeen metdie in Frankrijk in die zin dat ook daar een apartregime wordt voorzien voor « les actions en responsa-bilité civile extra-contractuelle », die verjaren doorverloop van 10jaar vanaf de veruitwendiging van deschade of van de verergering ervan (artikel 2270-1van het Burgerlijk Wetboek, wet van 5 juli 1985).Ook in Duitsland wordt enkel voor buitencontractue-le aansprakelijkheid een verkorte verjaringstermijnvoorzien van 3 jaar vanaf de kennis van de benadeel-de van de schade, terwijl de algemene absolute ter-mijn van 30 jaar voor contractuele vorderingen deenige termijn is (Fagnart et Fontaine, o.c., n' 12).

De Regering heeft gedeeltelijk ook de Nederlandseoplossing als voorbeeld genomen, te weten arti-ke1310, § 1 (3.11.13) van het Nieuw Burgerlijk Wet-boek naar luid waarvan «een rechtsvordering totvergoeding van schade verjaart door verloop van vijfjaren na de aanvang van de dag, volgende op diewaarop de benadeelde zowel met de schade [... l als

Page 7: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

de ce dommage et en tout cas par l'écoulement d'undélai de vingt ans après l'événement générateur dudommage [' ..l », Ce délai absolu est de dix ans dans leprésent projet.

Le texte proposé fixe le point de départ du délai deprescription en tenant compte de la jurisprudenceinaugurée par l'arrêt (déjà cité) du 13janvier 1994 dela Cour de cassation et en s'inspirant de l'exemple duNieuw Burgerlijk Wetboek des Pays-Bas (1).

COMMENTAIRE DES ARTICLES

Art.2

La modification de l'article 26 du titre préliminai-re du Code de procédure pénale est rendue nécessairepar l'arrêt du 21 mars 1995 de la Cour d'arbitrage.Désormais, le délai de prescription de l'action enréparation d'un dommage causé par une infractionpénale sera le délai de prescription de toute actioncivile, tel qu'il est établi soit par le Code civil lui-même (à savoir l'article 2262bis nouveau) ou partoute autre loi qui fixerait un délai particulier pourl'exercice d'une action en justice tendant à obtenirdes dommages et intérêts. Mais il est précisé, confor-mément à l'avis de la Commission pour le droit de laprocédure pénale, qu'en aucun cas l'action de la par-tie civile ne pourra être prescrite avant l'action publi-que.

On comparera la solution proposée par le Gouver-nement avec celle du droit français (article 10 duCode de procédure pénale) aux termes duquel « l'ac-tion civile se prescrit selon les règles du Code civil.Toutefois, cette action ne peut plus être engagéedevant la juridiction répressive après l'expiration dudélai de prescription de l'action publique »,

Aux Pays-Bas également s'applique la règle selonlaquelle les délais de prescription du Code civil sontapplicables à l'action en dommages et intérêts fondéesur une faute pénale. Mais la prescription de l'actionpublique exclut l'introduction de l'action en domma-ges et intérêts devant les tribunaux répressifs. Dansce cas, l'action civile ne peut plus être intentée quedevant le tribunal civil.

Il faut noter que c'est l'ensemble des dispositionsdu Titre XXdu Code civil relatif à la prescription qui

(1) Ainsi que d'autres précédents tels que l'article 12, § 2, de laloi du 25 février 1991 relative à la responsabilité du fait desproduits défectueux.

[ 7 ] - 1087Il - 96 / 97

met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend isgeworden, en in ieder geval door verloop van twintigjaren na de gebeurtenis waardoor de schade is ver-oorzaakt [' ..l », Deze laatste absolute termijn be-draagt in het huidig ontwerp 10 jaar.

In de voorgestelde tekst wordt het tijdstip vastge-steld waarop de verjaringstermijn ingaat. Daartoewordt rekening gehouden met de rechtspraak dievoortvloeit uit het (reeds geciteerde arrest) van 13 ja-nuari 1994 van het Hof van Cassatie en met hetbepaalde in het Nieuw Burgerlijk Wetboek van Ne-derland (1).

BESPREKING VAN DE ARTIKELEN

Art.2

Het arrest van 21 maart 1995 van het Arbitrage-hofheeft tot gevolg dat artike126 van de voorafgaan-de titel van het Wetboek van strafvordering moetworden gewijzigd. Voortaan komt de verjaringster-mijn van de rechtsvordering tot vergoeding van scha-de veroorzaakt door een strafbaar feit overeen met deverjaringstermijn van alle burgerlijke rechtsvorde-ringen als bepaald hetzij in het Burgerlijk Wetboek(het nieuwe artikel 2262bis), hetzij in een bijzonderewet die in een bijzondere termijn voorziet voor hetinstellen van een rechtsvordering om schadevergoe-ding te bekomen. Conform het advies van de Com-missie voor het strafprocesrecht wordt evenwel be-paald dat de rechtsvordering van de burgerlijkepartij in geen geval vóór de strafvordering kan verja-ren.

De door de Regering voorgestelde oplossing moetworden vergeleken met de oplossing uitgewerkt inFrankrijk (artikel 10 van de «Code de procédurepénale »), naar luid waarvan « l'action civile se pres-crit selon les règles du Code civil. Toutefois, cetteaction ne peut plus être engagée devant la juridictionrépressive après l'expiration du délai de prescriptionde l'action publique ».

Ook Nederland heeft geopteerd voor de regel naarluid waarvan de verjaringstermijnen van het Bur-gerlijk Wetboek van toepassing zijn op een vorderingtot schadevergoeding die gegrond is op een strafbarefout. De verjaring van de strafvordering impliceertdat het instellen van een vordering tot schadevergoe-ding voor de strafrechter onmogelijk wordt. In datgeval kan de burgerlijke rechtsvordering slechts voorde burgerlijke rechtbank worden ingesteld.

Er moet op gewezen worden dat niet alleen hoofd-stuk V inzake de termijn zelf van de verjaring doch

(I) Alsmede met andere precedenten, zoals bij voorbeeld arti-kel 12, § 2, van de wet van 25 februari 1991 betreffende deaansprakelijkheid voor producten met gebreken.

Page 8: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

- 1087 / 1 - 96/97

s'appliquent aux actions civiles résultant d'uneinfraction et pas seulement le Chapitre V relatif autemps requis pour prescrire. Sont donc notammentvisées les règles relatives aux causes d'interruptionet de suspension de la prescription.

Art.3

Puisque désormais conformément à l'article 26 enprojet du Code de procédure pénale, la prescriptionde l'action civile résultant d'un délit est régie par ledroit civil applicable à de telles actions en domma-ges-intérêts, il n'est plus nécessaire de prévoir larègle de l'actuel article 27, alinéa 1er. Les causes desuspension et d'interruption prévues à l'article 2244du Code civil suffisent en l'occurence. La Cour deCassation a en effet décidé que, si la loi attribue à lacitation un effet interruptif, l'interruption se prolon-ge jusqu'à la clôture de l'instance, de sorte que lenouveau délai de prescription ne commence à courirqu'à partir de cette clôture (Cass., 11 janvier 1957,Pas., 1957, I, 523, A.C., 1957, 32; Cass., 24 janvier1964, RW, 1964-1965, 580, Pas., 1964, I, 552; DePage, Traité, t.VII, nOS1198 et 1211).

La suppression du deuxième alinéa de l'article 27est justifiée étant donné que dans l'article 2262bis,§ 2, en projet, cette règle est reprise de manièregénérale pour toutes les actions civiles en réparationd'un dommage (voir le commentaire de cet article).

Art.4

Cette disposition a pour but de limiter désormaisle champ d'application de la prescription trentenaireaux actions réelles et à la prescription acquisitivetusucapio), qui par définition concernent les droitsréels.

Art.5

Cet article introduit dans le Code civil un arti-cle 2262bis. L'alinéa r: du paragraphe r: de cet arti-cle institue un nouveau délai général de prescriptionde dix ans pour toutes les actions personnelles.

Les alinéas 2 et 3 du même paragraphe introdui-sent, conformément au but du présent projet, undouble délai de 5 et de 10 ans pour les actions enréparation de dommages fondées sur la responsabili-té civile extra-contractuelle.

Un point de départ différé particulier est prévu auparagraphe premier, alinéa 2, lorsque le dommages'aggrave postérieurement. Le délai court de pres-cription pour une action en réparation d'un tel dom-

[ 8 ]

ook de andere regels inzake verjaring uit Titel XXvan het Burgerlijk Wetboek van toepassing wordenverklaard op de burgerlijke vorderingen voortsprui-tend uit een misdrijf. In het bijzonder worden hier-mee de regels geviseerd inzake stuiting en schorsingvan de verjaring.

Art.3

Omdat voortaan overeenkomstig het ontworpenartike126 van de voorafgaande titel van het Wetboekvan Strafvordering, de verjaring der burgerlijke vor-dering uit een misdrijf beheerst wordt door het bur-gerlijk recht van toepassing op dergelijke vorderingtot schadevergoeding, is het niet langer nodig in deregel van het huidige artikel 27, eerste lid te voor-zien. De gronden van schorsing en stuiting uit arti-ke12244 van het Burgerlijk Wetboek voldoen terza-ke. Het Hofvan Cassatie heeft inderdaad beslist datindien de wet aan de dagvaarding stuiting van verja-ring toekent, deze stuiting voortduurt tijdens hetaanhangig zijn van de zaak, zodat de nieuwe verja-ring in werkelijkheid pas begint te lopen na hetbeëindigen van die aanleg (Cass., 11 januari 1957,A.C., 1957, 326, Pas., 1957, I, 523; Cass., 24 januari1964, RW, 1964-1965, 580, Pas., 1964, I, 552; DePage, Traité, t.VII, nrs1198 en 1211).

De opheffing van het tweede lid van artikel 27wordt verantwoord doordat in het ontworpenartike12262bis, § 2, van het Burgerlijk Wetboekthans deze regel op algemene wijze wordt overgeno-men voor alle burgerlijke vorderingen tot schadever-goeding (zie de commentaar bij dit artikel),

Art.4

Door deze bepaling wordt het toepassingsgebiedvan de dertigjarige termijn voortaan beperkt tot dezakelijke vorderingen en de verkrijgende verjaringiusucapio), die per definitie betrekking hebben opzakelijke rechten.

Art.5

Dit artikel voegt in het Burgerlijk Wetboek eenartike12262bis in. Dit artikel bepaalt in het eerste lidvan § 1 een nieuwe algemene verjaringstermijn vantien jaar voor alle persoonlijke vorderingen.

Het tweede en derde lid van diezelfde paragraafvoeren dan overeenkomstig het doel van het huidigontwerp een dubbele termijn in van 5 en 10jaar voorrechtsvorderingen tot vergoeding van schade die zijngegrond op buitencontractuele burgerlijke aanspra-kelijkheid.

Een bijzonder uitgesteld vertrekpunt wordt voor-zien in §1, tweede lid, indien de schade achterafverergert. De korte verjaringstermijn voor een vorde-ring tot vergoeding van dergelijke schade, waarvoor

Page 9: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

mage, pour lequel par définition aucune indemnitén'a encore été obtenue, ne commence à courir qu'àpartir du moment où la victime a eu connaissance decette aggravation ou aurait dû raisonnablement enavoir connaissance. Le délai de prescription pourl'action en réparation de l'aggravation du dommagecourt ainsi indépendamment de celui relatif à l'ac-tion en réparation du dommage « initial» qui peut, lecas échéant, être déjà écoulé. Le seul élément com-mun des deux actions en réparation d'un dommageest le fait qu'aucune des deux actions ne peut êtreintroduite plus de 10 ans après le fait générateur dudommage.

Ainsi qu'on l'a déjà expliqué dans les considéra-tions générales, afin de répondre à l'évolution de ladoctrine et de la jurisprudence en la matière, il fallaitrégler aussi bien le problème de la durée du délai quecelui du moment où il prend cours.

Il apparaît de l'examen du droit comparé figurantdans la note de M. Fagnart sous l'arrêt de la Cour decassation du 13janvier 1994 (rev. crit. jur. belge 1995p. 421), que le délai de prescription de l'action enresponsabilité civile non contractuelle varie d'unpays à l'autre, mais que partout il est fixé de manièreuniforme, autrement dit, c'est le même délai pourtoutes les actions lorsqu'elles tendent à la réparationd'un dommage corporel ou matériel causé par unefaute délictuelle (ou extra-contractuelle).

Là où des différences apparaissent (outre la duréedu délai), c'est en ce qui concerne le point de départdu délai (soit le fait dommageable, soit l'apparitionou la survenance du dommage ou encore le momentoù la personne lésée a connaissance de son droitd'agir en réparation).

En outre, certains droits ont adopté le système dudouble délai, un délai abrégé qui court à partir dumoment où la victime a pris connaissance du domma-ge et de sa cause (ainsi que de l'identité du responsa-ble) et un délai absolu (de forclusion) à partir del'accident ou de l'événement qui a causé le dommage.Pour des raisons de clarté, il échet de remarquer quele terme « délai de forclusion» n'est pas utilisé dansson sens technique. Les dispositions sur la suspen-sion et l'interruption de la préscription prévues dansle Chapitre IVdu Titre XXdu Code civil sont applica-bles aux délais court et absolu du nouvel arti-cle 2262bis, § i-. En effet, l'expression- en tout cas»dans l'alinéa 3 de l'article 2262bis, § 1, ne vise qu'àaffirmer le principe selon lequel la seule applicationde l'alinéa 2 ne peut avoir pour effet que le délaiabsolu de prescription de 10 ans à partir du faitdommageable soit dépassé. Ainsi, si la personne lé-see a pris connaissance du dommage et de l'identitéde l'auteur responsable 8 ans après le jour qui suitcelui où s'est produit le fait qui a provoqué le domma-ge, il lui reste encore 2 ans pour entamer une action,

[ 9 ] - 1087 Il - 96 / 97

per definitie nog geen vergoeding werd bekomen,begint pas te lopen vanaf het ogenblik dat de bena-deelde van die vergering kennis heeft genomen ofredelijkerwijs had moeten nemen. De verjaringster-mijn voor de vordering tot vergoeding van de vererge-ring van de schade loopt onafhankelijk van deze voorde vordering tot vergoeding van de « oorspronkelij-ke » schade die, in voorkomend geval, reeds kan ver-streken zijn. Het enige gemeenschappelijke elementvan beide vorderingen tot vergoeding van schade isdat geen van beide kan worden ingesteld meer dan10 jaar na het schadeverwekkend feit.

Teneinde, zoals in de algemene beschouwingentrouwens reeds werd gesteld, tegemoet te komen aande evolutie van de rechtsleer en de rechtspraak ter-zake, diende zowel het probleem van de duur van determijn als het probleem van het tijdstip waarop determijn ingaat, te worden geregeld.

Uit de vergelijkende rechtsstudie van de heerFagnart in de kanttekening bij het arrest van het Hofvan Cassatie dd. 13 januari 1994 (RCJB, 1995,blz. 421) blijkt dat de verjaringstermijn van rechts-vorderingen in verband met de buitencontractueleburgerlijke aansprakelijkheid verschilt van het eneland tot het andere, maar dat de termijn overal opeenvormige wijze is vastgelegd, met andere woordendat dezelfde termijn van toepassing is op alle rechts-vorderingen die verband houden met de vergoedingvan lichamelijke of materiële schade veroorzaaktdoor een delictuele (ofbuitencontractuele) fout.

Eventuele verschillen (behalve in verband met deduur van de termijn) hebben te maken met het tijd-stip waarop de termijn ingaat (hetzij het schadelijkefeit, hetzij het tijdstip waarop de schade zichtbaarwordt ofzich voordoet, dan wel het tijdstip waarop debenadeelde kennis krijgt van zijn recht een rechts-vordering tot herstel van de schade in te stellen).

Bovendien is in sommige rechtsstelsels geopteerdvoor het systeem van de dubbele termijn, een kortetermijn die ingaat ophet tijdstip waarop het slachtof-fer bekend is geworden met de schade en de oorzaakervan (alsmede met de identiteit van de daarvooraansprakelijke persoon), en een absolute termijn (devervaltermijn) van het tijdstip waarop het ongeval ofde gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaaktzich heeft voorgedaan. Voor alle duidelijkheid wordtin dit verband opgemerkt dat de voormelde term« vervaltermijn » niet in technische zin wordt ge-bruikt; de bepalingen in hoofdstuk IV van Titel XXvan het Burgerlijk Wetboek betreffende de oorzakendie de verjaring stuiten of schorsen zijn van toepas-sing op de korte en op de lange (absolute) termijn vanhet nieuwe artikel 2262bis, § 1. De uitdrukking « inieder geval » in artike12262bis, § 1, derde lid, van hetBurgerlijk Wetboek bevestigt alleen maar het princi-pe dat de enkele toepassing van het tweede lid niettot gevolg kan hebben dat de verjaringstermijn lan-ger duurt dan 10 jaar vanaf het schadeverwekkendfeit. Zo zal een benadeelde, die 8 jaar na het schade-

Page 10: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

- 1087 / 1-96/97

sous réserve des causes de suspension et d'interrup-tion.

En Belgique, la plupart des auteurs (avant etaprès l'arrêt de la Cour d'arbitrage) étaient partisansdu détachement des fautes civile et pénale et trou-vaient inéquitable la solution résultant de l'article 26du Titre préliminaire du CIC (prescription abrégéeen cas de faute constitutive d'une infraction).

Mais tout le monde semble admettre que le délaiordinaire de prescription des actions civiles contrac-tuelles ou délictuelles - le délai de 30 ans - est(devenu) beaucoup trop long et ne se justifie plus ànotre époque, de sorte qu'il ne suffirait pas d'abrogerl'article 26, condamné par la Cour d'arbitrage.

Par ailleurs, dans plusieurs lois récentes, le systè-me du double délai (un délai absolu assez long etun délai à partir du moment où le dommage estapparu) avec point de départ différent (fait domma-geable - connaissance du dommage) a été adoptépar le législateur.

Par exemple, la loi du 22juillet 1985 sur la respon-sabilité civile dans le domaine de l'énergie nucléaire(article 23). Certains délais courent à partir de l'acci-dent nucléaire (tel que défini dans des conventionsinternationales). Un délai plus court (3 ans) com-mence à courir à compter du moment où le lésé a euconnaissance du dommage et de l'identité de l'exploi-tant ou aurait dû raisonnablement en avoir connais-sance. L'hypothèse de l'aggravation du dommageaprès l'expiration des délais est également réglée.

Le système du double délai apparaît égalementdans la loi du 25 février 1991 relative à la responsabi-lité du fait des produits défectueux (article 12). Undélai de 10 ans court à compter de la date où leproduit est mis en circulation. Un délai abrégé(3 ans) court à partir du jour où le demandeur a euconnaissance du dommage, du défaut du produit etde l'identité du producteur, ou aurait dû raisonnable-ment en avoir connaissance.

Un double délai apparaît aussi à l'article 34, § 2, dela loi du 25 juin 1992 sur le contrat d'assuranceterrestre, en ce qui concerne l'action directe de lapersonne lésée contre l'assureur de la responsabilitécivile de l'auteur du dommage.

(') Voir aussi l'article 9 de la loi du 26 octobre 1996relative à larestitution de biens culturels et ayant quitté illicitement le terri-toire de certains Etats étrangers (Moniteur belge du 21 décembre1996) où il existe un double délai de prescription de l'action del'Etat requérant.

[ 10]

verwekkend feit kennis heeft gekregen van de scha-de en van de identiteit van de daarvoor aansprakelij-ke persoon, nog twee jaar hebben om een vorderingin te stellen, behoudens gronden van schorsing enstuiting.

In België waren de meeste auteurs (vóór en na hetarrest van het Arbitragehof) voorstander van eenloskoppeling van burgerlijke en strafrechtelijke fou-ten en achtten zij de oplossing volgend uit artikel 26van de voorafgaande titel van het Wetboek van straf-vordering onbillijk (kortere verjaringstermijn inge-val de fout een misdrijf is),

Iedereen is het er blijkbaar over eens dat de ge-wone verjaringstermijn van burgerlijke rechtsvor-deringen in delictuele of contractuele aangelegen-heden - die dertig jaar duurt - te lang is(geworden) en thans niet meer verantwoord is, zodathet niet volstaat het door het Arbitragehof veroor-deelde artikel 26 op te heffen.

Aan de andere kant dient te worden gesteld dat dewetgever in verscheidene recente wetten geopteerdheeft voor het stelsel van de dubbele termijn (een vrijlange absolute termijn en een termijn die ingaat ophet tijdstip waarop de schade aan het licht is geko-men (schadelijk feit - bekendheid met de schade),

Hier kan het voorbeeld worden aangehaald van dewet van 22 juli 1985 betreffende de wettelijke aan-sprakelijkheid op het gebied van de kernenergie (ar-tikel 23). Sommige termijnen lopen van het tijdstipvan het kernongeval (zoals gedefineerd in internatio-nale verdragen), Een kortere termijn (drie jaar) gaatin op het tijdstip waarop de benadeelde kennis heeftgehad of redelijkerwijze geacht wordt kennis te heb-ben gehad van de schade en van de identiteit van deexploitant. De hypothese van de verergering van deschade na verloop van de termijnen werd ook gere-geld.

Het stelsel van de dubbele termijn is ook opgeno-men in de wet van 25 februari 1991 betreffende deaansprakelijkheid voor producten met gebreken (ar-tikel 12). Een termijn van tien jaar loopt te rekenenvan de dag waarop het product in het verkeer werdgebracht. Een kortere termijn van drie jaar loopt terekenen van de dag waarop de eiser kennis kreeg vande schade, het gebrek en de identiteit van de produ-cent, of te rekenen van de dag waarop hij er redelij-kerwijs kennis van had moeten krijgen.

De dubbele termijn bestaat ook in artikel 34, § 2,van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekerings-overeenkomst, meer bepaald inzake de rechtstreekserechtsvordering van de benadeelde persoon tegen deverzekeraar van de burgerlijke aansprakelijkheidvan de persoon die de schade veroorzaakt heeft.

e) Zieookartikel9 van dewet van 26 oktober 1996betreffendede teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijzebuiten het grondgebied van bepaalde buitenlandse Staten zijngebracht (Belgisch Staatsblad van 21 december 1996),waarin terzake van de rechtsvordering van de Verzoekende Staat in eendubbele verjaringstermijn is voorzien.

Page 11: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

Ce système semble donc vouloir se généraliser etest même recommandé par certains auteurs(MM. Fagnart et Storme) (1).

Le champ d'application de l'alinéa 2 du paragra-phe 1er est clairement délimité dans la loi: il s'agitd'actions en réparation de dommages fondées sur laresponsabilité extra-contractuelle. Tous les casd'agissements fautifs, en raison de la violation tantd'une norme légale que du devoir général de pruden-ce, y sont inclus, y compris bien entendu la responsa-bilité objective et sans faute. En revanche, les actionsfondées sur des quasi-contrats ne sont pas des ac-tions en dommages et intérêts sur base de la respon-sabilité extra-contractuelle et tombent par consé-quent sous l'application du premier alinéa de l'article2262bis, § 1er•

En ce qui concerne les cas de responsabilité extra-contractuelle qui sont réglés dans des lois particuliè-res, l'article 2262bis, § 1er, alinéa 2 ne s'applique quedans la mesure où ces lois ne fixent pas les règles dela prescription. C'est ainsi par exemple que les délaisfixés dans la loi sur la responsabilité du fait desproduits ne sont pas modifiés par le nouvel arti-cle 2262bis du Code civil.

L'article 2262bis constitue désormais le droit com-mun de la prescription des actions personnelles. Aus-si, l'actiojudicati (l'action qui tend à obtenir l'exécu-tion d'un jugement) y est soumise. Il est à noter quece délai est interrompu par les actes d'exécution,comme prévu à l'article 2244 du Code civil.

Le §2 de l'article 2262bis du Code civil en projetreprend la règle existante de l'article 27, alinéa 2 duTitre Préliminaire du Code de procédure pénale pourtoutes les actions en dommages-intérêts et donc passeulement les actions résultant d'un délit. L'actuelarticle 27, alinéa 2 de ce Titre a été introduit parl'article 1er de la loi du 30 mai 1961 (Moniteur belgedu 10 juin 1961). L'objectif de cette disposition étaitd'éviter que, lorsque des réserves avaient été faites,l'action pour les exercer, ne soit éteinte par la courteprescription, qui est prévue à l'article 26, déclaréinconstitutionnel. Dans le Code civil, une telle dispo-sition ne fut jamais introduite, puisque le délai de30 ans y prévalait. Etant donné que le présent projetde loi introduit des délais de prescription plus courtsde 5 et 10 ans dans le droit commun civil et quel'action civile résultant d'une infraction est désor-mais regie par le droit civil commun, il est indispen-sable de veiller à ce qu'en droit civil, des réservespuissent être vidées même après les délais de pres-cription. Réserver la règle actuelle de l'article 27,alinéa 2 précité exclusivement à l'action civile résul-tant d'une infraction, équivaudrait sans doute à une

[ 11 ] - 1087 Il - 96/97

Het ziet er naar uit dat het systeem veralgemeendwordt en door sommige auteurs zelfs wordt aanbevo-len (de heren Fagnart en Storme) (1).

Het toepassingsgebied van § 1, lid 2 is duidelijkbepaald in de wet: het gaat om rechtsvorderingen totvergoeding van schade gegrond op buitencontractue-le aansprakelijkheid. Alle gevallen van foutief han-delen, zowelwegens overtreding van een rechtsnormals wegens inbreuk op de algemene plicht van zorg-vuldigheid, uiteraard met inbegrip van de objectieveen foutloze aansprakelijkheid, zijn daarin begrepen.De vorderingen gegrond op quasi-contracten daaren-tegen zijn geen vorderingen tot schadevergoeding opgrond van buitencontractuele aansprakelijkheid envallen dus onder het eerste lid van artikel 2262bis,§l.

Voor die gevallen van buitencontractuele aanspra-kelijkheid die in bijzondere wetten zijn geregeld,geldt artikel 2262bis, § 1, tweede lid, slechts in demate dat de bijzondere wet niet in een verjaringsre-geling voorziet. Zoworden bijvoorbeeld de termijnenbepaald in de wet op de Productenaansprakelijkheidniet gewijzigd door het nieuwe artikel 2262bis vanhet Burgerlijk Wetboek.

Artike12262bis van het Burgerlijk Wetboek vormtvoortaan het gemeen recht voor de verjaring vanpersoonlijke vorderingen. Ook de actio judicati (devordering tot uitvoering van een vonnis) is daaraanonderworpen. Wat die vordering betreft kan wordenopgemerkt dat deze termijn wordt gestuit door aktenvan uitvoering, zoals vermeld in artike12244 van hetBurgerlijk Wetboek.

In §2 van het ontworpen artikel 2262bis van hetBurgerlijk Wetboek wordt de bestaande regel uitartike127, tweede lid, van de Voorafgaande Titel vanStrafvordering hernomen voor alle vorderingen totschadevergoeding en dus niet alleen de vorderingenvoortspruitend uit een misdrijf. Het bestaande arti-kel 27, tweede lid Voorafgaande Titel van Strafvor-dering werd ingevoerd bij artikel 1 van de wet van30 mei 1961 (Belgisch Staatsblad van 10 juni 1961).De bedoeling hiervan was om te vermijden dat, wan-neer reserves gemaakt werden, de vordering om zeuit te oefenen getroffen werd door de korte verjaring,die in het - ongrondwettelijk verklaarde - arti-kel 26 is bepaald. In het Burgerlijk Wetboek werdnooit zulk een bepaling ingevoerd omdat daar de30-jarige termijn heerste. Aangezien in huidig wets-ontwerp in het burgerlijk gemeen recht kortere ver-jaringstermijnen worden ingevoerd van 5 en 10 jaaren de burgerlijke vordering voortspruitend uit eenmisdrijfvoortaan beheerst wordt door het burgerlijkgemeen recht, is het noodzakelijk in het burgerlijkrecht ervoor te zorgen dat de reserves ook buiten deverjaringstermijnen kunnen worden uitgeoefend.

Page 12: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

- 1087 / 1-96/97

discrimination non-justifiée vis-à-vis des autres ac-tions civiles en réparation d'un dommage.

Ainsi, le § 2 de l'article 2262bis en projet dispose, àl'exemple du système actuel de l'article 27, alinéa 2précité, que la demande tendant à faire statuer surl'objet des réserves sera recevable pendant 10 ans(auparavant 30 ans) à partir du prononcé. Le rac-courcissement de ce délai est d'abord justifié pardeux modifications apportées par ce projet. D'unepart, le délai absolu pour introduire l'action en répa-ration d'un dommage étant de 10 ans, il est plus longque le délai de 5 ans de l'actuel article 26 du TitrePreliminaire du Code de procédure pénale, de sorteque la décision admettant les réserves peut interve-nir plus tard que sous le régime dans lequel l'arti-cle 27, alinéa 2 a été inséré. D'autre part, l'arti-cle 2262bis, § 1er, alinéa 2 du Code civil qui diffère lepoint de départ du délai court jusqu'au moment de laconnaissance de l'aggravation du dommage, permetpendant un délai de 10 ans - qui peut être inter-rompu à cause d'une première procedure en répara-tion du dommage « initial» -, d'entamer une actionen réparation de l'aggravation du dommage même siaucune réserve n'a été admise. Etant donné que ledélai pour exercer les réserves ne court qu'à partir dela décision définitive qui admet les réserves et quecette première procédure aura, en application del'article 2244 du Code civil, interrompu la prescrip-tion, il semble que le délai proposé de 10 ans pourvider les réserves, n'expirera généralement qu'aprèsune période considérable après le fait dommageable.

Le raccourcissement du délai pour vider des réser-ves a, en outre, pour but d'éviter que le délai deprescription « archaïque» de 30 ans - abrégé dansce projet - soit réintroduit de facto et même pro-longé, par la réclamation systématique de réservespour 30 ans. Une telle pratique contournerait laprésente modification législative. Le juge devra parailleurs veiller à ce que des réserves pour un domma-ge futur ou pour l'aggravation du dommage ne soientadmises que si elles sont fondées. La formulation del'article 27, alinéa 2 du Titre Préliminaire du Code deprocédure pénale n'est pas modifiée, sous réserve del'adaptation formelle du début de l'alinéa (sur lesréserves, vair Dirix, E., «Het verlenen van voorbe-houd en het toekennen van provisionele schadevergoe-ding », RW, 1982-1983, 1868; De Temmerman, B.,« Voorbehoud en herziening naar gemeen recht bij

[ 12 ]

Het exclusief voorbehouden van de huidige regel inhet vermelde artikel 27, tweede lid VoorafgaandeTitel van Strafvordering aan de burgerlijke vorde-ring voortspruitend uit een misdrijf zou zonder twij-fel neerkomen op een ongerechtvaardigde discrimi -natie tegenover de andere burgerlijke vorderingentot schadevergoeding.

Aldus bepaalt de ontworpen § 2 van 2262bis vanhet Burgerlijk Wetboek dat, naar het voorbeeld vanhet huidige systeem van voornoemd artikel 27, twee-de lid, de vordering om over het voorwerp van hetvoorbehoud uitspraak te doen wijzen, ontvankelijk isna de uitspraak gedurende 10jaar, voorheen 30 jaar.De verkorting van de termijn wordt ten eerste ver-antwoord door twee wijzigingen aangebracht doorhuidig ontwerp. Enerzijds wordt, doordat de absolutetermijn voor het instellen van een vordering tot ver-goeding van schade, 10 jaar bedraagt, deze termijnlanger dan de termijn van 5 jaar onder het huidigeartikel 26 Voorafgaande Titel van Strafvordering,zodat de beslissing waarin het voorbehoud wordtgemaakt, later kan vallen dan onder het regimewaarin artike127, tweede lid werd ingevoerd. Ander-zijds laat artikel 2262bis, § 1, tweede lid van hetBurgerlijk Wetboek toe, door het vertrekpunt van dekorte termijn uit te stellen tot het moment van ken-nis van de verergering van de schade, dat gedurendeeen termijn van 10 jaar - die kan worden gestuitdoor een «eerste» vordering tot vergoeding vanschade - een vordering wordt ingesteld tot vergoe-ding van de verergering van de schade, zelfs indiengeen enkel voorbehoud werd toegekend. Gezien hetfeit dat de termijn voor het uitoefenen van het voor-behoud pas begint te lopen vanaf de definitieve uit-spraak waarin het voorbehoud wordt gemaakt en datdeze eerste procedure in toepassing van artikel 2244van het Burgerlijk Wetboek de verjaring zal hebbengestuit, lijkt het dat de voorgestelde termijn van10 jaar om de reserves uit te oefenen, doorgaansslechts na een aanzienlijke periode na het schadever-wekkend feit zal verstrijken.

Ten tweede wenst men via de verkorting van determijn om reserves uit te oefenen, te vermijden datde vroegere « archaïsche » verjaringstermijn van30 jaar die thans - zoals algemeen aanbevolen -wordt ingekort, de facto zou worden heringevoerd enzelfs verlengd doordat systematisch voorbehoud zouworden gemaakt voor 30 jaar. Dergelijke praktijkzou inderdaad de huidige wetswijziging omzeilen.De rechter zal er bovendien op moeten toezien datvoorbehoud voor toekomstige schade of verergeringvan schade enkel wordt toegekend wanneer daargrond toe is. De formulering van artikel 27, tweedelid Voorafgaande Titel van Strafvordering wordt, be-houdens formele aanpassing van de aanvang, nietgewijzigd (over voorbehoud, zie: Dirix, E., «Het ver-lenen van voorbehoud en het toekennen van provisi-onele schadevergoeding », RW, 1982-1983, 1868; De

Page 13: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

vergoeding van lichamelijke schade », TPR, 1992,753-799; Jacobs, A., «Les dangers de l'allocation pro-visionnelle », Jur. Liège, 1986, 628).

Art.6

L'adaptation de l'article 2263 du Code civil qui serapporte à des actions personnelles est la conséquen-ce normale de la réduction du délai général de pres-cription de 30 à 10 ans.

DISPOSITIONS TRANSITOIRES

Suite à l'avis du Conseil d'Etat, il a été jugé utiled'insérer dans le projet des dispositions de droit tran-sitoire afin de régler les effets futurs de la modifica-tion des délais de prescription de certaines actions.Ces dispositions sont fondés sur les principes généra-lement admis en la matière, tels qu'ils sont exposésnotamment par Roubier, Le droit transitoire, 2e édi-tion, Dalloz 1993, pp. 300 et 301 (voir égalementVuye et Wéry« La prescription de l'action des presta-taires de soins: l'article 2277bis du Code civil », JT1995, pp. 101-102).

La règle générale est que la nouvelle loi, qui établitune prescription plus courte, n'a pas d'effet rétroac-tif: le nouveau délai ne commence à courir qu'àpartir de l'entrée en vigueur de la nouvelle loi, sansque toutefois la durée totale du délai puisse excédercelui qui était fixé par la loi ancienne, c'est-à-dire30 ans à partir du jour du fait dommageable (arti-cle 7). Les délais en cours au moment où la nouvelleloi entre en vigueur ne sont pas écourtés (rétroactive-ment); sinon il en résulterait que tous les délais quicourent depuis plus de dix ans seraient d'un seulcoup réputés accomplis ce qui priverait les personnesconcernées de leurs droits acquis.

Toutefois, l'entrée en vigueur de la nouvelle loi nepeut avoir pour conséquence de faire courir un nou-veau délai quand celui-ci est définitivement écoulésous l'ancienne loi. Dès lors, l'article 8 prévoit que,lorsque le droit à l'action en réparation du dommagea été declaré prescrit par une décision passée en forcede chose jugée, l'entrée en vigueur de la présente loine peut avoir pour effet de faire courir un nouveaudélai, même en cas d'aggravation ultérieure du dom-mage.

Le nouvel article 2262bis, § t-, a pour effet deretarder le point de départ du délai de prescription(celui de cinq ans). Il est immédiatement applicableaux délais en cours si le dommage et l'auteur dudommage sont connus au moment où la nouvelle loientre en vigueur. Mais ici aussi le délai de 5 ans necommence à courir qu'au moment de l'entrée en vi-gueur de la loi, même si le demandeur connaissaitauparavant le dommage et son auteur.

[ 13 ] - 1087Il - 96/97

Temmerman, B., « Voorbehoud en herziening naargemeen recht bij vergoeding van lichamelijke scha-de », TPR, 1992,753-799; Jacobs, A., «Les dangers del'allocation provisionnelle », Jur. Liège, 1986, 628).

Art.6

De aanpassing van artike12263 van het BurgerlijkWetboek dat persoonlijke vorderingen betreft, is eenevident gevolg van de vermindering van de toepasse-lijke absolute verjaringstermijn van 30 naar 10jaar.

OVERGANGSBEPALINGEN

Ingevolge het advies van de Raad van State, heeftmen het nuttig geacht om in dit ontwerp overgangs-bepalingen op te nemen teneinde de werking in detoekomst te regelen van de wijziging van de verja-ringstermijnen van bepaalde vorderingen. De regelszijn gegrond op de algemeen aanvaarde beginselen indeze materie, zoals meer bepaald uiteengezet doorRoubier, Le droit transitoire, 2e editie, Dalloz, 1993,blz. 300-301 (zie ookVuye en Wéry,« La prescriptionde l'action des prestataires de soins: l'article 2277bisdu Code civil », JT, 1995, blz. 101-102).

Als algemene regel geldt dat de nieuwe wet, dieeen kortere verjaringstermijn voorziet, geen retroac-tieve werking heeft: de nieuwe termijn begint pas telopen op het moment van de inwerkingtreding van denieuwe wet, zonder dat de totale duur van de termijndie van de oude wet, namelijk 30 jaar vanaf de dagvan het schadeverwekkend feit, kan overschrijden(artikel 7). De termijnen die lopende zijn op het mo-ment van de inwerkingtreding worden dus niet (re-troactief) verkort; zoniet zouden alle termijnen diesinds meer dan 10 jaar lopen plots geacht wordenverjaard te zijn, hetgeen afbreuk zou doen aan ver-worven rechten.

De inwerkingtreding van de nieuwe wet kan even-wel niet tot gevolg hebben dat een nieuwe verjarings-termijn begint te lopen wanneer deze definitief is ver-lopen onder het vorige stelsel. Bijgevolgbepaalt artikel8 dat indien het recht op de vordering tot vergoedingvan de schade is verjaard verklaard door een in krachtvan gewijsde gegane beslissing, de inwerkingtredingvan de wet niet tot gevolg kan hebben dat een nieuweverjaringstermijn begint te lopen, zelfs ingeval vanlatere verergering van de schade.

Het nieuwe artikel 2262bis, § 1, heeft tot gevolg dathet aanvangspunt van de verjaringstermijn (namelijkdie van 5jaar) wordt uitgesteld. Deze termijn is onmid-dellijk van toepassing op de lopende termijnen wan-neer de schade en de dader gekend zijn ophet ogenblikvan de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Doch ookhier begint de termijn van 5 jaar pas te lopen op hetogenblik van de inwerkingtreding van de wet, ook alhad de eiser tevoren reeds kennis van de schade en dedader.

Page 14: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

- 1087 / 1 - 96/97

Dans le cas particulier où le fait dommageable estsurvenu avant l'entrée en vigueur de la nouvelle loimais où le dommage s'aggrave après, le délai de 5 anscourt à partir de l'aggravation, et le délai de 10 ans àpartir de l'entrée en vigueur (article 9), sauf si le droità l'action en réparation a été déclaré prescrit par unedécision passée en force de chose jugée (article 8).

Dans tous les cas où le fait dommageable se situeaprès la date de l'entrée en vigueur de la nouvelle loi,il faut évidemment appliquer cette dernière loi.

Le Ministre de la Justice,

S. DE CLERCK

[ 14 ]

Voor het bijzondere geval dat het schadeverwek-kend feit zich voordoet vóór de inwerkingtreding dernieuwe wet doch de verergering nadien optreedt,loopt de termijn van 5 jaar vanaf de verergering endie van 10jaar vanaf de inwerkingtreding van de wet(artikel 9), behalve indien het recht op de vorderingtot schadevergoeding is verjaard verklaard door eenin kracht van gewijsde gegane beslissing (artikel 8).

In alle gevallen dat het schadeverwekkend feit zichheeft voorgedaan na de inwerkingtreding van dezewet, dient deze uiteraard zonder meer te worden toege-past.

De Minister van Justitie,

S. DE CLERCK

Page 15: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

AVANT-PROJET DE LOI

soumis au Conseil d'Etat

Avant-projet de loi modifiantcertaines dispositions en matière de prescription

Article lee

La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de laConstitution.

Art.2

L'article 26 de la loi du 17 avril 1878 contenant le titrepréliminaire du Code de procédure pénale, modifié par laloi du 30 mai 1961, est remplacé par la disposition suivan-te:

«Art. 26. - L'action civile résultant d'une infractionse prescrit selon les règles du Code civil ou des lois particu-lières qui fixent un délai pour l'exercice d'une action endommages et intérêts, sans qu'elle puisse se prescrireavant l'action publique ».

Art.3

L'article 2262 du Code civil est remplacé par la disposi-tion suivante:

«Art. 2262. - Toutes les actions réelles sont prescri-tes par trente ans, sans que celui qui allègue cette prescrip-tion soit obligé d'en rapporter un titre, ou qu'on puisse luiopposer l'exception déduite de la mauvaise foi ».

Art.4

Un article 2262bis, rédigé comme suit, est inséré dans leCode civil:

«Art. 2262bis. - Toutes les actions personnelles sontprescrites par dix ans.

Par dérogation à l'alinéa lee, toute action en réparationd'un dommage fondée sur une responsabilité extracontrac-tuelle se prescrit par cinq ans à partir du jour qui suit celuioù la personne lésée a eu connaissance ou aurait dû raison-nablement avoir connaissance du dommage ou de l'aggra-vation du dommage et de l'identité de l'auteur responsable.

Les actions visées à l'alinéa 2 se prescrivent en tout caspar dix ans à partir dujour qui suit celui où s'est produit lefait qui a provoqué le dommage. »

Art.5

A l'article 2263 du Code civil, le nombre «vingt-huit»est remplacé par « huit ».

[ 15 ] - 1087Il - 96/97

VOORONTWERP VAN WET

voorgelegd aan de Raad van State

Voorontwerp van wet tot wijziging van sommigebepalingen betreffende de verjaring

Artikel1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in arti-kel 78 van de Grondwet.

Art.2

Artikel 26 van de wet van 17 april 1878 houdende devoorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering,gewijzigd door de wet van 30 mei 1961, wordt vervangendoor de volgende bepaling:

«Art. 26. - De burgerlijke rechtsvordering volgenduit een misdrijfverjaart volgens de regels van het Burger-lijk Wetboek of van de bijzondere wetten die een termijnbepalen voor de uitoefening van een rechtsvordering totvergoeding van schade; zij kan echter niet verjaren vóór destrafvordering ».

Art.3

Artikel2262 van het Burgerlijk Wetboek wordt vervan-gen door de volgende bepaling:

«Art. 2262. - Alle zakelijke rechtsvorderingen verja-ren door verloop van dertig jaren, zonder dat hij die zich opdeze verjaring beroept, verplicht is daarvan enige titel tevertonen of dat men hem de exceptie van kwade trouw kantegenwerpen ».

Art.4

Een artikel 2262bis, luidend als volgt, wordt in hetBurgerlijk Wetboek ingevoegd:

«Art. 2262bis. - Alle persoonlijke rechtsvorderingenverjaren door verloop van tien jaren.

In afwijking van het eerste lid verjaren alle rechtsvorde-ringen tot vergoeding van schade op grond van buitencon-tractuele aansprakelijkheid door verloop van vijf jarenvanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennisheeft gekregen ofredelijkerwijs kennis had moeten krijgenvan de schade of van de verergering van de schade en vande identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.

De in lid twee vermelde vorderingen verjaren in iedergeval door verloop van tien jaren vanaf de dag volgend opdie waarop het feit of de gebeurtenis waardoor de schade isveroorzaakt zich heeft voorgedaan. »

Art.5

In artikel2263 van het Burgerlijk Wetboek wordt . ach-tentwintig » vervangen door « acht ».

Page 16: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

- 1087 / 1-96/97

AVIS DU CONSEIL D'ETAT

Le CONSEIL D'ETAT, section de législation, deuxièmechambre, saisi par le Ministre de la Justice, le 26 juillet1996, d'une demande d'avis sur un projet de loi . modifiantcertaines dispositions en matière de prescription », a donnéle 14 avril 1997 l'avis suivant:

I. En ce qui concerne la durée du délai de prescription,les délégués du ministre ont indiqué ce qui suit:

«Cette discussion porte sur le «long délai» qui estd'application dans les cas où le dommage ou l'auteur dudommage ne se manifeste pas, de sorte que le (nouveau) brefdélai ne commence à courir.

Pour des raisons budgétaires et de technique d'assuran-ce, certains membres du Gouvernement fédéral ont insistépour que le délai actuel de prescription de 30 ans, qui estconsidéré comme beaucoup trop long, soit ramené à 10 ansplutôt qu'à 20 ans. D'autres ministres veulent être plusprudents et sont d'avis que l'on atteint un meilleur et plusjuste équilibre économique en introduisant un délai absolude prescription de 15 ans parallèlement au bref délai de5 ans.

En raison de la difficulté de faire une évaluation correctede ce problème à la fois économique et technique, le ministredes Affaires économiques a été chargé de procéder à uneétude des effets que peut avoir un délai de 10 ou 15 ans pourla prescription des actions personnelles. De son côté, leministre de la Justice présentera un aperçu de droit compa-ré.

Sur la base de ces éléments, le conseil des ministres ou leParlement pourraient encore modifier la durée proposée dudélai de prescription pour les actions personnelles. ».

Pour l'appréciation du délai de prescription, il convientde tenir compte, non seulement des impératifs invoquésdans la réponse, mais aussi des intérêts de la victime qui estcréancière d'une indemnité.

II. L'alinéa 1ecet l'alinéa 2 de l'article 2262bis en projetprévoient, l'un et l'autre, un délai différent selon que laréparation du dommage que la victime subit se fonde surune responsabilité extracontractuelle ou non.

L'exposé des motifs ne fournit pas de justification décisi-ve à cet égard.

Cette différence de traitement n'est admissible que pourautant que les auteurs du projet indiquent les motifs objec-tifs et raisonnables qui la justifient.

III. Vu l'absence de disposition transitoire, la loi a uneffet immédiat et, en vertu du nouvel article 2262bis duCode civil, l'aggravation du dommage constitue un nouveaupoint de départ du délai de prescription. La question se posesi la loi nouvelle aura des répercussions sur le délai deprescription prévu antérieurement ou si elle n'en aura pasdu fait que la prescription était déjà acquise sous l'ancienrégime. Le projet, en l'état actuel, ne permet pas de répondrede manière satisfaisante à cette question.

Invités à faire connaître leur pont de vue au sujet de lanécessité d'une disposition transitoire, les délégués du mi-nistre ont donné la réponse suivante:

«Nous sommes d'avis que, plutôt que d'insérer une dis-position transitoire dans le texte même du projet de loi, il

[ 16 ]

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede ka-mer, op 26 juli 1996 door de Minister van Justitie verzochthem van advies te dienen over een ontwerp van wet « totwijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring», heeft op 14 april1997 het volgende advies gegeven:

I. Wat de duurvan de veIjaringstermijn betreft, hebbende gemachtigden van de minister het volgende verklaard:

«Cette discussion porte sur le «long délai" qui estd'application dans les cas où le dommage ou l'auteur dudommage ne se manifeste pas, de sorte que le (nouveau) brefdélai ne commence à courir.

Pour des raisons budgétaires et de technique d'assurance,certains membres du Gouvernement fédéral ont insisté pourque ledélai actuel deprescription de 30 ans, qui est considérécomme beaucoup trop long, soit ramené à 10 ans plutôt qu'à20 ans. D'autres ministres veulent êtreplus prudents et sontd'avis que l'on atteint un meilleur et plus juste équilibreéconomique en introduisant un délai absolu deprescriptionde 15ans parallèlement au bref délai de 5 ans.

En raison de la difficulté de faire une évaluation correctede ceproblème à la fois économique et technique, le ministredes Affaires économiques a été chargé de procéder à uneétude des effets que peut avoir un délai de 10ou 15ans pourla prescription des actions personnelles. De son côté, leministre de la Justice présentera un aperçu de droit com-paré.

Sur la base de ces éléments, le conseil des ministres ou leParlement pourraient encore modifier la durée proposée dudélai de prescription pour les actions personnelles. »,

Voor de beoordeling van de verjaringstermijn dient nietalleen rekening te worden gehouden met de in het antwoordter sprake gebrachte dwingende omstandigheden, maartevens met de belangen van het slachtoffer dat aanspraakkan maken op een schadevergoeding.

II. Zowel het eerste als het tweede lid van het ontworpenartikel 2262bis stellen een andere termijn naargelang hetherstel van de schade die het slachtoffer ondervindt al ofniet gegrond is op een buitencontractuele verantwoordelijk-heid.

De memorie van toelichtingverstrekt in dat opzicht geenafdoende rechtvaardiging.

Die ongelijke behandeling is alleen aanvaardbaar voorzover de stellers van het ontwerp de objectieve en redelijkemotieven opgeven die ze rechtvaardigen.

III. Gelet op het ontbreken van een overgangsbepalingheeft de wet onmiddellijk uitwerking en krachtens hetnieuwe artikel2262bis van het Burgerlijk Wetboek, vormtde verergering van de schade een nieuwaanvangspunt voorde veIjaringstermijn. De vraag rijst of de nieuwe wet eenweerslag zal hebben op de verjaringstermijn waarin vroegerwas voorzien, dan wel of zij er geen zal hebben doordat deverjaring reeds onder de vroegere regeling was ingetreden.De huidige stand van het ontwerp maakt het niet mogelijkop die vraag een bevredigend antwoord te geven.

Op de vraag naar hun standpunt omtrent de noodzaakvan een overgangsbepaling, hebben de gemachtigden vande minister het volgende geantwoord:

«Nous sommes d'avis que, plutôt que d'insérer une dispo-sition transitoire dans le texte même du projet de loi, il serait

Page 17: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

serait utile, afin de rencontrer votre remarque, de complé-ter, sur ce point, l'exposé des motifs.

Il s'agirait de préciser que l'entrée en vigueur de lanouvelle loi ne peut avoir pour effet de faire naître unnouveau délai de prescription lorsque celle-ci était déjàdéfinitivement accomplie sous le régime antérieur.

Par conséquent, si une action en réparation d'un domma-ge a été déclarée prescrite par une décision passée en forcede chose jugée, en vertu de l'article 26 du titre préliminairedu Code de procédure pénale, l'entrée en vigeur de lanouvelle loi n'aura pas pour effet d'ouvrir un nouveau délaide prescription, même en cas d'aggravation ultérieure dudommage.

Pour les cas où aucune décision n'est passée en force dechose jugée, il convient de préciser les effets de l'arrêt rendule 21 mars 1995 par la Cour d'arbitrage au sujet de cetarticle 26, dans le cadre du contentieux des questions pré-judicielles.

La déclaration d'invalidité de l'article 26 précité par laCour d'arbitrage ne vaut pas «erga omnes », mais peuttoutefois - de façon indirecte - avoir des répercussionssur d'autres litiges dans lesquels la même question deconstitutionnalité est posée. En effet, l'article 26, § 2, ali-néa 3, 1°, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Courd'arbitrage permet aux autres juridictions de se conformerà la solution adoptée par la Cour d'arbitrage sans devoirposer une nouvelle question préjudicielle. Sous réserve del'application des principes de sécurité juridique et du- rechts-verwerking », les juges visés dans l'article 26, § 2, de la loispéciale du 6 janvier 1989, pourront, dès lors, écarter l'ap-plication de l'article 26 du titre préliminaire, si son incons-titutionnalité est invoquée.

Par ailleurs, il est à noter qu'une nouvelle questionpréjudicielle a été posée à la Cour d'arbitrage à ce propos,qui pourrait mener à une précision des effets dans le tempsde la décision du 21 mars 1995 (Question préjudicielle poséepar le tribunal de première instance de Namur, Moniteurbelge du 13 août 1996, p. 21.472).

Comme déjà précisé dans l'exposé des motifs, les nou-veaux délais abrégés ne peuvent commencer à courir avantl'entrée en vigueur de la nouvelle loi, sous peine de porteratteinte à des droits acquis, mais la durée totale de laprescription ne peut excéder celle qui résultait de l'ancienneloi, à savoir 30 ans depuis le jour où le fait dommageables'est produit (car une loi qui abrège les délais de prescriptionne peut avoir pour effet de les allonger I).

Dans le cas particulier où le fait dommageable survientavant l'entrée en vigueur de la nouvelle loi et où le dommages'aggrave après celle-ci, le délai de 5 ans commence à courirà partir de l'aggravation du dommage et le délai de 10 ansà partir de l'entrée en vigueur de la loi, à moins que, commeexposé ci-dessus, une décision a déjà été rendue et est passéeen force de chose jugée.

Bien entendu, dans tous les cas où le fait dommageablese produit après l'entrée en vigueur de la nouvelle loi, c'estcelle-ci qu'il faut appliquer. Le seul problème de droittransitoire qui puisse se poser concerne les actions néesavant l'entrée en vigueur des nouvelles règles relatives à laprescription, dans tous les cas où celle-ci n'était pas défini-tivement acquise sous l'empire du droit antérieur. ».

Il ressort de l'exposé des motifs « qu'il n'a pas été néces-saire d'insérer dans le projet une disposition de droit tran-sitoire afin de régler les effets futurs de la modification desdélais de prescription de certaines actions, car il suffit de seréférer aux principes généralement admis en la matière,tels qu'ils sont exposés notamment par Roubier, «Le droit

[ 17 ] - 1087Il - 96/97

utile, afin de rencontrer votre remarque, de compléter, sur cepoint, l'exposé des motifs.

Il s'agirait de préciser que l'entrée en vigueur de lanouvelle loi ne peut avoir pour effet de faire naître unnouveau délai de prescription lorsque celle-ci était déjàdéfinitivement accomplie sous le régime antérieur.

Par conséquent, si une action en réparation d'un domma-ge a été déclarée prescrite par une décision passée en force dechose jugée, en vertu de l'article 26 du titre préliminaire duCode deprocédure pénale, l'entrée en vigeur de la nouvelle loin'aura pas pour effet d'ouvrir un nouveau délai de prescrip-tion, même en cas d'aggravation ultérieure du dommage.

Pour les cas où aucune décision n'est passée en force dechose jugée, il convient de préciser les effets de l'arrêt rendule 21 mars 1995 par la Cour d'arbitrage au sujet de cetarticle 26, dans le cadre du contentieux des questions préju-dicielles.

La déclaration d'invalidité de l'article 26 précité par laCour d'arbitrage ne vaut pas «erga omnes », mais peuttoutefois - de façon indirecte - avoir des répercussionssur d'autres litiges dans lesquels la même question de con-stitutionnalité est posée. En effet, l'article 26, §2, alinéa 3,1°,de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitragepermet aux autres juridictions de se conformer à la solutionadoptée par la Cour d'arbitrage sans devoir poser unenouvelle question préjudicielle. Sous réserve de l'applicationdes principes de sécurité juridique et du «rechtsverwer-king », lesjuges visés dans l'article 26, §2, de la loi spécialedu 6 janvier 1989, pourront, dès lors, écarter l'application del'article 26 du titre préliminaire, si son inconstitutionnalitéest invoquée.

Par ailleurs, il est à noter qu'une nouvelle question préju-dicielle a été posée à la Cour d'arbitrage à ce propos, quipourrait mener à une précision des effets dans le temps de ladécision du 21 mars 1995 (Question préjudicielle posée parle tribunal de première instance de Namur, Moniteur belgedu 13 août 1996, p. 21.472).

Comme déjà précisé dans l'exposé des motifs, les nou-veaux délais abrégés ne peuvent commencer à courir avantl'entrée en vigueur de la nouvelle loi, sous peine de porteratteinte à des droits acquis, mais la durée totale de laprescription ne peut excéder celle qui résultait de l'ancienneloi, à savoir 30 ans depuis lejour où lefait dommageable s'estproduit (car une loi qui abrège les délais de prescription nepeut avoir pour effet de les allonger l).

Dans le cas particulier où le fait dommageable survientavant l'entrée en vigueur de la nouvelle loi et où le dommages'aggrave après celle-ci, le délai de 5 ans commence à courirà partir de l'aggravation du dommage et le délai de 10 ansà partir de l'entrée en vigueur de la loi, à moins que, commeexposé ci-dessus, une décision a déjà été rendue et est passéeen force de chose jugée.

Bien entendu, dans tous les cas où lefait dommageable seproduit après l'entrée en vigueur de la nouvelle loi, c'est celle-ci qu'il faut appliquer. Le seul problème de droit transitoirequi puisse seposer concerne les actions nées avant l'entrée envigueur des nouvelles règles relatives à laprescription, danstous les cas où celle-ci n'était pas définitivement acquise sousl'empire du droit antérieur. »,

Uit de memorie van toelichting blijkt het volgende:«Men heeft het niet noodzakelijk geacht om in dit ontwerpovergangsbepalingen op te nemen teneinde de werking inde toekomst te regelen van de wijziging van de verjarings-termijnen van bepaalde vorderingen. Het volstaat immerste verwijzen naar de algemeen aanvaarde beginselen in

Page 18: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

- 1087 / 1-96/97

transitoire », Dalloz, deuxième édition, 1993, pp. 300 et301 ... ».

La jurisprudence a aussi posé des principes. Ainsi, dansun arrêt du 4 octobre 1957, la Cour de cassation a déclaréque . lorsque, en matière civile, une loi même d'ordre publicétablit pour la prescription d'une action un délai plus courtque celui qui était fixé par la législation antérieure, cenouveau délai, si le droit à l'action est né avant l'entrée envigueur de la loi nouvelle, ne commence à courir, saufvolonté contraire du législateur, qu'à partir de cette entréeen vigueur; toutefois, la durée totale du délai de la prescrip-tion ne peut excéder celle du délai fixé par la loi ancien-ne.» (1).

Cependant, certains auteurs de doctrine (2) estimentqu'un régime transitoire doit être fixé par le législateurlorsque la réforme n'a pas seulement pour objet d'allongerou d'écourter le délai de prescription, mais de changerégalement le point de départ de celle-ci. Dans son ouvrage«Le droit transitoire - conflits des lois dans le temps », leprofesseur P. Roubier (3) est d'avis qu'une loi qui retarde lepoint de départ d'une prescription en cours doit être traitéecomme une loi qui allonge ce délai, d'où il résulte que laprescription doit être décomptée à partir du nouveau pointde départ. Par contre, la loi qui avance le point de départ dudélai doit être traitée comme une loi qui abrège le délai,c'est-à-dire que le délai courra dujour de l'entrée en vigueurde la loi nouvelle, dans tous les cas où la prescription s'entrouvera abrégée.

Le projet modifie non seulement les durées de prescrip-tion, mais aussi il fait varier les délais en fonction des pointsde départ dont certains sont relativement indéterminés.Une disposition transitoire est, dès lors, nécessaire pourassurer la sécurité juridique. Si l'on ne recourt pas à un texteexprès, la solution devra être trouvée au cas par cas par lajurisprudence qui mettra des années à s'établir.

La réduction considérable de la durée des délais deprescription vient encore accentuer la nécessité d'une dispo-sition transitoire.

(1) Pas. 1958, I, 94.e) Vuye H. et Wery P., «La prescription de l'action des presta-

taires de soins: l'article 2277bis du Code civil", JT, 1995, pp. 101-102.

(3) Deuxième édition, Dalloz, 1993, p. 301.

[ 18 ]

deze materie, zoals meer bepaald uiteengezet door Roubier,«Le droit transitoire », Dalloz, tweede editie, 1993, blz. 300-301 ... ».

De rechtspraak heeft ook beginselen vastgesteld. Zoheeft het Hofvan Cassatie in een arrest van 4 oktober 1957het volgende verklaard: «Wanneer, in burgerlijke zaken,een wet, zelfs van openbare orde, voor de verjaring van eenvordering een kortere termijn bepaalt dan deze door devorige wetgeving voorzien, en het recht tot de vorderingvóórhet inwerking treden van de nieuwe wet is ontstaan, begintdie nieuwe termijn slechts te lopen vanaf die inwerkingtre-ding, behalve stellige strijdige wil van de wetgever; niette-min kan de gehele duurvan de verjaring de door de oude wetvoorziene termijn niet overtreffen. » (1) .

In een bepaalde rechtsleer (2) wordt er evenwel vanuitgegaan dat door de wetgever een overgangsregelingbehoort te worden vastgesteld wanneer de hervorming nietalleen tot doel heeft de verjaringstermijn te verlengen afinte korten, maar tevens het aanvangspunt ervan wijzigt. Inzijn boek «Le droit transitoire - conflits des lois dans letemps », is professor P. Roubier (3) van mening dat een wetdie als aanvangspunt van een lopende verjaringstermijneen later tijdstip bepaalt, aangezien moet worden als eenwet die die termijn verlengt, waaruit volgt dat de verjaringmoet worden berekend vanafhet nieuwe aanvangspunt. Dewet daarentegen die het aanvangspunt van de termijnvervroegt, moet worden aangezien als een wet die de ter-mijn verkort, dit wil zeggen dat de termijn zal ingaan de dagvan de inwerkingtredingvan de nieuwe wet, in alle gevallenwaarin de verjaringstermijn daardoor wordt verkort.

Het ontwerp wijzigt niet alleen de duurvan deverjarings-termijnen, maar tevens laat het de termijnen variëren naargelang van de aanvangspunten, waarvan sommige tot opzekere hoogte onbepaald zijn. Bijgevolg is een overgangsbe-paling noodzakelijk om de rechtszekerheid veilig te stellen.Indien niet wordt gewerkt met een uitdrukkelijke tekst, zalde oplossing geval voor geval moeten worden gevonden doorde rechtspraak, die er jaren over zal doen om tot stand tekomen.

De aanzienlijke ver korting van de duur van de verj arings-termijnen maakt nog duidelijker dat een overgangsbepa-ling noodzakelijk is.

(') Arr. Cass., 1958, blz. 55.(2) H. Vuye en P. Wery,« La prescription de l'action des presta-

taires de soins: l'article 2277bisdu Code civil ", JT, 1995, blz. 101-102.

e) Tweede uitgave, Dalloz, 1993, blz. 301.

Page 19: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

Observations finales

Sous réserve des observations précédentes, le texte néer-landais du projet devrait être rédigé en tenant compte desobservations faites dans la version néerlandaise du présentaVIS.

La chambre était composée de

MM.:

J.-J. STRYCKMANS,président de chambre;

Y.KREINS,P. HANSE, conseillers d'Etat;

J. DE GAVRE,P. GOTHOT, assesseurs de la section de législation;

Mme:

J. GIELISSEN, greffier.

Le rapport a été présenté par M.J. REGNIER, premier auditeur.La note du Bureau de coordination a été rédigée et exposée parMme P. VANDERNACHT, référendaire adjoint.

La concordance entre la version néerlandaise et la versionfrançaise a été vérifiée sous le contrôle de M. J.-J. STRYCKMANS.

Le Greffier, Le Président,

J. GIELISSEN J.-J. STRYCKMANS

[ 19 ] - 1087Il - 96/97

Slotopmerkingen

Onder voorbehoud van de voorgaande opmerkingen,schrijve men in de inleidende zin van artikel 2 « gewijzigdbij » in plaats van « gewijzigd door . en in artikel 4, hetnieuwe ontworpen artikel 2262bis, derde lid, « De in hettweede lid vermelde »in plaats van- De in lid twee vermel-de ».

De kamer was samengesteld uit

HH.:

J.-J. STRYCKMANS, kamervoorzitter;

Y.KREINS,P. HANSE, staatsraden;

J.DE GAVRE,P. GOTHOT, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. :

J. GIELISSEN, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. REGNIER, eersteauditeur. De nota van het Coärdinatiebureau werd opgesteld entoegelicht doormevrouw P.VANDERNACHT, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekstwerd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. STRYCKMANS.

De Griffier, De Voorzitter,

J. GIELISSEN J.-J. STRYCKMANS

Page 20: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

- 1087 / 1-96/97

PROJET DE LOI

ALBERT II, ROI DES BELGES

A tous, présents et à venir,SALUT.

Sur la proposition de Notre Ministre de la Justice,

Nous AVONS ARRÊTÉ ET ARRÊTONS:

Notre Ministre de la Justice est chargé de présenteren Notre nom aux Chambres législatives et de déposerà la Chambre des Représentants le projet de loi dontla teneur suit:

Article 1er

La présente loi règle une matière visée à l'article78 de la Constitution.

Art.2

L'article 26 de la loi du 17 avril 1878 contenant letitre préliminaire du Code de procédure pénale, mo-difié par la loi du 30 mai 1961, est remplacé par ladisposition suivante:

«Art.26. - L'action civile résultant d'une infra-ction se prescrit selon les règles du Code civil ou deslois particulières qui sont applicables à l'action endommages et intérêts, sans qu'elle puisse se prescri-re avant l'action publique. »

Art.3

L'article 27 de la même loi est abrogé.

Art.4

L'article 2262 du Code civil est remplacé par ladisposition suivante:

«Art. 2262. - Toutes les actions réelles sontprescrites par trente ans, sans que celui qui allèguecette prescription soit obligé d'en rapporter un titre,ou qu'on puisse lui opposer l'exception déduite de lamauvaise foi. »

[20 ]

WETSONTWERP

ALBERT II, KONING DER BELGEN

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,ONZE GROET.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ:

Onze Minister van Justitie is gelast het ontwerpvan wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze Naambij de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij deKamer van Volksvertegenwoordigers in te dienen:

Artikel1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld inartikel 78 van de Grondwet.

Art.2

Artikel 26 van de wet van 17 april1878 houdendede voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvor-dering, gewijzigd bij de wet van 30 mei 1961, wordtvervangen door de volgende bepaling:

«Art. 26. - De burgerlijke rechtsvordering vol-gend uit een misdrijf verjaart volgens de regels vanhet Burgerlijk Wetboek of van de bijzondere wettendie van toepassing zijn op de rechtsvordering totvergoeding van schade; zij kan echter niet verjarenvóór de strafvordering. »

Art.3

Artikel 27 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art.4

Artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek wordtvervangen door de volgende bepaling:

«Art. 2262. - Alle zakelijke rechtsvorderingenverjaren door verloop van dertig jaar, zonder dat hijdie zich op deze verjaring beroept, verplicht is daar-van enige titel te vertonen of dat men hem de excep-tie van kwade trouw kan tegenwerpen. »

Page 21: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

Art.5

Un article 2262bis, rédigé comme suit, est insérédans le même code :

«Art. 2262bis. - § 1er• Toutes les actions per-sonnelles sont prescrites par dix ans.

Par dérogation à l'alinéa 1er, toute action en répa-ration d'un dommage fondée sur une responsabilitéextracontractuelle se prescrit par cinq ans à partirdu jour qui suit celui où la personne lésée a euconnaissance ou aurait dû raisonnablement avoirconnaissance du dommage ou de son aggravation etde l'identité de l'auteur responsable.

Les actions visées à l'alinéa 2 se prescrivent entout cas par dix ans à partir du jour qui suit celui oùs'est produit le fait qui a provoqué le dommage.

§ 2. Si une décision passée en force de chose jugéesur une action en réparation d'un dommage admetdes réserves, la demande tendant à faire statuer surleur objet sera recevable pendant dix ans à partir duprononcé. »

Art.6

A l'article 2263 du même code, le mot . vingt-huit»est remplacé par le mot «huit »,

Dispositions transitoires

Art.7

Les nouveaux délais de prescription institués parla présente loi ne commencent à courir qu'à partir deson entrée en vigueur, lorsque le droit à l'action enréparation du dommage a pris naissance avant celle-ci. Toutefois, la durée totale du délai de prescriptionne peut dépasser 30 ans à compter du fait générateurdu dommage.

Art.8

L'entrée en vigueur de la présente loi ne peut avoirpour effet de faire courir un nouveau délai de pres-cription lorsque le droit à l'action en réparation dudommage a été déclaré prescrit par une décisionpassée en force de chose jugée.

Art.9

Si le droit à l'action en réparation de dommage apris naissance avant l'entrée en vigueur de la présen-

[ 21 ] - 1087Il - 96/97

Art.5

Een artikel 2262bis, luidend als volgt, wordt inhetzelfde wetboek ingevoegd :

«Art. 2262bis. - § 1. Alle persoonlijke rechts-vorderingen verjaren door verloop van tien jaar.

In afwijking van het eerste lid verjaren alle rechts-vorderingen tot vergoeding van schade op grond vanbuitencontractuele aansprakelijkheid door verloopvan vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop debenadeelde kennis heeft gekregen of redelijkerwijskennis had moeten krijgen van de schade of van deverergering ervan en van de identiteit van de daar-voor aansprakelijke persoon.

De in het tweede lid vermelde vorderingen verja-ren in ieder geval door verloop van tien jaar vanaf dedag volgend op die waarop het feit of de gebeurteniswaardoor de schade is veroorzaakt zich heeft voorge-daan.

§ 2. Indien een in kracht van gewijsde geganebeslissing over een vordering tot vergoeding vanschade enig voorbehoud heeft erkend, dan is de eisdie strekt om over het voorwerp van dat voorbehoudvonnis te doen wijzen, ontvankelijk gedurende tienjaar na de uitspraak. »

Art.6

In artikel 2263 van hetzelfde wetboek wordt hetwoord «achtentwintig » vervangen door het woord« acht »,

Overgangsbepalingen

Art.7

De nieuwe verjaringstermijnen waarin deze wetvoorziet, beginnen slechts te lopen vanafhaar inwer-kingtreding, wanneer het recht op de vordering totvergoeding van de schade voordien is ontstaan. Detotale duur van de verjaringstermijn mag evenwelniet meer dan 30 jaar bedragen te rekenen van hetschadeverwekkend feit.

Art.8

De inwerkingtreding van deze wet kan niet totgevolg hebben dat een nieuwe verjaringstermijn be-gint te lopen wanneer het recht op de vordering totvergoeding van de schade is verjaard verklaard dooreen in kracht van gewijsde gegane beslissing.

Art.9

Indien het recht op de vordering tot vergoedingvan de schade is ontstaan vóór de inwerkingtreding

Page 22: 1087 / 1 - 96 / 97 - La Chambre des représentants de Belgique

- 1087 / 1-96/97

te loimais que le dommage s'aggrave après celle-ci, ledélai de 5 ans commence à courir à partir del'aggravation du dommage et le délai de 10 ans àpartir de l'entrée en vigueur de la présente loi.

Donné à Bruxelles, le 10 juin 1997.

ALBERTPAR LE ROI:

Le Ministre de la Justice,

S. DE CLERCK

[22 ]

van deze wet maar de schade nadien verergert, be-gint de termijn van 5 jaar te lopen vanaf de vererge-ring van de schade en de termijn van 10jaar vanaf deinwerkingtreding van deze wet.

Gegeven te Brussel, 10 juni 1997.

ALBERTVAN KoNINGSWEGE :

De Minister van Justitie,

S. DE CLERCK

Drukk.-Impr. SCHAUBRüECK, Nazareth - (09) 38902 11- (02) 219 0041