KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
CRIV 54 COM 792
CRIV 54 COM 792
BELGISCHE KAMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
CHAMBRE DES REPRESENTANTS
DE BELGIQUE
INTEGRAAL VERSLAG MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG VAN DE TOESPRAKEN
COMPTE RENDU INTEGRAL AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT DES INTERVENTIONS
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES
Dinsdag Mardi
09-01-2018 09-01-2018
Namiddag Après-midi
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
N-VA Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS Parti Socialiste
MR Mouvement réformateur
CD&V Christen-Democratisch en Vlaams
Open Vld Open Vlaamse Liberalen en Democraten
sp.a socialistische partij anders
Ecolo-Groen Ecologistes Confédérés pour l’organisation de luttes originales – Groen
cdH centre démocrate Humaniste
VB Vlaams Belang
DéFI Démocrate Fédéraliste Indépendant
PTB-GO! Parti du Travail de Belgique – Gauche d’Ouverture!
Vuye&Wouters Vuye&Wouters
PP Parti Populaire
Afkortingen bij de nummering van de publicaties : Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 54 0000/000 Parlementair stuk van de 54e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
DOC 54 0000/000 Document parlementaire de la 54e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA Schriftelijke Vragen en Antwoorden QRVA Questions et Réponses écrites
CRIV Voorlopige versie van het Integraal Verslag CRIV Version provisoire du Compte Rendu Intégral
CRABV Beknopt Verslag CRABV Compte Rendu Analytique
CRIV Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken (met
de bijlagen)
CRIV Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (avec les annexes)
PLEN Plenum PLEN Séance plénière
COM Commissievergadering COM Réunion de commission
MOT Moties tot besluit van interpellaties (op beigekleurig papier) MOT Motions déposées en conclusion d’interpellations (papier beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.dekamer.be
e-mail : [email protected]
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.lachambre.be
e-mail : [email protected]
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
i
INHOUD SOMMAIRE
Vraag van mevrouw Meryame Kitir aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de criteria voor een technische
bedrijfseenheid" (nr. 17267)
1 Question de Mme Meryame Kitir à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "les
critères retenus pour l'unité technique
d'exploitation" (n° 17267)
1
Sprekers: Meryame Kitir, voorzitter van de
sp.a-fractie, Maggie De Block, minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid
Orateurs: Meryame Kitir, présidente du
groupe sp.a, Maggie De Block, ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique
Samengevoegde vragen van 4 Questions jointes de 4
- mevrouw Catherine Fonck aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
termijn voor de behandeling van de aanvragen
door het Asbestfonds" (nr. 18397)
4 - Mme Catherine Fonck à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "le délai de
traitement des demandes par le Fonds amiante"
(n° 18397)
4
- mevrouw Catherine Fonck aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de niet-
aangifte van asbestziekten" (nr. 18398)
4 - Mme Catherine Fonck à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "la non-
déclaration des maladies de l'amiante" (n° 18398)
4
Sprekers: Catherine Fonck, voorzitter van de
cdH-fractie, Maggie De Block, minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid
Orateurs: Catherine Fonck, présidente du
groupe cdH, Maggie De Block, ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique
Samengevoegde vragen van 7 Questions jointes de 7
- mevrouw Muriel Gerkens aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
evolutie van de wet van 2005 betreffende de
rechten van vrijwilligers" (nr. 18459)
7 - Mme Muriel Gerkens à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "l'évolution de
la loi de 2005 relative au volontariat" (n° 18459)
7
- de heer Jean-Marc Delizée aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
evaluatie van de wet van 3 juli 2005 betreffende
de rechten van vrijwilligers" (nr. 18466)
7 - M. Jean-Marc Delizée à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "l'évaluation
de la loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des
volontaires" (n° 18466)
7
- mevrouw Evita Willaert aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
meldingsplicht voor vrijwilligerswerk" (nr. 18502)
7 - Mme Evita Willaert à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "l'obligation
de déclaration d'une activité bénévole" (n° 18502)
7
Sprekers: Muriel Gerkens, Jean-Marc
Delizée, Evita Willaert, Maggie De Block,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Muriel Gerkens, Jean-Marc
Delizée, Evita Willaert, Maggie De Block,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Vraag van de heer Jean-Marc Delizée aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de invoering van een samenlevingsdienst in
België" (nr. 18473)
12 Question de M. Jean-Marc Delizée à la ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"la mise en place d'un service citoyen en
Belgique" (n° 18473)
12
Sprekers: Jean-Marc Delizée, Maggie De
Block, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Jean-Marc Delizée, Maggie De
Block, ministre des Affaires sociales et de la
Santé publique
Vraag van de heer Veli Yüksel aan de minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
overeenkomst met Turkije inzake sociale
zekerheid" (nr. 19137)
14 Question de M. Veli Yüksel à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'accord avec la Turquie en matière de sécurité
sociale" (n° 19137)
14
Sprekers: Veli Yüksel, Maggie De Block,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid, Evita Willaert
Orateurs: Veli Yüksel, Maggie De Block,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique, Evita Willaert
Vraag van de heer Jan Spooren aan de minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"gerichte herkeuringen van diagnoses tot
arbeidsongeschiktheid" (nr. 19187)
15 Question de M. Jan Spooren à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "les
contrôles dirigés en matière de diagnostics
d'incapacité de travail" (n° 19187)
15
Sprekers: Jan Spooren, Maggie De Block,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Jan Spooren, Maggie De Block,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
ii
Samengevoegde vragen van 18 Questions jointes de 17
- de heer Frédéric Daerden aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
sancties tegen langdurig zieken" (nr. 18465)
18 - M. Frédéric Daerden à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "les sanctions
pour les travailleurs malades de longue durée"
(n° 18465)
18
- de heer Éric Massin aan de vice-eersteminister
en minister van Werk, Economie en
Consumenten, belast met Buitenlandse Handel,
over "de sancties voor zieke werknemers"
(nr. 19005)
18 - M. Éric Massin au vice-premier ministre et
ministre de l'Emploi, de l'Économie et des
Consommateurs, chargé du Commerce extérieur,
sur "les sanctions pour les travailleurs malades"
(n° 19005)
18
- de heer Éric Massin aan de vice-eersteminister
en minister van Werk, Economie en
Consumenten, belast met Buitenlandse Handel,
over "de sancties tegen zieke werknemers"
(nr. 19423)
18 - M. Éric Massin au vice-premier ministre et
ministre de l'Emploi, de l'Économie et des
Consommateurs, chargé du Commerce extérieur,
sur "la sanction des travailleurs malades"
(n° 19423)
18
- mevrouw Evita Willaert aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
terugkeer van langdurig zieken naar de werkvloer"
(nr. 21112)
18 - Mme Evita Willaert à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "le retour au
travail des malades de longue durée" (n° 21112)
18
Sprekers: Evita Willaert, Maggie De Block,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Evita Willaert, Maggie De Block,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Vraag van de heer Gilles Vanden Burre aan de
minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO's,
Landbouw en Maatschappelijke Integratie over
"de nulbijdrage" (nr. 19047)
22 Question de M. Gilles Vanden Burre au ministre
des Classes moyennes, des Indépendants, des
PME, de l'Agriculture et de l'Intégration sociale,
sur "la mesure 'zéro cotisation'" (n° 19047)
22
Sprekers: Gilles Vanden Burre, Maggie De
Block, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Gilles Vanden Burre, Maggie De
Block, ministre des Affaires sociales et de la
Santé publique
Samengevoegde vragen van 23 Questions jointes de 23
- mevrouw Anne Dedry aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
ondersteuning van mantelzorgers" (nr. 19203)
23 - Mme Anne Dedry à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "le soutien
des aidants proches" (n° 19203)
23
- de heer Éric Massin aan de minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid over "de erkenning
van de mantelzorgers" (nr. 19611)
23 - M. Éric Massin à la ministre des Affaires sociales
et de la Santé publique sur "la reconnaissance
des aidants proches" (n° 19611)
24
- mevrouw Anne Dedry aan de vice-eersteminister
en minister van Werk, Economie en
Consumenten, belast met Buitenlandse Handel,
over "pensioenrechten voor mantelzorgers"
(nr. 19655)
23 - Mme Anne Dedry au vice-premier ministre et
ministre de l'Emploi, de l'Économie et des
Consommateurs, chargé du Commerce extérieur,
sur "les droits à la pension pour les aidants
proches" (n° 19655)
24
- mevrouw Anne Dedry aan de vice-eersteminister
en minister van Werk, Economie en
Consumenten, belast met Buitenlandse Handel,
over "de pensioenrechten van mantelzorgers in
het zomerakkoord" (nr. 20192)
23 - Mme Anne Dedry au vice-premier ministre et
ministre de l'Emploi, de l'Économie et des
Consommateurs, chargé du Commerce extérieur,
sur "les droits à la pension des aidants proches
dans le cadre de l'accord fédéral de l'été"
(n° 20192)
24
- de heer Stefaan Vercamer aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
statuut van de mantelzorgers" (nr. 22772)
23 - M. Stefaan Vercamer à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "le statut des
aidants proches" (n° 22772)
24
- mevrouw Karin Temmerman aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
pensioen voor mantelzorgers" (nr. 22833)
23 - Mme Karin Temmerman à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
pension des aidants proches" (n° 22833)
24
Sprekers: Stefaan Vercamer, Karin
Temmerman, Maggie De Block, minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid
Orateurs: Stefaan Vercamer, Karin
Temmerman, Maggie De Block, ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique
Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de RSZ-bijdrage op bedrijfsfietsen"
27 Question de M. Jef Van den Bergh à la ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"la cotisation ONSS sur les bicyclettes de société"
27
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
iii
(nr. 19390) (n° 19390)
Sprekers: Jef Van den Bergh, Maggie De
Block, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Jef Van den Bergh, Maggie De
Block, ministre des Affaires sociales et de la
Santé publique
Vraag van mevrouw Meryame Kitir aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "een anomalie in de
arbeidsongevallenwetgeving" (nr. 19532)
29 Question de Mme Meryame Kitir à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "une
anomalie dans la législation relative aux accidents
du travail" (n° 19532)
29
Sprekers: Meryame Kitir, voorzitter van de
sp.a-fractie, Maggie De Block, minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid
Orateurs: Meryame Kitir, présidente du
groupe sp.a, Maggie De Block, ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique
Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de omniumverzekering bij verenigingen"
(nr. 20028)
32 Question de M. Stefaan Vercamer à la ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'assurance omnium pour les associations"
(n° 20028)
32
Sprekers: Stefaan Vercamer, Maggie De
Block, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Stefaan Vercamer, Maggie De
Block, ministre des Affaires sociales et de la
Santé publique
Samengevoegde vragen van 33 Questions jointes de 33
- mevrouw Karin Jiroflée aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"longziekten bij schoonmaakpersoneel"
(nr. 20259)
33 - Mme Karin Jiroflée à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "les maladies
pulmonaires chez le personnel de nettoyage"
(n° 20259)
33
- de heer Marco Van Hees aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
risico op longaandoeningen bij het gebruik van
schoonmaakmiddelen" (nr. 22823)
33 - M. Marco Van Hees à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "le risque
d'affections pulmonaires lié à l'utilisation de
produits d'entretien" (n° 22823)
33
Sprekers: Karin Jiroflée, Marco Van Hees,
Maggie De Block, minister van Sociale Zaken
en Volksgezondheid
Orateurs: Karin Jiroflée, Marco Van Hees,
Maggie De Block, ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique
Vraag van mevrouw Catherine Fonck aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "het sociaal statuut van geconventioneerde
artsen die na hun 65ste actief blijven" (nr. 20346)
36 Question de Mme Catherine Fonck à la ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"le statut social des médecins conventionnés
actifs au-delà de 65 ans" (n° 20346)
36
Sprekers: Catherine Fonck, voorzitter van de
cdH-fractie, Maggie De Block, minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid
Orateurs: Catherine Fonck, présidente du
groupe cdH, Maggie De Block, ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique
Samengevoegde vragen van 39 Questions jointes de 39
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
evaluatie van het bilaterale
socialezekerheidsakkoord tussen India en België"
(nr. 20573)
39 - M. Georges Gilkinet à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "l'évaluation
de l'accord bilatéral de sécurité sociale conclu
entre l'Inde et la Belgique" (n° 20573)
39
- de heer Raoul Hedebouw aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
sociale dumping in de IT-sector" (nr. 20989)
39 - M. Raoul Hedebouw à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "le dumping
social dans le secteur de l'IT" (n° 20989)
39
- de heer Marco Van Hees aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
sociale dumping in de IT-sector" (nr. 22826)
39 - M. Marco Van Hees à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "le dumping
social dans le secteur de l'IT" (n° 22826)
39
Sprekers: Marco Van Hees, Maggie De
Block, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Marco Van Hees, Maggie De
Block, ministre des Affaires sociales et de la
Santé publique
Samengevoegde vragen van 42 Questions jointes de 41
- mevrouw Catherine Fonck aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
toezicht op de artsen wat het afleveren van
getuigschriften van arbeidsongeschiktheid betreft"
42 - Mme Catherine Fonck à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "le contrôle
des médecins quant à la délivrance de certificats
d'incapacité de travail" (n° 20706)
41
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
iv
(nr. 20706)
- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
toezicht op de artsen wat het afleveren van
medische getuigschriften betreft" (nr. 20717)
42 - M. Jean-Jacques Flahaux à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
contrôle des médecins en matière de délivrance
de certificats médicaux" (n° 20717)
41
- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
toezicht op de artsen met betrekking tot het
overmatig voorschrijven van geneesmiddelen"
(nr. 20718)
42 - M. Jean-Jacques Flahaux à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
contrôle des médecins en matière de
prescriptions abusives de médicaments"
(n° 20718)
42
Sprekers: Catherine Fonck, voorzitter van de
cdH-fractie, Jean-Jacques Flahaux, Maggie
De Block, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Catherine Fonck, présidente du
groupe cdH, Jean-Jacques Flahaux, Maggie
De Block, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de status van sekswerkers" (nr. 21289)
47 Question de M. Jean-Jacques Flahaux à la
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique sur "le statut des personnes prostituées"
(n° 21289)
47
Sprekers: Jean-Jacques Flahaux, Maggie
De Block, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Jean-Jacques Flahaux, Maggie De
Block, ministre des Affaires sociales et de la
Santé publique
Samengevoegde vragen van 49 Questions jointes de 49
- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
onverenigbaarheid van een
moederschapsuitkering met de uitoefening van
een mandaat als gemeenteraadslid" (nr. 21296)
49 - M. Jean-Jacques Flahaux à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'incompatibilité entre indemnité de maternité et
participation au conseil communal" (n° 21296)
49
- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de vice-
eersteminister en minister van Werk, Economie
en Consumenten, belast met Buitenlandse
Handel, over "de toepassing van de sociale
wetten op verkozenen met moederschapsverlof"
(nr. 21513)
49 - M. Jean-Jacques Flahaux au vice-premier
ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et
des Consommateurs, chargé du Commerce
extérieur, sur "l'application des lois sociales aux
élues en congé de maternité" (n° 21513)
49
Sprekers: Jean-Jacques Flahaux, Maggie
De Block, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Jean-Jacques Flahaux, Maggie De
Block, ministre des Affaires sociales et de la
Santé publique
Samengevoegde vragen van 52 Questions jointes de 52
- mevrouw Nawal Ben Hamou aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"ongeschikte functies voor zwangere vrouwen"
(nr. 22168)
52 - Mme Nawal Ben Hamou à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'écartement des femmes enceintes" (n° 22168)
52
- de heer Raoul Hedebouw aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
mogelijkheid tot het verder blijven werken tijdens
de zwangerschap" (nr. 22270)
52 - M. Raoul Hedebouw à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "la possibilité
de continuer à travailler pendant la grossesse"
(n° 22270)
52
- de heer Marco Van Hees aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
mogelijkheid tot het verder blijven werken tijdens
de zwangerschap" (nr. 22825)
52 - M. Marco Van Hees à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "la possibilité
de continuer à travailler pendant la grossesse"
(n° 22825)
52
Sprekers: Marco Van Hees, Maggie De
Block, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Marco Van Hees, Maggie De
Block, ministre des Affaires sociales et de la
Santé publique
Vraag van mevrouw Meryame Kitir aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de tijdsregistratie van de prestaties van
flexi-werknemers" (nr. 22688)
54 Question de Mme Meryame Kitir à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'enregistrement des prestations des flexi-
travailleurs" (n° 22688)
54
Sprekers: Meryame Kitir, voorzitter van de
sp.a-fractie, Maggie De Block, minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid
Orateurs: Meryame Kitir, présidente du
groupe sp.a, Maggie De Block, ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
v
Vraag van de heer Jan Spooren aan de minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
harmoniseringsproject bij de fusie van DIBISS en
de RSZ" (nr. 22208)
56 Question de M. Jan Spooren à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
projet d'harmonisation dans le cadre de la fusion
entre l'ORPSS et l'ONSS" (n° 22208)
56
Sprekers: Jan Spooren, Maggie De Block,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Jan Spooren, Maggie De Block,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES SOCIALES
van
DINSDAG 9 JANUARI 2018
Namiddag
______
du
MARDI 9 JANVIER 2018
Après-midi
______
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door de heer Vincent
Van Quickenborne.
La réunion publique de commission est ouverte à 14.17 heures et présidée par M. Vincent Van
Quickenborne.
De voorzitter: Vraag nr. 17020 van de heer Blanchart wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
01 Vraag van mevrouw Meryame Kitir aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
criteria voor een technische bedrijfseenheid" (nr. 17267)
01 Question de Mme Meryame Kitir à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les
critères retenus pour l'unité technique d'exploitation" (n° 17267)
01.01 Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de minister, tijdens de
bespreking in de commissie voor de Sociale Zaken van het
wetsontwerp inzake de financiering van de sociale zekerheid was er
een heel debat over het misbruik van de wetgeving. Tijdens dat debat
verwees de minister van Middenstand naar een interpretatienota van
de RSZ over de technische bedrijfseenheid voor de toepassing van
de RSZ-vermindering in het kader van plusplannen.
Recent hebben een aantal kmo’s inderdaad terugvorderingen van
toegekende bijdrageverminderingen ontvangen, die betrekking
hebben op de periode van de eerste aanpassing van de regelgeving
ter zake tijdens de huidige legislatuur, namelijk het jaar 2015.
In de begeleidende brief herinnert de RSZ aan zijn
beoordelingscriteria inzake technische bedrijfseenheid, waarbij het
kijkt naar onder andere de afstand tussen de juridische entiteiten, de
aard van de producten in die entiteiten, de gemeenschappelijke
tewerkstelling van dezelfde werknemer in die entiteiten en het
gemeenschappelijk gebruik van de instrumenten.
Mevrouw de minister, werden de rechthebbenden van de criteria op
de hoogte gebracht?
Van wanneer dateren de criteria en de interpretatieve nota?
Heeft de RSZ de ondernemingen ondertussen bij de interpretatie
begeleid?
Mijn vraag dateert immers van maart 2017.
Hoe is het mogelijk dat de RSZ gedurende jaren de
lastenvermindering toekende aan de betreffende bedrijven, vooraleer
01.01 Meryame Kitir (sp.a): Lors
de la discussion du projet de loi
sur le financement de la sécurité
sociale, le ministre a cité une note
interprétative de l'ONSS relative
aux unités techniques d'exploita-
tion pour l'application de la
réduction des cotisations ONSS
dans le cadre des "plans plus".
Plusieurs PME ne bénéficient plus
de la réduction de cotisations en
raison de la modification de la
réglementation en 2015. Dans la
lettre de réclamation, l'ONSS
renvoie aux critères d'appréciation
pour accorder, ou non, la
réduction.
Les ayants droit sont-ils informés
de ces critères? De quand datent
les critères et la note interpré-
tative? L'ONSS a-t-il entre-temps
guidé les entreprises dans
l'interprétation? Comment se fait-il
que des entreprises ont pensé
pendant des années avoir droit à
une réduction et ont dû ensuite
malgré tout encaisser subitement
un remboursement? Les
employeurs peuvent-ils demander
une remise de dette ou tout au
moins bénéficier d'un plan
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
2
hij ingreep voor gevallen die niet aan zijn interpretatie inzake
technische eenheid beantwoorden?
Kunnen de betrokken werkgevers een kwijtschelding vragen of
minstens een afbetalingsplan verkrijgen?
d'apurement?
01.02 Minister Maggie De Block: Mevrouw Kitir, zoals ik destijds ook
gezegd heb, is het principe van de technische bedrijfseenheid niet
nieuw. Het werd reeds gehanteerd in het zogenaamde plus-1-plan,
dat werd ingevoerd in 1989. Het was de voorloper van de
doelgroepvermindering voor eerste aanwervingen.
De werkgevers van de privésector die werknemers tewerkstellen die
aan de RSZ-wet onderworpen zijn, kunnen genieten van de
doelgroepverminderingen voor eerste aanwervingen, voor zover zij
kunnen worden beschouwd als nieuwe werkgever voor eerste
aanwervingen van werknemers en dat voor maximaal zes.
De werkgever geniet niet van de doelgroepvermindering voor eerste
aanwervingen indien de nieuw in dienst genomen werknemer een
werknemer vervangt die in de loop van de vier kwartalen voorafgaand
aan de indienstneming, in dezelfde technische bedrijfseenheid
werkzaam is geweest.
Het was de bedoeling van de wetgever om te vermijden dat een
loutere aanpassing van het juridische statuut van de werkgever
zonder reële werkgelegenheidsschepping recht zou geven op de
bijdragevermindering.
Aangezien de wetgeving niet bepaalt wat begrepen dient te worden
onder "dezelfde technische bedrijfseenheid", werd het begrip
ontwikkeld in de rechtspraak. Vooreerst kan het begrip "technische
bedrijfseenheid" niet zonder meer worden ingevuld naar analogie van
hetzelfde begrip dat voorkomt in de wet van 20 september 1948
houdende organisatie van het bedrijfsleven, aangezien die wetgeving
een specifieke doelstelling heeft. Daarnaast dient volgens vaste
rechtspraak van het Hof van Cassatie het bestaan van een technische
bedrijfseenheid te worden bepaald op grond van sociale en
economische criteria. Er moet worden nagegaan of de entiteit waarin
de nieuw in dienst genomen werknemer wordt tewerkgesteld, sociaal
en economisch verweven is met de entiteit waarin in de loop van
twaalf maanden of vier kwartalen voorafgaand aan zijn
indienstneming een werknemer werkzaam is geweest, die hij
vervangt.
Een nieuwe indienstneming geeft geen recht op de bedoelde
bijdragevermindering wanneer zij niet gepaard gaat met een reële
werkgelegenheidsschepping in dezelfde technische bedrijfseenheid.
De bedoelde doelgroepvermindering wordt inderdaad eerst toegekend
en dan is er de verificatie van de toepassingsvoorwaarden aan de
hand van een controle a posteriori van de trimestriële
socialezekerheidsaangifte DmfA.
De controle is heel intensief en neemt enige tijd in beslag. De
werkgever wordt inderdaad soms pas na enige tijd op de hoogte
gebracht van het feit dat hij niet voldoet aan de
toepassingsvoorwaarden van de technische bedrijfseenheid.
01.02 Maggie De Block,
ministre: Le principe de l'unité
technique d'exploitation n'est pas
neuf. Il apparaît déjà dans le Plan
Plus 1 de 1989. Il a été le
précurseur des réductions de
charges pour les groupes cibles
"premiers recrutements".
Les employeurs du secteur privé
qui emploient des travailleurs
assujettis à la législation ONSS
bénéficient de réductions de
charges pour les groupes cibles
"premiers recrutements", pour
autant qu'ils puissent être
considérés comme un nouvel
employeur, dans le cadre des
"premiers recrutements" et pour
un maximum de six travailleurs. Ils
n'en bénéficient cependant pas si
ce nouveau travailleur remplace
un travailleur employé dans la
même unité technique
d'exploitation dans le courant des
quatre trimestres précédents.
Le législateur a ainsi voulu éviter
qu'une simple adaptation du statut
juridique de l'employeur, sans
création effective d'emplois,
suffise déjà pour bénéficier de la
réduction.
Le concept d'"unité technique
d'exploitation" n'étant pas défini
par le législateur, la jurisprudence
de la Cour de cassation considère
que ce concept doit être
développé par la jurisprudence sur
la base de critères socio-
économiques.
Un nouvel engagement ne donne
droit à une réduction de cotisation
que s'il s'accompagne d'une réelle
création d'emploi au sein de la
même unité technique
d'exploitation. L'application de la
réduction a lieu avant que les
conditions d'octroi soient vérifiées
sur la base d'un contrôle a
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
3
U vraagt hoe hij dan wordt geacht dat te weten. De manier waarop de
RSZ het begrip technische bedrijfseenheid invult, wordt steeds
gecommuniceerd aan de sociale secretariaten, de dienstverrichters
en de werkgevers.
Sinds de reglementering in werking is getreden, wordt het begrip
technische bedrijfseenheid ook opgenomen in de administratieve
instructies. Vanaf de instructies van het derde kwartaal 2004
verduidelijkt de RSZ hoe hij te werk gaat om na te gaan of er sprake
is van een vervanging in dezelfde technische bedrijfseenheid. U vindt
dat terug op de website www.socialsecurity.be op de pagina
DmfA/multifunctionele aangifte. Vanaf de instructies van het eerste
kwartaal 2016 wordt hetgeen aan de werkgevers en de
dienstverrichters wordt gecommuniceerd in verband met het begrip
technische bedrijfseenheid, eveneens uitdrukkelijk opgenomen in de
administratieve instructies inzake de DmfA.
De RSZ begeleidt geen specifieke werkgeversgroepen, maar licht wel
de standpunten toe wanneer gevraagd. Daarnaast informeert de RSZ
ook proactief de dienstverrichters en de sociale secretariaten die
willen participeren in de maandelijkse overlegvergaderingen.
Bovendien kan de werkgever of diens sociaal secretariaat of
socialedienstverrichter met zijn vragen ook steeds terecht bij de RSZ.
In bepaalde gevallen kan de RSZ slechts een voorlopig antwoord
verstrekken, bijvoorbeeld bij gebreke van concrete gegevens of
omdat er nog geen aanwervingen gebeurden.
Wanneer de bedoelde doelgroepvermindering voor eerste
aanwervingen wordt geweigerd omdat niet voldaan is aan de
toepassingsvoorwaarden, is er geen sprake van een sanctie en kan er
bijgevolg geen kwijtschelding worden verleend. Werkgevers die
daardoor tijdelijk betalingsmoeilijkheden ondervinden en die aan de
wettelijke voorwaarden voldoen, hebben wel de mogelijkheid om een
afbetalingsplan te krijgen. Aan die verzuchting wordt dus wel
tegemoetgekomen.
posteriori de la déclaration
trimestrielle de sécurité sociale
DmfA. Ce contrôle est intensif et
un certain délai est parfois
nécessaire avant que l'employeur
soit averti qu'il ne satisfait pas aux
conditions. De plus, la manière
dont l'ONSS interprète en pratique
la notion d'unité technique
d'exploitation est toujours
communiquée aux secrétariats
sociaux, aux prestataires de
services et aux employeurs.
Le concept est également expliqué
dans les instructions administra-
tives. À partir des instructions du
troisième trimestre 2004, l'ONSS
explique la procédure sur le site
web www.socialsecurity.be. À
partir des instructions du premier
trimestre 2016, la communication
à l'adresse des employeurs et des
prestataires de services qui a trait
au concept d'unité technique
d'exploitation est reprise de
manière explicite dans les
instructions administratives DmfA.
L'ONSS n'accompagne pas des
groupes d'employeurs spécifiques
mais il explique toutefois les points
de vue sur demande. Par ailleurs,
l'ONSS informe également de
manière proactive les prestataires
de services et les secrétariats
sociaux qui participent aux réu-
nions de concertation mensuelles.
Toute question peut être adressée
à l'ONSS par l'employeur, son
secrétariat social ou le prestataire
de services sociaux. Néanmoins,
dans certains cas, l'ONSS ne peut
fournir qu'une réponse provisoire.
En cas de refus de la réduction de
charges "premiers recrutements",
aucune sanction n'est infligée et
une amnistie ne peut donc être
accordée. Les employeurs qui, à la
suite de cette situation,
rencontrent des difficultés de
paiement temporaires peuvent
obtenir un plan d'apurement, pour
autant qu'ils remplissent les
conditions prescrites par la loi.
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
4
01.03 Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de minister, dank u wel voor
uw uitgebreid antwoord. Ik zal hier later nog een schriftelijke vraag
over stellen.
Ik heb begrepen dat er verschillende stappen ondernomen zijn om de
ondernemingen op de hoogte te houden en dat het normaal is dat er
eerst korting gegeven wordt en pas achteraf gecontroleerd wordt of er
terugbetaald moet worden. Ik hoop dat de termijn tussen de
toekenning van de korting en de mededeling dat iemand geen recht
heeft op de bijdragevermindering, niet te lang is, want dan moeten de
werkgevers vaak met een afbetalingsplan werken.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Questions jointes de
- Mme Catherine Fonck à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le délai de
traitement des demandes par le Fonds amiante" (n° 18397)
- Mme Catherine Fonck à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la non-
déclaration des maladies de l'amiante" (n° 18398)
02 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Catherine Fonck aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de termijn
voor de behandeling van de aanvragen door het Asbestfonds" (nr. 18397)
- mevrouw Catherine Fonck aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de niet-
aangifte van asbestziekten" (nr. 18398)
02.01 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, je me permets
d'abord de relever l'exemple type d'une certaine forme d'inertie
parlementaire ou politique: mes questions datent de mai 2017!
Comment, presque un an plus tard, ces questions n'ont-elles pas pu
cheminer dans les couloirs de la Chambre et du ministère. Les sujets
que je veux aborder sont importants, raison pour laquelle je souhaitais
introduire des questions orales. Peut-être que si je les avais
formulées par écrit, une réponse plus précoce m'aurait été fournie ou
peut-être que cela aurait pris deux ans.
Madame la ministre, j'ai deux volets de questions à vous poser. Vous
savez que je m'intéresse fortement à la réalité des patients touchés
par l'amiante.
Lors des auditions du 3 mai 2017, la nécessité d'améliorer
l'information de la population et des professionnels de la santé au
sujet de l'amiante avait été évoquée. De même au sujet des
possibilités d'indemnisation pour les maladies qui y sont liées, de
manière à limiter, voire supprimer la sous-déclaration de ces
maladies.
Il est interpellant de constater la différence entre les données
statistiques de la Fondation du Registre du Cancer et celles relatives
aux indemnisations par le Fonds amiante pour les mésothéliomes. En
2014, 294 mésothéliomes ont été enregistrés - 48 femmes et 246
hommes -, mais seuls 167 patients auraient été indemnisés.
Madame la ministre, pouvez-vous me remettre par écrit les
statistiques des cinq dernières années relatives au nombre de
mésothéliomes relevés par la Fondation Registre du Cancer et au
nombre de mésothéliomes indemnisés par l'AFA (Fonds Amiante)?
02.01 Catherine Fonck (cdH):
Mijn vragen dateren van mei 2017
en dat ze pas nu aan bod komen,
wijst op een zekere inertie. Zoals u
weet bekommer ik me om het lot
van de asbestslachtoffers.
Tijdens de hoorzittingen van mei
2017 werd aangestipt dat de
bevolking en de beroeps-
beoefenaars beter moesten
worden ingelicht over de risico's
met betrekking tot asbest en de
mogelijke vergoeding van
asbestziekten om te voorkomen
dat die ziekten onvoldoende
worden aangegeven. Er is immers
een groot verschil tussen de
statistische gegevens van de
Stichting Kankerregister en de
gegevens betreffende de vergoe-
dingen voor mesotheliomen: in
2014 werden er 294 mesothe-
liomen geregistreerd, terwijl het
Asbestfonds (AFA) er slechts 167
zou hebben vergoed.
Hoeveel mesotheliomen werden er
de afgelopen vijf jaar geregistreerd
in het kankerregister en in hoeveel
gevallen werd er een vergoeding
toegekend door het Asbestfonds
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
5
Fondamentalement, quelles mesures concrètes peut-on prendre pour
améliorer les connaissances de l'AFA et accroître les possibilités
d'indemnisation des maladies liées à l'amiante par ce Fonds,
permettant ainsi à un maximum de patients d'en bénéficier? C'est
évidemment problématique quand on connaît le temps de latence
extraordinairement long entre l'exposition à l'amiante et le
déclenchement des maladies qui en découlent, y compris le
mésothéliome: parfois 25 à 30 ans.
J'en viens à mon second volet de questions, toujours sur le Fonds
amiante.
Je ne rappellerai pas tous les dispositifs de l'arrêté royal portant
exécution du chapitre 6, titre 4, de la loi-programme du 27 décembre
2006 qui créait un Fonds d'indemnisation des victimes de l'amiante.
Je vous citerai l'article 9 qui prévoit que le Fonds doit prendre une
décision dans un délai de deux mois prenant cours à partir du
moment où la demande est complète.
Par contre, je suis très interpellée car, suite à mes contacts sur le
terrain, il me revient que le délai de traitement des dossiers est de
l'ordre de 300 jours, presque une année. Lors des auditions, j'ai
constaté ce qui se faisait dans d'autres pays européens, même s'il
existe un long délai entre l'exposition à l'amiante et l'apparition de la
maladie.
Je constate que pour une même maladie, avec les mêmes délais
entre l'exposition et les symptômes, comme par exemple en France,
tous les dossiers sont bouclés en quelques mois.
Pourriez-vous nous éclairer sur les délais de traitement des dossiers
gérés par l'AFA? Quelle est l'évolution de ces délais au cours de ces
dernières années? Si les délais légaux, qui sont de deux à quatre
mois en fonction de la maladie, ne sont pas encore d'application à
l'heure actuelle, il faut absolument prendre ce dossier en main. Il
convient de raccourcir ces délais. C'est important: le mésothéliome
est une maladie grave. Plus on tarde à octroyer une indemnisation,
plus le patient risque d'être décédé lorsque la décision sera prise.
(AFA)? Hoe kan men de
zichtbaarheid van het AFA
verhogen en de vergoedings-
mogelijkheden onder de aandacht
brengen?
Artikel 9 van het koninklijk besluit
tot oprichting van een Schadeloos-
stellingfonds voor asbest-
slachtoffers bepaalt dat het Fonds
een beslissing neemt binnen een
termijn van twee maanden die
begint te lopen vanaf het moment
dat de aanvraag volledig is. De
behandeling van de dossiers zou
in werkelijkheid echter ongeveer
300 dagen in beslag nemen.
Men zou kunnen stellen dat de
lange latentietijd van die
aandoening de dossierafhandeling
bemoeilijkt. In andere Europese
landen zoals Frankrijk worden de
dossiers echter binnen enkele
maanden afgehandeld.
Wat is de doorlooptijd van een
dossier bij het AFA? Hoe is die
termijn de afgelopen jaren
geëvolueerd? Welke maatregelen
zal u nemen opdat de wettelijke
termijnen van twee tot vier
maanden zouden worden
nageleefd?
02.02 Maggie De Block, ministre: Madame Fonck, le délai
d'instruction de soixante jours est respecté dans la grande majorité
des cas de mésothéliome, puisque la durée moyenne d'instruction
pour les 210 dossiers s'élevait à cinquante jours en 2016. Il convient
de noter que ce délai est calculé, comme vous l'avez indiqué, à partir
de l'instant où l'AFA reçoit les pièces permettant de confirmer le
diagnostic. Ce n'est qu'à ce moment qu'on peut considérer que la
demande est complète.
S'agissant des sept cas d'asbestose et des trente-quatre autres qui y
sont légalement assimilés, le délai moyen d'instruction atteignait
296 jours en 2016.
Ces dossiers sont assez complexes tant sur le plan de l'exposition –
pour l'asbestose, les critères prévoient une estimation quantitative du
nombre de fibres d'amiante sur toute la carrière du travailleur – que
sur le plan du diagnostic. Comme le montre le tableau que je vais
vous remettre, la situation s'est quelque peu améliorée de 2012 à
2015 mais cela n'a pas été confirmé en 2016. L'administration doit
02.02 Minister Maggie De Block:
De onderzoekstermijn van
60 dagen wordt in de meeste
gevallen van mesothelioom nage-
leefd. De gemiddelde onderzoeks-
duur bedroeg in 2016 immers
50 dagen vanaf de ontvangst van
de stukken door het Asbestfonds
(AFA).
Voor de zeven gevallen van
asbestose en de 34 gevallen die er
bij wet mee worden gelijkgesteld,
bedroeg de onderzoekstermijn in
2016 296 dagen.
Voor asbestosedossiers moet de
blootstelling precies worden
gemeten over de volledige duur
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
6
améliorer sa procédure d'instruction afin de se rapprocher nettement
de l'objectif de durée d'instruction.
Pour votre question portant sur le nombre de cas reconnus par l'AFA
et inscrits au Registre du Cancer, on observe en effet une différence.
Je vais vous donner tous les chiffres de 2007 à 2016. En 2016,
210 cas ont été reconnus par le Fonds d'indemnisation des victimes
de l'amiante. Quant au nombre de mésothéliomes, on relève, par
exemple, pour 2014, 294 cas. Pour cette année-ci, on constate que
les chiffres ne sont pas les mêmes. C'est cela qui pose problème.
Des contacts ont été pris entre le Registre du Cancer et Fedris qui
abrite le Fonds amiante pour organiser une campagne d'information
auprès des pneumologues afin qu'ils informent leurs patients. Il y a
quelques années, le Fonds amiante avait investigué sur la possibilité
de confronter les bases de données du Fonds amiante et du Registre
du Cancer pour envoyer une lettre d'information aux victimes sur leurs
droits mais vu la législation relative à la protection de la vie privée,
cela n'a pas été possible, seul le médecin pouvant prévenir son
patient dans ce cas. C'était évidemment une méthode plus simple
pour accélérer le processus mais elle a été interdite par la
Commission de protection de la vie privée. Nous allons essayer de
travailler via les pneumologues parce qu'en fait, les personnes
atteintes de ce mésothéliome sont suivies chez ces spécialistes.
van de loopbaan en het stellen van
de diagnose is complex.
De situatie verbeterde lichtjes
tussen 2012 en 2015, maar die
trend heeft zich in 2016 niet
doorgezet. De administratie moet
haar onderzoeksprocedure verbe-
teren om de vooropgestelde
termijn voor de afhandeling te
benaderen.
Het aantal door het AFA erkende
gevallen stemt niet overeen met
het aantal in het Kankerregister
geregistreerde gevallen: ik bezorg
u de cijfers voor de periode
2007-2016.
Het Kankerregister en Fedris
(waarbij het AFA is ondergebracht)
hebben een informatiecampagne
opgezet bij de pneumologen, met
de bedoeling dat zij hun patiënten
zouden informeren. Enkele jaren
geleden wilde het Asbestfonds de
gegevens van zijn databanken
kruisen met die van de
databanken van het Kanker-
register, maar de privacywet stak
daar een stokje voor. Daarom
werken we via de pneumologen,
die sowieso patiënten met een
mesothelioom volgen.
02.03 Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, je vous remercie
pour vos réponses et pour les tableaux que vous allez me
transmettre.
En ce qui concerne les délais, 50 jours est une moyenne pour le
mésothéliome mais le souci arrive quand les pièces sont reçues.
C'est problématique.
Je me demande s'il n'y a pas moyen de dresser un canevas – qui
pourrait être disponible sur le site internet du fonds – reprenant
l'ensemble des pièces nécessaires à l'introduction d'un dossier. Cela
permettrait d'éviter qu'il y ait un allongement des délais en raison de
pièces manquantes au dossier. Vous savez comme moi que dans le
cas d'un mésothéliome, le facteur temps est important vu l'espérance
de vie des patients.
Il en va de même pour l'asbestose, avec un délai de 296 jours. Il
faudrait prendre des mesures pour aider à la préparation et à
l'instruction des dossiers en amont. Il y a des efforts à faire car ce
délai est très interpellant.
Il y a un différentiel entre le fonds amiante et le nombre nettement
plus important de patients souffrant d'un mésothéliome répertoriés
02.03 Catherine Fonck (cdH):
De gemiddelde doorlooptijd van
een mesothelioomdossier
bedraagt 50 dagen, maar het
probleem zit hem in de ontvangst
van de stukken.
Kan er geen schema op de site
van het Asbestfonds worden
geplaatst, waarin er wordt opgelijst
welke stukken men nodig heeft om
een dossier in te dienen? Zo zou
men kunnen verhinderen dat de
afhandeling langer aansleept
omdat er stukken ontbreken. De
patiënten hebben immers een
beperkte levensverwachting.
Gezien de termijn van 296 dagen
voor asbestose zouden er voor die
dossiers maatregelen moeten
worden genomen om het
onderzoek vooruit te helpen.
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
7
dans le registre du cancer. On ne peut pas se permettre de laisser la
situation en l'état.
Madame la ministre, j'entends que vous allez mener une campagne
d'information à l'attention des pneumologues. C'est un bonne chose
mais je crois qu'il faudrait y associer les médecins généralistes car ils
pilotent le DMG dans une grande majorité des cas et ils peuvent aussi
être une courroie de transmission d'informations supplémentaires
dans le cadre de l'indemnisation via le fonds amiante. C'est sûrement
une bonne initiative mais je crois que cela ne suffira pas. Il serait
intéressant de creuser d'autres pistes et je me permettrai de faire des
propositions en la matière. J'ai retenu la problématique de la vie
privée pour le registre du cancer. À mon avis, il est possible d'en
trouver d'autres et je vais creuser le sujet.
Gelet op het verschil tussen de
cijfers van het Asbestfonds en het
Kankerregister mogen we de zaak
niet op haar beloop laten.
De informatiecampagne voor
longartsen moet ook aan de
huisartsen worden gericht; in veel
gevallen beheren zij het globaal
medisch dossier (GMD), en ze
kunnen dan ook informatie geven
over de schadevergoeding via het
Asbestfonds.
Het zou interessant zijn om andere
opties te onderzoeken en ik zal
daartoe voorstellen doen. Ik
onthoud dat er een privacy-
probleem is met het Kanker-
register. We moeten andere opties
vinden.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Questions jointes de
- Mme Muriel Gerkens à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'évolution de la
loi de 2005 relative au volontariat" (n° 18459)
- M. Jean-Marc Delizée à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'évaluation de la
loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires" (n° 18466)
- Mme Evita Willaert à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'obligation de
déclaration d'une activité bénévole" (n° 18502)
03 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Muriel Gerkens aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de evolutie
van de wet van 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers" (nr. 18459)
- de heer Jean-Marc Delizée aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de evaluatie
van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers" (nr. 18466)
- mevrouw Evita Willaert aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
meldingsplicht voor vrijwilligerswerk" (nr. 18502)
03.01 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le président.
Ma question date du mois de mai. Il y a donc eu des évolutions
depuis. J'aimerais néanmoins obtenir des réponses plus précises aux
questions qui se posent concernant le volontariat et l'évolution de la
loi de 2005. Au mois d'avril-mai, des chiffres visant à identifier les
bénévoles ont été annoncés. Plus d'un million de Belges sont
concernés. Parmi eux, 9 % sont demandeurs d'emploi, 15 % sont des
travailleurs, 21 % sont des jeunes de 15 à 29 ans, 10 % ont plus de
60 ans. Les plus nombreux ont entre 40 et 50 ans.
Mes questions sont les suivantes. La nouvelle législation relative aux
PIIS (projets d'intégration individuelle pour les bénéficiaires du revenu
d'intégration sociale) intègre le bénévolat comme composante des
contrats PIIS sous l’appellation de 'service communautaire'. Au
moment de l'adoption de ces dispositions, de nombreuses questions
se sont posées: comment faire pour concilier le respect du choix libre
de l'activité par les bénévoles et l'inscription obligatoire dans un
03.01 Muriel Gerkens (Ecolo-
Groen): Volgens cijfers die in het
voorjaar van 2017 gepubliceerd
werden, zou 9 % van de één
miljoen Belgen die vrijwilligerswerk
verrichten, werkzoekende zijn,
15 % werknemer zijn, 21 % tussen
15 en 29 jaar oud zijn en
10 % 60-plusser zijn.
Vrijwilligerswerk is onder de
noemer gemeenschapsdienst in
de wetgeving inzake de geïndivi-
dualiseerde projecten voor
maatschappelijke integratie
(GPMI) geïntegreerd. Daardoor is
de vraag gerezen hoe de vrije
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
8
service communautaire compte tenu du fait qu'ils bénéficient d'un
RIS. Des doutes subsistaient à ce sujet dans les circulaires.
J'aimerais savoir où en sont les discussions par rapport à ces
dispositions. Des négociations avaient eu lieu au sein du
gouvernement et ont abouti au dispositif 'relance' que nous
examinons en commission mais il me semble qu'il s'agit ici de
questions d'un autre ordre.
Il s'agissait également d'améliorer les défraiements pris en compte
pour les bénévoles, notamment en matière de déplacements et de
cadeaux occasionnels. Le secteur avait demandé une égalité de
traitement entre les volontaires et les travailleurs. Cet aspect est-il pris
en compte dans la réflexion en cours?
Des demandes avaient également été formulées pour mieux cadrer le
respect du secret professionnel. L'information des volontaires à cet
égard doit être améliorée.
Le Conseil supérieur des volontaires a également demandé, à ce
moment-là, la reconnaissance d'un statut et la suppression de la
déclaration préalable à l'ONEM des demandeurs d'emploi via le
fameux formulaire C45B car celui-ci est vraiment vécu comme étant
la manifestation d'une suspicion et d'une discrimination vis-à-vis du
bénévole demandeur d'emploi par rapport aux volontaires qui, eux, ne
bénéficient pas d'allocations de chômage. Madame la ministre, lors
des échanges et des rencontres, vous aviez l'air relativement
favorable à ce qu'on allège les obligations pour ces travailleurs. Qu'en
est-il aujourd'hui? Quelle est la position du gouvernement sur le sujet?
Enfin, il y avait une volonté de renforcer la valorisation des
compétences acquises via la formation informelle qui résulte de
l'exercice du bénévolat et ce, en lien avec la directive européenne de
2015 qui sera concrétisée en 2018. Je souhaiterais avoir un état des
lieux sur l'ensemble de ces dispositions.
keuze van de vrijwilligers verzoend
kan worden met de verplichting
om zich in te schrijven voor een
gemeenschapsdienst als men
aanspraak wil maken op een
leefloon.
Ik had graag vernomen hoe de
regelgeving in het licht van die
twee opties geëvolueerd is. De
besprekingen in de regering
hebben onder meer geleid tot het
ontwerp van 'relancewet', dat in de
commissie besproken wordt.
Sommigen wilden ook de
vergoedingen voor de vrijwilligers
verbeteren.
Zal er tijdens de lopende
besprekingen ingegaan worden op
de vraag van de sector om de
vrijwilligers en de werknemers
gelijk te behandelen? In welke
mate moeten de vrijwilligers zich
aan het beroepsgeheim houden in
de sectoren waar dat van de
beroepsbeoefenaars geëist wordt?
De Hoge Raad voor Vrijwilligers
(HRV) heeft de erkenning van een
statuut en de afschaffing van de
voorafgaande aangifte van de
werkzoekende bij de RVA
gevraagd. U leek een verlichting
van de verplichtingen op dit stuk
genegen te zijn.
Welk standpunt neemt de regering
in over deze onderwerpen, alsook
over de waardering van de via
vrijwilligerswerk verworven
competenties in het kader van de
Europese richtlijn van 2015?
03.02 Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le président, madame la
ministre, chers collègues, il y a un certain anachronisme, dans le sens
où la question que je pose maintenant a été introduite en mai 2017.
Je me demande comment il est possible que ce débat ait lieu
seulement en janvier 2018.
À l'époque, nous étions alertés par les articles de presse qui
évoquaient des idées de travail associatif et autres. Ma question est
tout à fait dépassée par les événements, puisque nous avons déjà
longuement débattu en première lecture du projet "relance
économique et renforcement de la cohésion sociale" qui comporte un
chapitre à ce propos.
Je constatais que le dixième anniversaire de la loi était déjà dépassé
03.02 Jean-Marc Delizée (PS):
Het verbaast mij dat een in mei
2017 ingediende vraag vandaag
pas behandeld wordt. Het wets-
ontwerp met betrekking tot de
economische relance en de
versterking van de sociale cohesie
werd ondertussen al uitgebreid
besproken. De HRV vroeg een
evaluatie van de wet – ik sluit mij
aan bij de vragen van
mevrouw Gerkens.
De sector van het vrijwilligerswerk
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
9
depuis plus de deux ans au moment du dépôt de la question. Nous
sommes aujourd'hui quasiment dans la treizième année. On sait que
le Conseil supérieur était demandeur d'une évaluation et sans doute
d'une adaptation de la loi sur certaines points, tel qu'évoqué par ma
collègue. Je m'associe donc aux questions posées par Muriel
Gerkens.
Le Conseil supérieur a donné son avis sur le projet de loi qui fait à
présent partie d'un autre dossier qui reviendra d'ailleurs dans cette
commission. Je ne reviens pas sur le fait que le secteur du
volontariat, la plate-forme francophone ou le Conseil supérieur
national ne sont pas favorables au contenu du projet, tel qu'il nous est
proposé aujourd'hui. C'est en tout cas une mauvaise réponse à une
des questions posées. Il y a certainement la volonté de travailler avec
eux et, selon, il faut le faire en concertation et en dialogue sur "la zone
grise".
Mais les attentes du secteur ne correspondent pas au contenu du
projet. On se dirige vers une marchandisation du volontariat, ce qui
n'est pas la philosophie de la loi telle que votée, notamment par vous-
même, madame la ministre. Le statut du volontaire de base était lié à
la notion de gratuité. Je ne vais pas revenir sur la discussion mais, sur
les autres aspects, au-delà de cette zone grise et du travail associatif
dont on parle par ailleurs, il est demandé qu'un suivi soit apporté à
cette loi, qu'elle soit actualisée sur base des discussions avec le
secteur.
J'espère que ce travail d'évaluation de la loi se fera après avoir
entendu les représentants du secteur. Je voulais aussi savoir s'il
existait un avant-projet de loi et à quel stade de développement il se
trouvait. Quand viendrez-vous en commission avec un projet de loi?
Souhaitez-vous aussi entendre le secteur avant de proposer des
modifications?
is geen voorstander van de inhoud
van het wetsontwerp dat ons wordt
voorgelegd. Er moet overlegd
worden met de sector.
Het vrijwilligerswerk wordt
gecommercialiseerd. Daar is de
sector niet blij mee en bovendien
is het niet naar de geest van de
goedgekeurde wet. Voorts wordt
er gevraagd om de wet te
evalueren en te actualiseren. Ik
hoop dat ze zal worden
geëvalueerd nadat de
vertegenwoordigers van de sector
gehoord werden.
Is er al een voorontwerp van wet
klaar? Wat is de stand van zaken?
03.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik zou ook
kunnen beginnen met te zeggen dat mijn vraag dateert van mei 2017,
maar goed.
U bent bezig met de herziening van de vrijwilligerswet uit 2005, samen
met uw collega's Geens en Peeters. Ik meen dat die vrijwilligerswet
een goed baken vormt voor het vrijwilligerswerk in ons land. Zoals
mijn voorgangers ben ik benieuwd naar de veranderingen die zullen
worden aangebracht.
Ik zou willen focussen op de meldingsplicht voor vrijwilligerswerk,
zoals reeds aangehaald door mevrouw Gerkens. Het Vlaams
Steunpunt Vrijwilligerswerk is bezorgd over het feit dat de
meldingsplicht voor werklozen en bruggepensioneerden nog steeds
zou worden opgenomen in de herwerkte versie. Kunt u dit
bevestigen?
Die meldingsplicht bij de RVA wordt ervaren als een drempel voor
kandidaat-vrijwilligers door organisaties die net met vrijwilligers
werken. Wij delen die mening. Volgens ons is dit een uiting van
wantrouwen ten opzichte van mensen die net iets onbaatzuchtig als
vrijwilligerswerk willen doen. Net zoals het VSV of de Hoge Raad voor
Vrijwilligers zien wij het zogenaamd beschermende effect van die
meldingsplicht niet.
03.03 Evita Willaert (Ecolo-
Groen): De concert avec ses
collègues MM. Geens et Peeters,
la ministre prépare la révision de la
loi de 2005 sur le volontariat. Les
inquiétudes du Vlaams Steunpunt
Vrijwilligerswerk relatives à
l'éventuelle instauration pour les
chômeurs et les prépensionnés
d'une obligation de signalement
auprès de l'ONEM sont-elles
justifiées? Cela pourrait en effet
représenter un frein pour les
candidats volontaires. Faire de
cette obligation un droit en laissant
au bénévole le choix de
mentionner ou non ses activités de
volontaire sur son CV pourrait-il
être une option?
Quand cette révision sera-t-elle
soumise au Parlement?
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
10
Wat wel een mogelijkheid zou kunnen zijn, is een soort van
meldingsrecht. Wie ervan overtuigd is dat het vrijwilligerswerk past in
zijn of haar cv en de kans op het vinden van een job ook kan
verhogen, staat het dan vrij om dat vrijwilligerswerk te laten opnemen
in het dossier dat de trajectbegeleider bijhoudt.
Kunt u mij uw standpunt en plannen toelichten? Wanneer denkt u een
ontwerp van deze herziene vrijwilligerswet aan het Parlement voor te
leggen?
Alvast bedankt voor uw antwoorden.
03.04 Minister Maggie De Block: Een aangifte bij de arbeidsdienst
blijft verplicht.
03.04 Maggie De Block,
ministre: La déclaration auprès
des services de l'emploi reste
obligatoire.
En effet, la notification à l'Office national de l'Emploi peut constituer
une barrière pour le volontariat, tant pour les organisations que pour
les candidats-volontaires.
En mai dernier, j'ai rencontré les représentants de toutes les
organisations. Ceux-ci m'ont dressé la liste de toutes les barrières qui
existent et m'ont informée du temps nécessaire pour qu'un chômeur
soit installé dans la tâche volontaire qu'il a sollicitée. En réalité, cela
prend de nombreux mois.
C'est la raison pour laquelle je suis favorable à la suppression de la
déclaration à l'ONEM pour les associations sans but lucratif.
De meldingsplicht bij de RVA kan
een rem zetten op het vrijwilligers-
werk. In mei had ik een
ontmoeting met alle betrokken
organisaties, die me hebben
gewezen op de vele hinderpalen,
onder meer op de maandenlange
termijn die nodig is vóór een
werkloze als vrijwilliger kan
worden ingezet. Ik ben dan ook
voorstander van de afschaffing
van de meldingsplicht bij de RVA
voor de vzw's.
Ik ben hiervoor natuurlijk niet alleen bevoegd. Deze bevoegdheid
wordt gedeeld met de minister van Werk en ook de deelstaten zijn
erbij betrokken via VDAB, FOREM en Actiris.
Je partage cette compétence avec
le ministre fédéral de l'Emploi et
les entités fédérées.
Je pense que la suppression de la déclaration permettrait
d'encourager les chômeurs à s'engager comme volontaires, afin qu'ils
puissent s'investir dans notre société et acquérir de nouvelles
compétences.
Dankzij de afschaffing van de
meldingsplicht zal vrijwilligerswerk
door werklozen worden aange-
moedigd en zullen ze bepaalde
skills kunnen verwerven.
Het zou echt een goede zaak zijn mochten de mensen opnieuw
werkijver en structuur kunnen vinden en een engagement kunnen
aangaan door vrijwilligerswerk, waardoor zij misschien gereactiveerd
worden. Ook het idee van een eventueel meldingsrecht in het kader
van de valorisatie van de verworven competenties tijdens een
vrijwilligerswerkperiode is zeker een mogelijke piste. Dat maakt
natuurlijk allemaal het onderwerp uit van besprekingen met de
minister van Werk. Zo zullen wij nagaan hoe wij hieraan
aanpassingen kunnen doorvoeren.
Une réactivation par le biais d'un
travail volontaire serait une bonne
chose. Un éventuel droit de
déclaration constitue assurément
une piste de réflexion. Tous ces
points font évidemment partie des
discussions avec le ministre de
l'Emploi.
Le projet de loi modifiant la loi relative aux droits des volontaires sera
soumis – je pense – au mois de mars ou d'avril, parce que nous en
sommes encore au stade de l'avant-projet et puis il faudra encore
passer par le Conseil des ministres et le Conseil d'État. Ensuite,
comme de coutume, le texte sera transmis à la Chambre des
représentants pour discussion et évaluation au sein de la commission
Het wetsontwerp tot wijziging van
de wet betreffende de rechten van
vrijwilligers zal in maart of april aan
het Parlement worden voorgelegd.
Het voorontwerp moet nog langs
de ministerraad en de Raad van
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
11
des Affaires sociales.
State voor het ter bespreking aan
de bevoegde commissie wordt
voorgelegd.
03.05 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): J'entends effectivement que la
ministre confirme sa position favorable à la suppression de ce
formulaire et de cette démarche pour les demandeurs d'emploi et
j'espère donc que votre collègue, le ministre de l'Emploi, partage votre
position, et ce également par rapport aux éléments révisant la loi.
Vous ne m'avez pas donné d'éléments de réponse quant aux
difficultés de s'y retrouver entre le volontariat et l'activité de service
communautaire au sein des PIIS. Je me permets donc d'attirer une
nouvelle fois votre attention pour s'assurer que l'on ne se retrouve pas
encore une fois dans une situation où les personnes se voient
finalement contraintes d'accepter de travailler volontairement sans
que les caractéristiques propres au volontariat soient réunies, puisqu'il
y a une contrainte à avoir une activité.
Et je pense donc, lorsque la révision de la loi de 2005 sera
effectivement sur la table, qu'il faudra vraiment intégrer ces
préoccupations pour clarifier les positions et les relations entre les
deux textes, ainsi que les exigences des uns et des autres. Merci.
03.05 Muriel Gerkens (Ecolo-
Groen): Ik hoop dat de minister
van Werk op dezelfde golflengte
zit. U hebt niets gezegd over de
mogelijke verwarring tussen vrijwil-
ligerswerk en gemeenschaps-
dienst in het kader van de GPMI's.
In dat laatste geval is men
verplicht om een activiteit uit te
oefenen, wat haaks staat op
vrijwilligerswerk. Bij de herziening
van de wet moet daarover
duidelijkheid worden geschapen.
03.06 Jean-Marc Delizée (PS): Je remercie Mme la ministre pour
ses réponses. Le calendrier suit son cours pour cet avant-projet de
loi. À ma connaissance, le Conseil national du travail a publié un avis
sur son site à l'heure actuelle. Deux étapes sont donc encore à
franchir avant que le sujet arrive dans sur la table de notre
commission. Lorsque le dossier sera mûr, j'espère que la commission
pourra entendre aussi les acteurs de terrain avant de prendre toute
décision.
Deuxièmement, le projet actuel crée une confusion entre le travail
associatif et le volontariat. Finalement, les volontaires sont assimilés à
ceux qui sont dans la zone grise, où ils ne se trouvent pas a priori. Il
faudra clarifier les choses, mais nous y reviendrons lors de l'examen
du projet de loi sur la relance économique et la cohésion sociale.
Troisièmement, j'entends votre avis, madame la ministre, sur la
suppression de la déclaration à l'ONEM. Les personnes qui ont pris
l'initiative de la loi votée en 2005 avaient dans l'idée que toute
personne peut être volontaire ou bénévole, même si elle est
allocataire sociale. Il faut faire en sorte de réduire le plus possible les
obstacles. Il est important que les personnes qui ont le statut de
demandeur d'emploi, de malade ou d'autres statuts, aient accès au
bénévolat, et que les balises et limites soient bien définies.
Le bénévolat doit être accessible à tout le monde. Lorsqu'on est
allocataire social, il est important de pouvoir exercer une action
volontaire ou bénévole dans la société civile, notamment à des fins
d'intégration. Nous serons attentifs au projet qui nous est annoncé.
Nous espérons qu'un dialogue constructif avec les acteurs de terrain
aura lieu au sein de cette commission.
03.06 Jean-Marc Delizée (PS): Ik
hoop dat de commissie de
betrokken actoren zal kunnen
horen voor er een beslissing wordt
genomen. Het bestaande
wetsontwerp zorgt voor verwarring
tussen verenigings- en vrijwilligers-
werk: dat punt moet worden
verduidelijkt. Tot slot begrijp ik uw
standpunt over de afschaffing van
de aangifte aan de RVA. De kern-
gedachte achter de wet
daaromtrent was dat iedereen, ook
werkzoekenden en uitkerings-
gerechtigden, vrijwilligerswerk
moest kunnen verrichten en dat de
belemmeringen daarvoor moesten
worden weggenomen.
03.07 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u
voor uw antwoord. Het verheugt mij dit jaar te kunnen starten met een
positief antwoord. Ik heb immers begrepen dat u zelf geen
03.07 Evita Willaert (Ecolo-
Groen): Je me réjouis que la
ministre ne soit pas partisane
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
12
voorstander bent van een meldingsplicht, maar dat u een
meldingsrecht een interessante piste vindt.
Dit kan mensen de kans geven de overstap te maken naar de
gewone arbeidsmarkt. Ik wens u veel succes wanneer u dit bespreekt
met de minister van Werk en met de gehele regering.
d'une obligation de déclaration
mais qu'elle trouve intéressant le
concept de droit de déclaration.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Jean-Marc Delizée à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
mise en place d'un service citoyen en Belgique" (n° 18473)
04 Vraag van de heer Jean-Marc Delizée aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de invoering van een samenlevingsdienst in België" (nr. 18473)
04.01 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la ministre, notre
commission a examiné, en mai 2017, une proposition de loi visant à
offrir un statut au service citoyen volontaire. Des auditions
intéressantes - et même parfois émouvantes - de plusieurs jeunes
ayant fait l'expérience d'un tel service ont été organisées à cette fin.
Leur nombre est encore limité, vu le caractère expérimental de cette
formule. En tout cas, ces auditions ont pu démontrer la plus-value que
représente cette initiative.
Un colloque fut ensuite organisé au Sénat, dans le but de faire
connaître les bonnes pratiques dans les pays voisins. Comme je le
demandais ce matin, lorsque nous discutions de l'ordre des travaux, il
importe que les actes de ce colloque nous soient transmis afin
d'étoffer ce dossier. Les ministres Gatz et Madrane avaient été
entendus dans ce contexte en s'étant montrés favorables à l'initiative
en question.
En outre, le Conseil d’État nous rappelle que le fédéral peut piloter le
projet au moyen d'une loi, mais souligne le caractère indispensable
d'une coopération avec les Communautés et les Régions.
Madame la ministre, que vous inspire l’idée d'instaurer un statut pour
le service citoyen? Y êtes-vous favorable? Le cas échéant, êtes-vous
disposée à organiser une concertation avec les entités fédérées en
vue de faire aboutir ledit projet? Enfin, quelles initiatives concrètes
comptez-vous prendre dans ce dossier?
04.01 Jean-Marc Delizée (PS):
Uit de in mei georganiseerde
hoorzittingen over de samen-
levingsdienst, die bij ons nog in
een experimentele fase zit, is
duidelijk gebleken welke meer-
waarde zo'n samenlevingsdienst
kan hebben. Tijdens het
colloquium in de Senaat werden
de good practices in de buur-
landen belicht. Ik heb gevraagd
dat het verslag van het colloquium
aan deze commissie zou worden
bezorgd. Minister Gatz en minister
Madrane waren zeer positief over
dit initiatief. De Raad van State
wees erop dat de federale
overheid dit project kan aansturen,
in samenwerking met de
Gewesten en Gemeenschappen.
Bent u voorstander van de
invoering van een samenlevings-
dienst in België? Bent u bereid om
overleg te plegen met de andere
beleidsniveaus om dit statuut in
het leven te roepen? Welke acties
zult u ondernemen?
04.02 Maggie De Block, ministre: Monsieur le président, monsieur
Delizée, comme je l'ai dit à plusieurs reprises, je suis favorable à
l'élargissement des possibilités pour les jeunes d'effectuer un service
citoyen. Ce système existe déjà en Belgique sur une petite échelle
mais ne bénéficie pas d'un cadre légal adapté.
La loi relative à la relance économique et au renforcement de la
cohésion sociale, qui passera en deuxième lecture la semaine
prochaine, instaure un nouveau statut de travailleur associatif
permettant de gagner jusqu'à 6000 euros par an, non taxés et non
soumis aux cotisations sociales, avec un maximum de 500 euros par
mois.
Cette loi prévoit que ce statut sera également applicable aux
04.02 Minister Maggie De Block:
Ik ben voorstander van een
uitbreiding van de mogelijkheden
voor jongeren om een samen-
levingsdienst te vervullen, waar-
voor er nog geen aangepast
wettelijk kader bestond. Bij de wet
betreffende de economische
relance en de versterking van de
sociale cohesie – die volgende
week in tweede lezing wordt
behandeld in de commissie –
wordt er een nieuw statuut van
verenigingswerker ingevoerd,
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
13
prestations fournies dans le cadre d'un parcours de service citoyen
par les jeunes, agréé par l'organisme d'accréditation défini par décret.
J'ai donc instauré un cadre statutaire général dont la mise en œuvre
pratique est du ressort des entités fédérées. Ce statut permet de
reconnaître et de valoriser l'engagement conséquent de ces jeunes et
de fixer les règles qui leur sont applicables en matière d'indemnités,
d'assurance et de cumul avec des prestations sociales et autres.
Je ne doute pas que ce cadre favorisera l'essor du service citoyen.
waarmee het mogelijk wordt om
per jaar een vergoeding van
maximaal 6 000 euro te ontvangen
waarover er geen belastingen of
sociale lasten moeten worden
betaald, met een maandelijks
plafond van 500 euro per maand.
Dat statuut zal ook van toepassing
zijn op de prestaties die geleverd
worden in het kader van een
erkend traject van burgerdienst.
De deelgebieden zijn bevoegd
voor de praktische uitvoering van
het door mij ingestelde kader.
Aldus zal de aanwerving van die
jongeren erkend en vergoed
kunnen worden, en men zal de
regels inzake de vergoedingen, de
verzekeringen, de cumulatie, enz.
kunnen vaststellen.
04.03 Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le président, je remercie
Mme la ministre pour sa réponse.
Je note que, sur le principe, vous êtes en faveur du service citoyen.
De même, vous reconnaissez qu'aujourd'hui, il n'existe pas de cadre
légal mais uniquement des expériences sur une petite échelle. Je
m'en réjouis pour les jeunes qui peuvent y participer mais je regrette
qu'ils soient si peu nombreux.
Vous faites le lien avec ce projet actuel sur le travail associatif. Je
ferai la même remarque que pour le volontariat.
En effet, la demande est beaucoup plus élevée et tout ne relève pas
du marchandage. Le problème n'est pas essentiellement financier
mais doit intégrer les notions de citoyenneté et d'intégration dans la
société afin d'en connaître les valeurs par le biais de formations.
Le concept dépasse la notion permettant aux gens de travailler pour
gagner 500 euros par mois non imposés et non soumis aux
cotisations sociales.
Le projet de loi touche un cadre fédéral spécifique qui pourrait
déboucher sur une agence fédérale ou interfédérale qui puisse
reconnaître les instances qui accueilleront les jeunes en service
citoyen.
Il faut trouver le statut adapté et les modalités de fonctionnement.
Selon moi, le projet de loi actuel ne répondra ni ne résoudra le
problème tel que les différents secteurs le souhaitent, lesquels
soutiennent d'ailleurs le service citoyen. Il me semble que le cadre
doit être beaucoup plus général et plus large. C'est ensemble qu'il
faut y travailler.
Malheureusement, votre réponse me semble trop restrictive, comme
si le travail avait été fait et que le dossier pouvait être envoyé aux
Régions. Ce n'est pas cela! Il faut un travail de dialogue et de
concertation. Une loi spécifique doit encadrer un service citoyen
04.03 Jean-Marc Delizée (PS):
Net als voor het vrijwilligerswerk is
de vraag veel ruimer dan dat en
heeft ze niet enkel betrekking op
het financiële aspect: er dient ook
rekening te worden gehouden met
aspecten als burgerschap,
maatschappelijke integratie,
waarden, vorming.
Een federaal of interfederaal
agentschap zou de instanties die
werken met jongeren die een
samenlevingsdienst verrichten,
kunnen erkennen en zou een
aangepast statuut en werkings-
modaliteiten kunnen uitwerken.
Het huidige wetsontwerp biedt
geen antwoord op de bestaande
vragen. Er is nood aan een veel
ruimer kader, dat in samenwerking
met de sector wordt opgesteld. Er
is nood aan een specifieke wet om
in ons land een vrijwillige
samenlevingsdienst mogelijk te
maken.
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
14
volontaire en Belgique car ce n'est actuellement pas le cas du projet
de loi de relance économique et de cohésion sociale.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Veli Yüksel aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
overeenkomst met Turkije inzake sociale zekerheid" (nr. 19137)
05 Question de M. Veli Yüksel à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'accord
avec la Turquie en matière de sécurité sociale" (n° 19137)
05.01 Veli Yüksel (CD&V): Mevrouw de minister, op 11 april 2014
sloot uw voorganger een overeenkomst met Turkije over de sociale
zekerheid. Dit verdrag vervangt het oude verdrag van 1966 en hierin
werd onder andere de geldigheidstermijn van het BT8-document
opgetrokken van 45 tot 90 dagen. Dit document is nodig voor
Belgische onderdanen om in Turkije toegang te krijgen tot de
gezondheidszorg voor dringende verzorging.
In de praktijk is hiervan echter tot op heden geen sprake. Heel wat
mensen die hun zomervakantie plannen, blijven in het ongewisse. Op
12 november 2015 werd het wetsontwerp 1305/002 aangenomen in
de plenaire vergadering. Het had betrekking op de instemming van de
Kamer met de overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen
België en Turkije. Ook de Belgische gefedereerde entiteiten moeten
instemmen met de overeenkomst. In antwoord op mijn schriftelijke
vraag nr. 1032 van 11 juli 2016 gaf u aan dat het Vlaams Parlement
de overeenkomst reeds had goedgekeurd op 21 juni 2016.
Mevrouw de minister, ik heb twee vragen. Bent u op de hoogte van de
laatste stand van zaken? Werd de overeenkomst intussen
ondertekend door de Franse en Duitstalige Gemeenschap, het Waals
Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie?
Hebt u recent nog overleg gehad met de bevoegde departementen bij
de andere overheden? Hoever staat de administratieve procedure
omtrent de instemming met de overeenkomst op die niveaus?
Wanneer kunnen Belgen die met vakantie gaan in Turkije genieten
van het optrekken van die geldigheidstermijn voor de dringende
verzorging van 45 tot 90 dagen?
05.01 Veli Yüksel (CD&V): Le
11 avril 2014, la devancière de la
ministre a signé une convention
sur la sécurité sociale avec la
Turquie. Cette convention a
notamment porté la durée de
validité du document BT8, requis
pour les ressortissants belges
nécessitant des soins médicaux
urgents en Turquie, de 45 à 90
jours. La Chambre a adopté le
projet de loi portant assentiment à
cette convention le 12 novembre
2015. Le Parlement flamand a
quant à lui donné son assentiment
à ce document le 21 juin 2016.
Où en est ce dossier? La ministre
s'est-elle récemment concertée
avec les autres niveaux de pouvoir
concernant cet assentiment?
Quand les Belges qui se rendent
en Turquie pour y passer leurs
vacances pourront-ils bénéficier
de cette prolongation de la durée
de validité du BT8?
05.02 Minister Maggie De Block: Mijnheer Yüksel, de
ratificatieprocedure van het verdrag is nog volop bezig. Het is, zoals u
zegt, een gemengd verdrag, dat ook moet worden goedgekeurd door
de verschillende deelentiteiten. Het nieuwe verdrag werd inderdaad in
de loop van de maand november 2015 door de Kamer goedgekeurd.
De goedkeuringsprocedures in de deelentiteiten worden opgevolgd
door de FOD Buitenlandse Zaken. Op regelmatige basis wordt
hierover gerapporteerd aan de werkgroep gemengde verdragen, die
een stand van zaken over de ratificatieprocedures krijgt. Het verdrag
werd tot nu toe goedgekeurd door het Vlaams Parlement, de
Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-
Hoofdstad, het Parlement van de Franse Gemeenschap en het
Parlement van de Duitstalige Gemeenschap. Enkel het Waals Gewest
moet het verdrag nog goedkeuren en dan zijn wij er. Vervolgens kan
Buitenlandse Zaken overgaan tot de uitwisseling van de
05.02 Maggie De Block,
ministre: La procédure de
ratification du traité mixte est en
cours. Le suivi est assuré par le
SPF Affaires étrangères. Le
groupe de travail Traités mixtes
est informé du déroulement de la
procédure à intervalles réguliers.
Seule la Région wallonne doit
encore approuver le traité. La
ratification a enregistré quelques
retards à la suite du récent
changement de gouvernement en
Wallonie. Après la ratification par
la Région wallonne, le SPF
Affaires étrangères pourra
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
15
ratificatiedocumenten. Drie maanden later zal het verdrag dan in
werking treden.
In Turkije werd de procedure door de publicatie van het verdrag
afgerond op 3 april 2017. Zolang de ratificatieprocedures niet zijn
afgerond, kan er echter geen enkel deel van de overeenkomst
worden uitgevoerd. Dat betekent dat het oude verdrag nog van
toepassing is voor landgenoten die naar Turkije gaan.
Er is enkele maanden geleden een nieuwe regering gestart in
Wallonië. Daardoor heeft de ratificatie een beetje vertraging
opgelopen. Dat is echter de enige ratificatie waarop wij nog wachten.
procéder à l'échange des
documents de ratification. Le traité
entrera en vigueur trois mois plus
tard. En attendant, les
compatriotes qui se rendent en
Turquie sont soumis aux
dispositions de l'ancien traité.
05.03 Veli Yüksel (CD&V): Mevrouw de minister, het zou goed zijn
om hierop te wijzen bij ontmoetingen met collega's, zodat er wat
spoed achter wordt gezet.
05.03 Veli Yüksel (CD&V):
J'invite la ministre à insister pour
qu'il soit fait preuve de diligence
dans ce dossier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: We zijn toe aan de vraag onder agendapunt 12. Sorry, mevrouw Willaert.
05.04 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, het is mij
niet geheel duidelijk waarom de volgorde van de vragen wordt
omgegooid, dan wel of er om een agendawijziging gevraagd werd.
De voorzitter: Ik heb de volgorde niet omgegooid. De vragen onder de agendapunten 6 en 7 komen
zodadelijk aan bod, als ook de heer Daerden hier aanwezig is. Ik ben daarin enigszins inschikkelijk
geweest, ook al weet ik dat ik het Reglement daarmee niet volg. Tenzij u mij zegt dat ik de vraagstelling
door de heer Daerden moet laten vallen?
05.05 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Goed, ik had het niet zo
begrepen. Ik kan nog wel even wachten.
De voorzitter: U hebt gelijk. Aangezien de vragen samengevoegd zijn, zal ik u niet te lang laten wachten.
Er werd mij beloofd dat de heer Daerden binnen vijftien minuten hier zou zijn, maar volgens mij zijn die
vijftien minuten ondertussen verstreken. Ik stel voor om nog een tiental minuten op zijn komst te wachten.
Als hij dan nog niet aanwezig is, gaan we hoe dan ook over tot die vragen.
05.06 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Goed, geen probleem.
06 Vraag van de heer Jan Spooren aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"gerichte herkeuringen van diagnoses tot arbeidsongeschiktheid" (nr. 19187)
06 Question de M. Jan Spooren à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les
contrôles dirigés en matière de diagnostics d'incapacité de travail" (n° 19187)
06.01 Jan Spooren (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, zowat iedereen is het erover eens dat de sterke stijging van
het aantal langdurig zieken mede door het voorschrijfgedrag van de
behandelend artsen wordt veroorzaakt. U hebt daar als bevoegde
minister terecht op gereageerd door aan te kondigen dat u afwijkend
voorschrijfgedrag zou opsporen via de methodiek van datamining,
een gerichte statistische analyse, en dat u op die basis gerichte
medische herkeuringen zou laten uitvoeren.
Hoeveel medische diagnoses voor ziekte en arbeidsongeschiktheid
hebt u laten analyseren en volgens welke methodiek? Wat zijn de
06.01 Jan Spooren (N-VA): La
ministre a annoncé qu'elle ferait la
chasse aux médecins ayant un
comportement prescripteur jugé
déviant.
Combien de diagnostics médicaux
ont-ils été analysés et de quelle
manière? Quels en sont les
résultats? Combien de contrôles
médicaux ont-ils été effectués et
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
16
resultaten van deze datamining? Hoeveel gevallen van afwijkend
voorschrijfgedrag werden geïdentificeerd? Wat hebt u daaruit
geleerd?
Hoeveel medische herkeuringen werden uitgevoerd op basis van die
datamining en hoeveel artsen werden aangesteld om de herkeuringen
uit te voeren? In hoeveel gevallen leverde de medische herkeuring
een ander resultaat op als de initiële medische diagnose? Werd in die
gevallen actie ondernomen?
dans combien de cas ont-ils donné
lieu à un résultat différent du
diagnostic initial? Des actions ont-
elles été entreprises?
06.02 Minister Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer
Spooren, er zijn twee initiatieven omtrent de handhaving van de
richtlijnen inzake ziekte en invaliditeit en de duur van voorschriften
inzake arbeidsongeschiktheid, die ik onder de aandacht van deze
commissie wil brengen.
Het eerste initiatief is de activiteit van de vierde commissie in de
schoot van het Nationaal College voor
Socialeverzekeringsgeneeskunde inzake arbeidsongeschiktheid. Dit
College is begin 2016 opgericht om een aantal kwesties binnen de
socialezekerheidssystemen in België aan te kaarten en om heel
gericht naar medische synergieën te zoeken in de verschillende
takken van de verzekeringsgeneeskunde in België, namelijk ziekte,
invaliditeit, werkloosheid, handicap en preventie.
Gesteund door de beslissing van de Ministerraad van 31 maart 2017
zal het College een aantal richtlijnen opstellen over de duur van de
arbeidsongeschiktheid voor pathologieën met de meest frequente en
lange arbeidsongeschiktheid waarmee de behandelend en adviserend
geneesheren van een ziekenfonds worden geconfronteerd. De
richtlijnen zullen ook een duidelijk kader vormen waaraan artsen het
voorschrijven van de periode van arbeidsongeschiktheid kunnen
aftoetsen en ze kunnen dus vooral als een hulp- en werkmiddel voor
artsen worden beschouwd.
De vierde commissie binnen het College werkt momenteel deze
richtlijnen uit. Alle artsengroepen zijn in dit orgaan vertegenwoordigd.
Eind 2017 zijn door deze commissie al acht ziektegroepen
geselecteerd, namelijk lage rugpijn, carpaletunnelsyndroom,
borstkanker, lichte angst en depressie, burn-out, knieprotheses, acuut
myocardinfarct en het rotatorcuffsyndroom. In een tweede fase zal de
commissie nagaan of de bestaande buitenlandse richtlijnen,
bijvoorbeeld uit Zweden, Ierland, Spanje en Frankrijk, toepasbaar zijn
op deze pathologieën in een Belgische context. Daarna zullen de
richtlijnen moeten worden afgetoetst binnen het Belgische
geneeskundige korps via een Delphistudie. Door de selectie van deze
groepen waarover veel literatuur beschikbaar is, kan er op korte
termijn een belangrijke vooruitgang worden geboekt inzake
hanteerbare instructies voor de artsen. In december 2018 zal deze
werkgroep het resultaat opleveren voor elk van deze acht
geselecteerde aandoeningen.
Behandelend artsen die substantieel van de richtsnoeren afwijken, de
zogenaamde outliers, zullen op dit afwijkend voorschrijfgedrag worden
aangesproken door de bestaande Dienst voor geneeskundige
evaluatie en controle van het RIZIV.
06.02 Maggie De Block,
ministre: Le Collège National de
Médecine d'Assurance sociale en
matière d'incapacité de travail a
été créé début 2016 et en vertu de
la décision du Conseil des
ministres du 31 mars 2017, il a
reçu la mission de rédiger des
directives concernant la durée de
l'incapacité de travail liée aux
pathologies fréquentes. La
quatrième commission instituée au
sein de ce Collège élabore
actuellement ces directives.
Toutes les catégories de médecins
sont représentées dans cet
organe.
Fin 2017, la commission a
sélectionné huit groupes d'affec-
tions. Elle vérifiera ensuite si les
directives étrangères existantes
peuvent être appliquées dans le
contexte belge. Les directives
seront alors évaluées par le corps
médical belge. En décembre 2018,
le groupe de travail présentera les
résultats pour les différentes
affections sélectionnées. Les
médecins traitants s'écartant
substantiellement des directives
en matière de prescription seront
interpellés à ce sujet par le Service
d’évaluation et de contrôle
médicaux de l'INAMI.
De plus, de nouvelles évaluations
ciblées seront effectuées, afin de
s'assurer qu'à partir du septième
mois d'incapacité de travail, le
médecin évalue l'assuré à l'aune
de tous les métiers de référence
possibles et pas uniquement à
l'aune de son métier ordinaire.
L'objectif consiste à soumettre
annuellement 7 500 dossiers à
une nouvelle évaluation du Conseil
médical de l’invalidité.
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
17
Voor de volledigheid geef ik nog mee dat de commissie een
algemene beslissingsboom zal opstellen voor het voorschrijven van
een attest van arbeidsongeschiktheid. Hiermee zal de arts wegwijs
kunnen worden gemaakt over welke vragen worden gesteld en over
welke gegevens hij of zij moet beschikken alvorens een attest uit te
schrijven.
Het tweede initiatief is de kwaliteitscontrole op de primaire
arbeidsongeschiktheid via de zogenaamde gerichte herbeoordeling.
De bedoeling van de gerichte herbeoordeling is om na te kijken of de
adviserend geneesheer vanaf de zevende maand primaire
arbeidsongeschiktheid de verzekerde beoordeelt naar alle mogelijke
referentieberoepen en niet uitsluitend naar het gewone beroep.
Jaarlijks zijn er ongeveer honderdduizend verzekerden die langer dan
zes maanden arbeidsongeschikt worden erkend. Het objectief is om
op basis van de verdeelsleutel jaarlijks 7 500 dossiers te
herbeoordelen. Acht artsen zijn hiertoe aangenomen. Zij zullen
specifiek deze dossiers behartigen in de Geneeskundige raad voor
invaliditeit.
In de periode van 13 februari tot 11 augustus, dus zes maanden,
heeft deze gerichte controle in totaal 3 347 dossiers ontvangen en ze
is dus voor het afgesproken aantal van 7 500 on track, zoals dat dan
heet. In 90 % van de dossiers kon de arts van de dienst de verdere
erkenning van de arbeidsongeschiktheid zonder meer aanvaarden. In
een kleine 10 % van de dossiers achtte hij het nodig om het dossier
met de adviserend geneesheer te bediscussiëren in een aparte
afdelingsvergadering. Een op tien van deze vergaderingen mondde uit
in een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsongeschiktheid van de
gerechtigde.
Ik moet u ook zeggen dat wij een heel nieuw systeem op poten
hebben gezet met artsen die beschikbaar waren en bereid waren om
van een andere dienst daarheen te komen, via interne rekrutering. Nu
zijn wij op kruissnelheid, maar in het begin was er geen dienst, geen
ondersteuning, geen artsen. Om snel te kunnen beginnen, hebben wij
met interne mutaties gewerkt en zijn een viertal mensen daarop
ingegaan. Daarop werd dan voortgebouwd.
Entre le 13 février et le 11 août,
3 347 dossiers ont été contrôlés.
L'incapacité de travail a été
admise dans 90 % des cas.
Quelque 10 % des dossiers ont
été discutés avec le médecin
conseil lors d'une réunion de
section séparée, à l'issue de
laquelle un terme a été mis à
l'incapacité de travail dans 1 cas
sur 10.
06.03 Jan Spooren (N-VA): Mevrouw de minister, ik ben
aangenaam verrast te horen dat men ter zake effectief on track is. Ik
bedoel niet alleen de analyses en de herkeuringen, maar ook dat
sommige gevallen worden bediscussieerd door de herkeurende arts
en de adviserend geneesheer, en dat daaraan dan gevolg wordt
gegeven.
In het eerste deel van uw antwoord had u het over preventieve
richtlijnen, hoe het voorschrijfgedrag een beetje kan worden gestuurd.
Beide zijn inderdaad nodig, in die zin dat wij het voorschrijfgedrag met
richtlijnen wat moeten sturen, maar ook de controle achteraf via
datamining blijft absoluut nodig. Dit moet dus zeker worden
voortgezet.
06.03 Jan Spooren (N-VA): Je
suis agréablement surpris par ces
résultats. Des incapacités de
travail ont apparemment déjà été
concrètement révoquées. Des
directives de prévention sont
également en préparation, de
sorte à adapter le comportement
des médecins en matière de
prescription. Les deux actions
doivent être menées
parallèlement.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Questions jointes de
- M. Frédéric Daerden à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les sanctions
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
18
pour les travailleurs malades de longue durée" (n° 18465)
- M. Éric Massin au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des
Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les sanctions pour les travailleurs malades"
(n° 19005)
- M. Éric Massin au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des
Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "la sanction des travailleurs malades" (n° 19423)
- Mme Evita Willaert à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le retour au travail
des malades de longue durée" (n° 21112)
07 Samengevoegde vragen van
- de heer Frédéric Daerden aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de sancties
tegen langdurig zieken" (nr. 18465)
- de heer Éric Massin aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten,
belast met Buitenlandse Handel, over "de sancties voor zieke werknemers" (nr. 19005)
- de heer Éric Massin aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten,
belast met Buitenlandse Handel, over "de sancties tegen zieke werknemers" (nr. 19423)
- mevrouw Evita Willaert aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de terugkeer
van langdurig zieken naar de werkvloer" (nr. 21112)
De voorzitter: Ik zie enkel mevrouw Willaert.
07.01 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, de re-
integratie van langdurig zieken is een dossier dat regelmatig opnieuw
naar boven komt. Met reden, natuurlijk. Het aantal langdurig zieken
blijft stijgen, en de kosten die daaraan verbonden zijn dus ook.
Deze regering zet in op re-integratietrajecten om langdurig zieken
weer naar werk te begeleiden.
Begin oktober verscheen in de pers echter het bericht dat zo'n 70 %
van de langdurig zieken die via hun bedrijf in zo'n re-integratietraject
willen stappen door de bedrijfsarts definitief arbeidsongeschikt wordt
verklaard. Dit cijfer komt van een rondvraag van de christelijke
vakbond ACV bij de externe preventiediensten.
Uw reactie daarop, die ik in de krant las, verbaasde mij enigszins. Ik
citeer: "Deze situatie kan een goede zaak zijn voor de betrokken
werknemers." Zo reageerde blijkbaar iemand van uw kabinet.
"Iemand met een burn-out kan bijvoorbeeld een terugkeer naar het
oude bedrijf absoluut niet zien zitten. Hij kan dan arbeidsongeschikt
worden verklaard voor dat ene bedrijf maar niet voor de andere
firma's. Dat is helemaal niet negatief. In dat geval neemt de
mutualiteit het re-integratietraject over, waardoor de werknemer
elders aan de slag kan."
Beste mevrouw de minister, uiteraard zal niemand in deze context
een terugkeer zien zitten. Mijns inziens moet u er beter op toezien dat
bedrijven de werkplaats en/of de job van de langdurig zieke
medewerker aanpassen, zodat een terugkeer niet in alle maar wel in
veel meer gevallen wel mogelijk is. Dit moet net de essentie van het
beleid zijn.
Het kan niet dat het beleid nu resulteert in het antwoord van
bedrijven: het is onmogelijk het werk aan te passen voor twee derde
van de medewerkers. Zo'n antwoord zou eigenlijk een uitzondering
moeten zijn en niet de regel, zoals nu blijkt.
Ik meen dat het ook niet kan dat het bij 70 % van de mensen die niet
kunnen terugkeren over burn-outs gaat.
07.01 Evita Willaert (Ecolo-
Groen): Le nombre de malades de
longue durée ne cesse de croître,
au même titre que les coûts y
afférents. Le gouvernement mise
sur les trajets de réintégration.
Selon des articles parus l'an
passé, quelque 70 % des malades
de longue durée désireux de
s'inscrire dans un trajet de ce type
par l'entremise de leur entreprise
sont déclarés en incapacité de
travail définitive par le médecin du
travail. À mon grand étonnement,
la ministre a réagi en affirmant
qu'il ne faut pas s'en plaindre étant
donné que l'incapacité de travail
ne vaut que pour l'entreprise où le
travailleur a été employé et non
pour les autres. Elle a indiqué
qu'en l'espèce, la mutualité
concernée reprend à son compte
le trajet de réintégration et qu'elle
est à même d'accompagner le
travailleur dans la recherche d'un
emploi adéquat.
À mes yeux, la politique menée en
la matière doit essentiellement
viser à inciter les entreprises à
réaliser des modifications en vue
de permettre – non pas dans tous
les cas, mais au moins dans un
beaucoup plus grand nombre de
cas – le retour au travail du
travailleur en absence de longue
durée. Aujourd'hui, les entreprises
peuvent déclarer très aisément
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
19
Ik kom tot mijn vraag, die ik een tijdje geleden ook aan de minister
van Werk gesteld heb. Hoe zult u ervoor zorgen dat bedrijven meer
inzetten op en openstaan voor aangepast werk en een progressieve
werkhervatting? Of blijft u bij uw stelling die ik zonet geciteerd heb, dat
er geen probleem is en dat het de facto de regel zal zijn dat langdurig
zieken bij hun werkhervatting niet opnieuw terechtkunnen op de oude
werkvloer?
Het risico is dan dat zij terechtkomen op een andere werkvloer waar
net iemand arbeidsongeschikt werd verklaard omdat de werkplaats
en/of de job niet kon worden aangepast. Waar zijn wij dan eigenlijk
mee bezig? Ik meen dat dit niet de bedoeling kan zijn.
qu'il est impossible d'adapter le
travail pour les deux tiers de leurs
collaborateurs. Il n'est tout de
même pas possible que tous ces
cas concernent des épuisements
professionnels?
Comment la ministre va-t-elle
veiller à ce que les entreprises
misent davantage sur un travail
adapté et sur une reprise
progressive du travail? La ministre
juge-t-elle toujours positif que la
plupart des malades de longue
durée ne peuvent pas revenir dans
l'entreprise où ils travaillaient?
Doivent-ils reprendre le travail
dans une autre entreprise où une
autre personne a entamé un
congé de maladie de longue
durée?
07.02 Minister Maggie De Block: Mevrouw Willaert, u hebt in uw
vraag het antwoord geciteerd dat het niet noodzakelijk is dat die
mensen weer aan het werk gaan. Wanneer die mensen niet meer in
hun eigen onderneming aan het werk kunnen gaan, dan kunnen zij
via het andere circuit, wat mijn competentie is, aan werk worden
geholpen. Het gaat dan wel om ander werk. Er werd ook nooit gezegd
dat het allemaal om gevallen van burn-out zou gaan; dat is uw
interpretatie. Daarin moet ik de puntjes op de i zetten.
De re-integratie is een nieuw gegeven, zowel voor de werkgevers als
de betrokken werknemers, maar ook voor de preventieartsen en de
controleartsen. Ik denk dat beide circuits ertoe moeten leiden dat
meer mensen terug aan het werk kunnen gaan. De re-integratie van
een werknemer is niet altijd een gemakkelijke zaak. Het is een
tijdrovend gegeven. Indien bovendien bij deze of gene de wil tot re-
integratie ontbreekt, dalen de langetermijnkansen alleen maar.
Wij vragen dat de werkgevers arbeidsongeschikte werknemers
kansen geven om terug aan het werk te gaan. De betrokken
werknemers moeten wel terug aan het werk willen gaan. Soms kan
een werknemer het werk dat hij vroeger deed om een of andere reden
niet meer uitvoeren. Als die werknemer ander werk wil uitvoeren, dan
bestaan er bijvoorbeeld kansen tot het volgen van een opleiding om in
een andere job te stappen. Die mogelijkheden zijn uitgetekend.
Het relatief hoog aantal onderzoeken dat uitmondt in de vaststelling
van definitief medische ongeschiktheid, is een aandachtspunt. Ik heb
de Nationale Arbeidsraad gevraagd om de huidige geldende
bepalingen te evalueren.
Ik heb de bevoegde diensten gevraagd om die informatie op een
gecentraliseerde manier te verzamelen. Op dit moment is er immers
geen stabiele basis om statistieken te maken over de aantallen
personen die terug succesvol aan het werk zijn gegaan na een
initiatief tot re-integratie na een periode van ongeschiktheid.
07.02 Maggie De Block,
ministre: En réalité, Mme Willaert
a déjà répondu elle-même à la
question: tous les travailleurs ne
sont pas obligés de reprendre
leurs activités dans leur entreprise.
Du reste, il n'a jamais été dit qu'il
s'agirait exclusivement de cas de
burn-out.
La réintégration est une nouveauté
pour les employeurs, les
travailleurs, les médecins chargés
de la prévention et les médecins
contrôleurs, mais l'objectif consiste
à remettre au travail un nombre
plus élevé de malades de longue
durée. Les employeurs doivent
donner une chance à leurs
travailleurs et ceux-ci doivent
évidemment être disposés à la
saisir. Différentes options, telles
qu'une formation, sont proposées
à ceux qui souhaitent changer
d'activité.
Compte tenu du nombre
relativement élevé de constats
d'inaptitude médicale définitive, j'ai
demandé au Conseil National du
Travail de procéder à une
évaluation. Les services compé-
tents doivent assurer une collecte
stable des données. Les chiffres
ne sont pas encore confirmés,
mais le constat présente une
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
20
Enkele externe diensten voor bescherming en preventie op het werk
maakten ook gewag van een hoog aandeel van personen bij wie de
definitieve medische arbeidsongeschiktheid bij de oude werkgever
wordt vastgesteld. Zij stelden dat het aantal te hoog ligt.
De cijfers zijn nog niet door gegevens van mijn diensten bevestigd,
maar op zich gaat het niet om een onlogische vaststelling. De
personen in kwestie zijn namelijk in een periode van ongeschiktheid,
die ervoor zorgt dat zij hun huidige functie niet langer kunnen
opnemen. Dat is het eerste deel van het traject, met name de retentie.
Wij initiëren pas nadien een eventuele transitie naar een nieuwe job.
Eerst wordt dus altijd geprobeerd naar het werk terug te keren.
Daarna pas worden nieuwe mogelijkheden verkend, hetzij qua
opleiding hetzij qua nieuwe job.
Dat is waarop ik wilde wijzen. Het proces eindigt niet met de
contractverbreking. Integendeel, het onderzoek om de patiënt of
persoon in kwestie te helpen in zijn of haar zoektocht naar een beter
passende job bij zijn of haar lichamelijke of psychische gesteldheid,
begint daar pas.
Mijn voorstel over de responsabilisering van de werknemers staat in
proportie tot voorgaande vaststellingen. Ik wil de leden eraan
herinneren dat het enige gevolg dat op dit moment bestaat, indien een
gerechtigde niet opdaagt voor een klinisch onderzoek van de arts of
het ziekenfonds, het definitief beëindigen van de erkenning en van de
uitkering is.
De volgende drie punten beschrijven de enige situaties die aanleiding
kunnen geven tot een vermindering van de uitkering: ten eerste,
wanneer er problemen zijn bij het invullen van de medische vragenlijst
die peilt naar de socio-professionele toestand en de medische
beperkingen die het werk beïnvloeden; ten tweede, wanneer een
betrokkene niet verschijnt op een medisch-sociaal onderzoek dat de
adviserend arts toelaat de restcapaciteiten in te schatten; en ten
derde, wanneer een betrokkene weigert deel te nemen aan het
gesprek dat de adviserend arts organiseert om het aanbod tot een re-
integratieplan met de gerechtigde te bespreken.
Mevrouw Willaert, ik geef voor de volledigheid mee dat het
beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen van het RIZIV in
behartigenswaardige gevallen geheel of gedeeltelijk kan afzien van de
vermindering van het dagbedrag. De mensen krijgen dus de kans te
verantwoorden waarom zij niet zijn komen opdagen en waarom zij niet
hebben meegewerkt. Dat kunnen sociale of familiale redenen zijn.
Voor het overige wordt de reglementering in kwestie wel toegepast.
Zoals ik al van bij het begin heb opgemerkt, hoor ik nu ook op het
terrein van mensen die opnieuw aan het werk zijn, dat het om een
positief verhaal moet gaan. Er wordt niet meer gegeven.
Uiteindelijk werden die mensen toch ontslagen. Men vergeet dit wel
eens, maar als een werknemer zes maanden ziek is, kan die worden
ontslagen. Dat is wat in de realiteit gebeurde. Wij trachten dit nu te
vermijden door binnen het bedrijf te zoeken naar een andere
jobinvulling of door een re-integratietraject op te starten. Als dit niet
kan, begeleiden wij hen naar een andere job.
certaine logique. L'on essaie
toujours, dans un premier temps,
de reprendre le travail et ce n'est
qu'ensuite que commence la
recherche d'un travail plus adapté.
Ma proposition relative à la
responsabilisation des travailleurs
est proportionnelle aux constats
précédents. Un bénéficiaire ne
risque de perdre son indemnité
que s'il ne se rend pas chez le
médecin ou à la mutuelle lorsqu'il
est convoqué pour un examen
clinique. Il existe par ailleurs trois
autres situations pouvant donner
lieu à une réduction de l'indemnité,
mais les intéressés ont toujours la
possibilité de s'expliquer auprès
du service des indemnités de
l'INAMI.
On oublie fréquemment ce qu'était
la réalité: un travailleur qui reste
six mois en congé de maladie peut
être licencié. Nous voulons éviter
pareille situation en lui cherchant
un travail adapté au sein de
l'entreprise ou en lançant un projet
de réintégration. Si cela n'est pas
possible, nous l'accompagnons
vers un autre emploi. Les échos
qui nous parviennent du terrain
indiquent que ceux qui sont aptes
et désireux de reprendre le travail
vivent cette expérience de
manière positive.
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
21
Op het terrein horen wij dat dit voor de betrokkenen, die willen én
kunnen, een positief verhaal kan zijn. Op die manier worden minder
mensen afhankelijk van een uitkering.
07.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik ben het
met u eens dat dit inderdaad een positief verhaal kan zijn, maar ik blijf
het wel verontrustend vinden dat een grote meerderheid van de
mensen in zo'n traject toch niet terechtkan in de eigen onderneming.
Ik zou ook willen beklemtonen dat er blijkbaar wel heel veel goede wil
is bij mensen die ziek zijn om terug te keren. Ik lees immers dat in zes
op tien gevallen de werknemer zelf een aanvraag indient om te
starten met een re-integratieparcours. Bij werkgevers ligt dit aantal
slechts op een kwart. Het lijkt mij positief dat een meerderheid van de
aanvragen gebeurt door de werknemers zelf.
Ik was wat ontgoocheld door uw citaat over burn-out. Wij hebben in
de commissie voor de Sociale Zaken hoorzittingen gehouden waarin
zowat elke expert beklemtoonde dat bij burn-out individuele
persoonlijkheidskenmerken samengaan met contextfactoren die zich
op de werkvloer manifesteren.
Ik meen dat er heel veel ingezet wordt op de werknemers. In dezen
lijkt het mij echter heel belangrijk om ook werkgevers in dit verhaal
mee te krijgen. Zij maken er zich de facto misschien toch wel wat te
gemakkelijk van af. Ik meen dan ook dat er op dat vlak nog heel wat
stappen vooruit kunnen worden gezet.
Er is in het kerstweekend een heel interessant opiniestuk verschenen
van mevrouw Peggy De Prins, een docente arbeidssociologie en
HRM aan de Antwerp Management School. Burn-out is volgens haar
het nieuwe staken. Zij meent dat het individu de complexiteit van zijn
organisatie en de verschillende ziekmakende problemen zelden in zijn
eentje kan oplossen, bevechten of verteren. Daarom komt het
volgens haar niet zelden voor dat werknemers na een burn-out
besluiten om het bedrijf te verlaten en hun geluk elders te zoeken. De
oude werkvloer blijft daardoor evenwel intact en net zo ziekmakend
als vroeger, volgens mevrouw De Prins.
Ze zegt ook dat we het gesprek over de oorzaken van burn-out niet
langer mogen verbannen naar de keukentafel thuis of naar het
dokterskabinet. Het moet dringend worden gevoerd op de werkvloer
zelf, tussen collega's, met het management en binnen de sociale
dialoog.
Ik heb er dus begrip voor dat niet iedereen kan terugkeren naar
dezelfde werkgever, maar ik meen dat een cijfer van 70 % van de
gevallen waarin dat niet kan toch wel op meer wijst dan alleen maar
een aandachtspunt. Het is iets wat we zeker moeten aanpakken. We
moeten dat cijfer naar beneden krijgen, zodat werkvloeren die
mensen ziek maken de facto aangepast en verbeterd kunnen worden.
Ik kijk dus met veel belangstelling uit naar de evaluatie die u aan de
Nationale Arbeidsraad gevraagd hebt. U noemt dit een
aandachtspunt, maar ik zou het wat forser durven benoemen. Als we
dit niet kunnen verbeteren of oplossen, dan is dat toch een falen van
heel de filosofie die achter het re-integratietraject zit. Niet alleen
07.03 Evita Willaert (Ecolo-
Groen): L'impossibilité, pour tant
de travailleurs, de réintégrer leur
propre entreprise demeure un
élément préoccupant. Je voudrais
insister sur le fait qu'énormément
de personnes sont prêtes à
reprendre le travail. Six travailleurs
sur dix font d'ailleurs eux-mêmes
une demande de parcours de
réintégration, contre un quart des
employeurs.
On demande beaucoup aux
travailleurs mais il importe que l'on
puisse aussi compter sur les
employeurs. Peut-être se
dérobent-ils un peu trop facilement
aujourd'hui.
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
22
moeten werknemers naar een andere werkvloer kunnen gaan, ook
die werkvloeren zelf moeten worden aangepast zodat minder mensen
op termijn uitvallen, onder andere door burn-out.
07.04 Minister Maggie De Block: Mevrouw Willaert, omdat u in uw
repliek veel verder gaat dan in uw vraag, zou ik u de raad willen geven
om in de beleidsnota alle initiatieven op te zoeken die wij met Federis
zullen nemen om dat thema juist bespreekbaar te maken op de
werkvloer. Er zijn ook initiatieven inzake secundaire preventie,
waarvoor wij wel bevoegd zijn. Een heel luik van de beleidsnota gaat
daarover, maar ik neem aan dat u dat toen over het hoofd hebt
gezien.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Gilles Vanden Burre au ministre des Classes moyennes, des Indépendants, des
PME, de l'Agriculture et de l'Intégration sociale, sur "la mesure 'zéro cotisation'" (n° 19047)
08 Vraag van de heer Gilles Vanden Burre aan de minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO's,
Landbouw en Maatschappelijke Integratie over "de nulbijdrage" (nr. 19047)
08.01 Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le président,
madame la ministre, ma question porte sur la mesure "zéro
cotisation" mise en application par le gouvernement. Les données
sont probablement obsolètes parce que cette question date de juin
dernier mais peut-être pourrez-vous actualiser les chiffres.
En 2016, étaient comptabilisés 16 393 primo-employeurs ayant
bénéficié de la nouvelle mesure "zéro cotisation", soit une
augmentation de 54 % par rapport à l'année précédente. Pour rappel,
la mesure acquitte de cotisation sur le premier travailleur les
indépendants qui engagent pour la première fois. Afin de savoir s'ils
peuvent bénéficier de la mesure, les primo-employeurs sont invités à
s'adresser à leur secrétariat social. Cette mesure a apparemment
rencontré un certain succès. Mais il subsiste des zones d'ombre qui
méritent d'être éclairées: d'abord, quant au profil des personnes
pouvant en bénéficier; ensuite, quant aux modalités d'accès à ce
système préférentiel; enfin, quant aux risques de concurrence
déloyale que ce dernier peut engendrer, notamment dans les secteurs
sensibles de l'horeca et du bâtiment.
Madame la ministre, quels sont les bénéficiaires précis de la mesure
"zéro cotisation"? Quels secteurs, quels types d'emplois, avec quels
types de contrat? Ma question écrite portait sur l'année 2016 mais
avez-vous des chiffres plus récents puisque nous sommes déjà
en 2018. Y a-t-il eu des refus? Dans l'affirmative, sur quelles bases?
Des plaintes de concurrence déloyale ont-elles été déposées? À
l'époque de la présentation de la mesure par le gouvernement,
certains secteurs avaient attiré l'attention sur le fait qu'en fonction de
la période de l'engagement, il pourrait être question de discrimination
puisqu'un employeur pourrait engager avec cotisations sociales et un
autre sous la mesure "zéro cotisation". Des plaintes ont-elles donc été
déposées en ce sens?
08.01 Gilles Vanden Burre
(Ecolo-Groen): In 2016 maakten
16.393 zelfstandigen gebruik van
de nieuwe maatregel ‘nulbijdrage’,
die hen vrijstelt van de
werkgeversbijdrage voor de eerste
aanwerving.
Wat is het profiel van de
begunstigden? In welke sectoren,
voor welk type banen en welke
contracttypes werd de maatregel
toegekend? Kunt u de cijfers voor
2017 meedelen?
Werd de vrijstelling aan
werkgevers geweigerd? Op basis
waarvan?
Bij de start van de maatregel
hebben gevoelige sectoren gewag
gemaakt van een mogelijk risico
op oneerlijke concurrentie tussen
werkgevers. Werden er klachten
ingediend?
08.02 Maggie De Block, ministre: Monsieur Vanden Burre, les
nouveaux employeurs qui engagent un premier travailleur entre le 1er
janvier 2016 et le 31 décembre 2020 et qui tombent sous l'application
08.02 Minister Maggie De Block:
Nieuwe werkgevers die voor
31 december 2020 een eerste
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
23
de la loi du 27 juin 1969 relative à la sécurité sociale des travailleurs,
peuvent bénéficier de la mesure "zéro cotisation" selon laquelle un
premier recrutement exempte de cotisations patronales.
Depuis le 1er janvier 2016, ont surtout réclamé cette réduction, les
nouveaux employeurs du secteur du commerce (20 %), du bâtiment
(15 %) et de l'horeca (15 %).
Le travailleur ne doit répondre à aucun critère spécifique avant d'être
engagé. Il doit bien entendu remplir les conditions générales d'octroi
des réductions groupe cible. En principe, il doit au moins s'agir d'un
contrat de travail à mi-temps.
Il s'agit surtout de travailleurs intellectuels pour lesquels les nouveaux
employeurs bénéficient de la mesure "zéro cotisation". Dans certains
cas, la réduction groupe cible est refusée. Afin d'ouvrir le droit à la
réduction, le nouvel employeur ne peut pas remplacer des travailleurs
dans la même unité technique d'exploitation. Il doit donc s'agir d'une
création d'emploi supplémentaire. Un recrutement n'implique la
création d'un emploi supplémentaire que si le nombre de personnes
engagées dans une unité technique d'exploitation à la date de
recrutement est supérieur au nombre maximal de personnes actives
sur une journée dans cette même unité, dans le courant des douze
mois précédents. Au cas où il serait constaté que l'entreprise
appartient à une même unité technique d'exploitation composée d'une
ou plusieurs entreprises et que l'engagement en question ne crée pas
d'emploi supplémentaire, la réduction sera supprimée a posteriori.
Cette condition ne peut être vérifiée qu'a posteriori par l'Office national
de sécurité sociale.
Jusqu'à aujourd'hui, nous n'avons pas connaissance de plaintes
relatives à une concurrence déloyale.
werknemer in dienst nemen,
kunnen gebruikmaken van de
nulbijdrageregeling. Tot nu toe
werd vooral in de handels-, de
bouw- en de horecasector een
beroep gedaan op die regeling. De
werknemer moet voldoen aan de
algemene voorwaarden voor een
bijdragevermindering en de
tewerkstelling moet minstens
halftijds zijn.
Het mag ook niet gaan om een
vervanging binnen dezelfde
technische bedrijfseenheid, maar
het moet echt om een nieuwe
baan gaan. Wanneer de RSZ
vaststelt dat de aanwerving
waarvoor men de nulbrijdrage-
regeling geniet geen extra baan is,
zal de vermindering achteraf
worden ingetrokken.
Er liepen tot op heden geen
klachten wegens oneerlijke
concurrentie binnen.
08.03 Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je
vous remercie pour tous ces éléments que j'ai bien notés. Je
regarderai la réponse en détail et nous reviendrons certainement
durant l'année qui vient pour avoir une évaluation de la mesure.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Anne Dedry aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
ondersteuning van mantelzorgers" (nr. 19203)
- de heer Éric Massin aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de erkenning van
de mantelzorgers" (nr. 19611)
- mevrouw Anne Dedry aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten,
belast met Buitenlandse Handel, over "pensioenrechten voor mantelzorgers" (nr. 19655)
- mevrouw Anne Dedry aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten,
belast met Buitenlandse Handel, over "de pensioenrechten van mantelzorgers in het zomerakkoord"
(nr. 20192)
- de heer Stefaan Vercamer aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het statuut
van de mantelzorgers" (nr. 22772)
- mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
pensioen voor mantelzorgers" (nr. 22833)
09 Questions jointes de
- Mme Anne Dedry à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le soutien des
aidants proches" (n° 19203)
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
24
- M. Éric Massin à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la reconnaissance des
aidants proches" (n° 19611)
- Mme Anne Dedry au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des
Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les droits à la pension pour les aidants
proches" (n° 19655)
- Mme Anne Dedry au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des
Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "les droits à la pension des aidants proches
dans le cadre de l'accord fédéral de l'été" (n° 20192)
- M. Stefaan Vercamer à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le statut des
aidants proches" (n° 22772)
- Mme Karin Temmerman à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la pension
des aidants proches" (n° 22833)
09.01 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw
de minister, in het zomerakkoord werd afgesproken dat wie deeltijds
werkt mantelzorgtijd voor 48 maanden zal kunnen laten meetellen
voor de opbouw van de pensioenrechten.
De modaliteiten en de inwerkingtreding zijn nog niet bepaald. Dit is
wel een belangrijke maatregel in het verdere erkenningsproces van
de mantelzorgers.
Met de wet van 12 mei 2014 betreffende de erkenning van de
mantelzorger die een persoon met een grote zorgbehoefte bijstaat,
werd een eerste stap gezet voor die erkenning, maar bij gebrek aan
de nodige uitvoeringsbesluiten werden geen verdere rechten meer
toegekend aan de mantelzorger.
Wij hebben dat toen wel in de wet ingeschreven, maar het niet verder
uitgevoerd. Onlangs wees men erop dat dit problematisch wordt.
Bovendien kan, zolang deze wet niet is aangepast en geen koninklijke
besluiten tot uitvoering worden genomen, ook de maatregel uit het
zomerakkoord die pensioenrechten toekent aan mantelzorgers niet in
werking treden.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Wat is de stand van
zaken met betrekking tot de aanpassing van de wet en het
uitvaardigen van de nodige koninklijke besluiten? Wat zal er, naast
het toekennen van pensioenrechten, nog via koninklijke besluiten
worden geregeld inzake de toekenning van rechten aan
mantelzorgers? Wat is de voorziene timing voor de aanpassing van
de wet en het uitvaardigen van de nodige koninklijke besluiten?
09.01 Stefaan Vercamer
(CD&V): Tant que la loi du 12 mai
2014 n'aura pas été adaptée et
que les arrêtés royaux d'exécution
n'auront pas été promulgués, la
mesure de l'Accord de juillet
octroyant des droits de pension
aux aidants proches ne pourra pas
être mise en œuvre.
Qu'en est-il de l'adaptation de la loi
du 12 mai 2014? Outre l'octroi de
droits de pension, quelles seront
les autres dispositions réglées par
le biais d'arrêtés royaux? Quel est
le calendrier en la matière?
09.02 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, de collega heeft de kwestie al heel duidelijk geschetst.
Het zomerakkoord bevatte het voorstel van minister Kris Peeters om
het zorgtraject van wie zorgt voor een ziek familielid te laten meetellen
voor de opbouw van zijn recht op een minimumpensioen.
Wij hebben nog altijd geen duidelijkheid gekregen over hoe dat verder
zal worden ontwikkeld. Meer nog, zoals de collega ook zei, wachten
de mantelzorgers al drie jaar op de uitvoeringsbesluiten van de wet
van 12 mei 2014 betreffende de erkenning van de mantelzorgers.
Ik heb dan ook de volgende vragen. Kunt u een stand van zaken
geven met betrekking tot de totstandkoming van de nodige koninklijke
besluiten betreffende de voorwaarden tot erkenning als mantelzorger?
09.02 Karin Temmerman (sp.a):
Les aidants proches attendent
déjà depuis trois ans les arrêtés
d'exécution de la loi du 12 mai
2014 relative à la reconnaissance
des aidants proches.
Quel est l'état d'avancement du
dossier? Quel est le calendrier
pour l'adaptation de la loi du 2014
et pour les nouvelles dispositions à
prendre en vertu de l'Accord de
juillet?
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
25
Wat is de timing hiervan, zowel voor de vorige wet als voor wat men
nu aan nieuwe wetgeving denkt te moeten invoeren?
09.03 Minister Maggie De Block: Mijnheer Vercamer, mevrouw
Temmerman, ik dank u voor uw vraag. De regering behandelde bij de
besprekingen over het zomerakkoord inderdaad de maatregelen die
genomen moeten worden ten gunste van de mantelzorger. De vraag
naar zorg blijft immers stijgen en het is belangrijk dat de
verouderende bevolking die eventueel wordt geconfronteerd met een
verminderende autonomie, door mantelzorgers kan worden omringd
om zolang mogelijk in de vertrouwde omgeving te kunnen blijven. Een
antwoord over hetzelfde onderwerp heb ik reeds gegeven op
mondelinge vraag nr. 20192. Om mij niet te moeten herhalen, verwijs
ik daarnaar.
Het is de bedoeling een erkenning te creëren om personen die
informele zorg verlenen te ondersteunen. Een beter evenwicht
garanderen tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers
is een prioriteit op het vlak van het sociaal beleid, waarvan ook het
ontwerp van richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van
26 april 2017 getuigt.
In dit voorstel wordt getracht om vanuit een bredere visie het
probleem van de ongebalanceerde taakverdelingen tussen vrouwen
en mannen te verbeteren. De Commissie kwam tot dit initiatief toen
uit de vorige poging om de nagestreefde doelstelling te verwezenlijken
bleek dat het enkel opleggen van een aangepast minimumverlof voor
moeders een onvoldoende garantie was. Er is dan ook een bredere
aanpak nodig om de zorgtaken beter mogelijk te maken. Onder die
zorgtaken valt inderdaad ook de mantelzorg. Met dit voorstel werd er
een verdienstelijke poging ondernomen. Op dit ogenblik geven de
lidstaten feedback op het voorstel teneinde de onderhandelingen met
het Europees Parlement aan te vatten.
Het is ook belangrijk dat wij inderdaad vooruitgang hebben geboekt
met het zomerakkoord. De uitvoeringsmodaliteiten van het KB inzake
mantelzorg lagen sedert lang ter beschikking in deze regering.
Sinds het zomerakkoord hebben wij een aantal knopen doorgehakt.
Ook daar hebben wij in de mogelijkheid voorzien om pensioenrechten
toe te kennen in het kader van bepaalde taken van mantelzorg. Op
die gemeenschappelijke basis kan verder worden gewerkt.
Het is nog steeds de heer Bacquelaine die de pensioenrechten
behandelt.
Voor de erkenning en de aanpassingen die zo snel mogelijk moeten
gebeuren, moet nog verder overleg plaatsvinden op het terrein en met
minister Peeters.
09.03 Maggie De Block,
ministre: En ce qui concerne les
décisions prises dans le cadre de
l'accord de l'été quant aux
mesures devant être définies au
bénéfice des aidants proches, je
me réfère à la réponse que j'ai
donnée à la question orale
n° 20192.
Nous voulons créer un agrément
en vue de soutenir les personnes
qui prodiguent des soins informels.
La garantie d'un meilleur équilibre
entre le travail et la vie privée pour
les parents et les aidants proches
constitue une priorité sur le plan
de la politique sociale. Cet objectif
transparaît également au travers
du projet de directive du
Parlement européen et du Conseil
européen du 26 avril 2017. Dans
le passé, il est en effet apparu que
le fait de rendre seulement
obligatoire un congé adapté
minimum pour les mères n'offrait
pas une garantie suffisante.
Les États membres rendent
actuellement leurs avis sur la
proposition.
S'agissant de l'accord de l'été,
nous avons enregistré des progrès
certains. Les modalités d'exécu-
tion de l'arrêté royal relatif aux
aidants proches étaient déjà
prêtes depuis longtemps.
Différentes questions ont déjà été
tranchées depuis la conclusion de
l'Accord de juillet. Des droits de
pension peuvent être octroyés
dans le cadre de certaines tâches
accomplies par les aidants
proches. Cette base commune
peut permettre d'avancer.
Le ministre Bacquelaine gère la
question des droits de pension.
La reconnaissance et les
adaptations doivent être effec-
tuées dans les meilleurs délais,
mais il faut poursuivre la
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
26
concertation avec les acteurs
concernés et avec le ministre de
l'Emploi, M. Peeters.
09.04 Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u
voor uw antwoord. Vooraleer men kan voortgaan met de
rechtenopbouw moet de bestaande wet worden aangepast. De vraag
is wanneer ter zake een initiatief zal worden genomen.
Dan zijn er ook nog de uitvoeringsbesluiten. Er werd een mooie
intentie verklaard, maar dit moet toch in KB’s worden omgezet. Wat is
de timing hiervan? Wanneer zal de wet worden aangepast? Men kon
het zomerakkoord voor een aantal zaken zeer snel aanpassen. Ik
vraag geen onmogelijke zaken. Ik wil alleen weten wat de timing is
voor de uitvoering van de zaken die werden afgesproken, zodat wij
kunnen vooruitgaan.
09.04 Stefaan Vercamer
(CD&V): La loi actuelle doit être
adaptée avant de pouvoir avancer
dans le domaine de la constitution
de droits de pension.
Quand une initiative sera-t-elle
prise en la matière? Plusieurs
points de l'Accord de juillet ont pu
être réglés rapidement. Quel est le
calendrier pour les arrêtés
d'exécution et pour les dispositions
prévues dans l'Accord de juillet?
09.05 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de minister, ik heb
dezelfde vraag. Ik heb deze vraag trouwens aan de heer Bacquelaine
gesteld, maar ik werd naar u doorverwezen. Ik kan de vraag ook nog
eens aan minister Peeters stellen, maar ik denk dat hij ook naar u zal
doorverwijzen.
Het is tijd dat men hieraan een timing verbindt. Misschien moet u
eens met uw collega’s overleggen hoe men dit zal aanpakken. Het
heeft geen zin dat u naar uw collega’s verwijst. Als wij de vraag aan
uw collega’s stellen, wijzen zij naar u.
Ik denk dat in dezen actie toch wel noodzakelijk is, mevrouw de
minister.
09.05 Karin Temmerman (sp.a):
Pour cette question, le ministre
Bacquelaine m'a renvoyée vers la
ministre De Block et le ministre
Peeters aurait peut-être fait de
même. Il serait peut-être opportun
que les ministres se concertent,
afin de définir une méthode, car il
est temps d'agir à présent.
09.06 Minister Maggie De Block: Twee zaken moet gebeuren. Ten
eerste, de toekenning en de uitwerking van het statuut van de
mantelzorger. Ten tweede, de daaraan verbonden rechten. Er zijn
immers verschillende gradaties in mantelzorg, afhankelijk van de
zorgbehoevendheid van degene waarvoor men zorgt.
Er waren dus toch verschillende visies daarop voor het
zomerakkoord. Sommigen zagen het zeer breed en wilden rechten
aan iedereen toekennen. Ik vond dat wij stap voor stap moeten
werken en dat er toch een verschil is tussen mantelzorg die wordt
gegeven aan mensen die eigenlijk niet meer voor zichzelf kunnen
zorgen en anderen, en dat die eerste categorie van mantelzorgers
toch meer rechten zou moeten krijgen. Dat was inderdaad een punt
van discussie.
Met het zomerakkoord zijn daarover een aantal knopen doorgehakt
en wij kunnen daarmee nu echt snel vooruitgang boeken. Ik laat mij
niet vastpinnen op een strikte timing, maar ik vind het zeer belangrijk
dat ondersteuning wordt geboden aan de professionele hulpverleners
voor de noden op het terrein, met een vergrijzende bevolking en meer
zorgbehoevende mensen. De mantelzorgers moeten op basis
daarvan rechten kunnen opbouwen. Dat is dus zeer duidelijk. Ik schuif
de hete aardappel niet door, maar het is wel duidelijk dat daarover
niet dezelfde visie bestond in de voorbije maanden, wat nu wel het
geval is. Ik heb het al tweemaal gezegd: door het zomerakkoord zijn
de neuzen in dezelfde richting gezet en zullen wij hiermee zo snel
09.06 Maggie De Block,
ministre: Deux points doivent être
réglés: l'élaboration du statut et la
définition des droits qui y sont
associés. Il existe en effet
différents degrés en matière
d'aidant proche.
Il existait plusieurs points de vue à
ce sujet avant l'Accord de l'été.
D'aucuns avaient une vision très
large de l'aidant proche et
voulaient octroyer des droits à tout
le monde. Pour ma part, j'estimais
qu'il y a tout de même une
différence entre l'aide apportée à
des personnes qui sont en fait
incapables de prendre soin d'elles-
mêmes, et celle apportée aux
autres. L'Accord de l'été a permis
de trancher certains points en la
matière. Nous pouvons à présent
progresser rapidement mais je ne
me laisse pas enfermer dans un
calendrier strict. Il est très
important que les aidants
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
27
mogelijk verder gaan.
professionnels reçoivent l'appui
nécessaire pour les besoins de
terrain, ce terrain étant caractérisé
par le vieillissement de la popu-
lation et le nombre toujours
croissant de personnes nécessi-
tant des soins. Les aidants
proches doivent pouvoir se
constituer des droits sur cette
base.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de RSZ-bijdrage op bedrijfsfietsen" (nr. 19390)
10 Question de M. Jef Van den Bergh à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
cotisation ONSS sur les bicyclettes de société" (n° 19390)
10.01 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw
de minister, ik kom niet zo vaak naar deze commissie, maar af en toe
komen hier ook mobiliteitsaspecten aan bod. Ik verwijs bijvoorbeeld
naar de mobiliteitstoelagen en het wetsontwerp dat hier volgende
week zal worden besproken met betrekking tot het principe cash-for-
car.
Deze vraag gaat echter specifiek over de RSZ-bijdragen op de
bedrijfsfietsen. Deze morgen kwam nog in het nieuws dat het aantal
bedrijfswagens in 2017 opnieuw een recordhoogte heeft bereikt. Ik
zou liever zien dat het aantal bedrijfsfietsen een recordhoogte kon
bereiken, maar daar stuit men nog op een hinderpaal. Bedrijven
kunnen vandaag bedrijfsfietsen ter beschikking stellen van hun
werknemers. Het voordeel dat zo'n bedrijfsfiets biedt, wordt pro rata
berekend en geglobaliseerd met het totale loon verrekend en moet
dus aangegeven worden. Wordt de fiets enkel voor professionele en
woon-werkverplaatsingen gebruikt, dan wordt ook het gebruik van de
bedrijfsfiets niet aan RSZ-bijdragen onderworpen. Als de fiets echter
ook voor privéverplaatsingen door de werknemer mag worden
gebruikt, dan is er sprake van de onderwerping pro rata. Het vreemde
is dat dit geldt voor de bedrijfsfiets, maar niet voor de bedrijfswagen.
Deze RSZ-verplichting vormt dan ook een rem op de groei van de
inzet van bedrijfsfietsen. Het gaat hierbij niet enkel om het financiële
aspect, want uiteindelijk gaat het immers over relatief lage bedragen.
Alleen al de onduidelijkheid en de administratieve lasten die hiermee
gepaard gaan, remmen heel wat bedrijven af om bedrijfsfietsen in te
voeren. Wij menen dan ook dat een vereenvoudiging en bij voorkeur
zelfs de afschaffing van de RSZ-verplichting aan het invoeren van de
bedrijfsfiets een enorme boost zou kunnen geven. Zo zou de
bedrijfsfiets een volwaardig alternatief kunnen vormen voor andere
vormen van woon-werkverkeer.
Mevrouw de minister, wat is uw visie met betrekking tot het afschaffen
van de RSZ-bijdrage voor het privégebruik van bedrijfsfietsen? Graag
kreeg ik wat duiding hierbij.
Hebt u hierover al contact gehad met andere ministers? Wij moeten
dit immers bekijken binnen de globale mobiliteitsproblematiek met
10.01 Jef Van den Bergh
(CD&V): Les entreprises peuvent
mettre des vélos de société à la
disposition de leurs travailleurs. Si
ces vélos sont également utilisés
pour des déplacements privés,
leur utilisation est soumise à des
cotisations ONSS. Si cette règle
s'applique aux vélos de société,
elle n'est pas d'application pour les
voitures de société. L'obligation de
cotisation ONSS constitue un frein
à l'utilisation de vélos de société,
pas seulement en raison de
l'aspect financier – il s'agit en
l'occurrence de montants peu
élevés – mais surtout en raison de
caractère flou de la réglementation
et des charges administratives
qu'elle engendre.
Quel est le point de vue de la
ministre concernant la suppression
de la cotisation ONSS pour les
vélos de société? Cette question
a-t-elle déjà fait l'objet d'une
concertation avec les autres
ministres? Est-elle également
abordée dans le cadre des
discussions concernant le budget
de la mobilité? Ces contacts ont-ils
déjà porté leurs fruits?
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
28
andere vormen van woon-werkverkeer. Ook de fiscale behandeling
van dergelijke zaken moet daarbij uiteraard worden betrokken.
Naar aanleiding van een eerdere vraag verwees u naar de
besprekingen die gevoerd zouden worden naar aanleiding van het
mobiliteitsbudget. Deze besprekingen zijn nog altijd aan de gang. In
hoeverre komt de hier aangehaalde problematiek daar aan bod?
Welke resultaten heeft dat opgeleverd?
10.02 Minister Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer
Van den Bergh, op de Ministerraad van 15 december werd een
ontwerp van besluit goedgekeurd dat voorziet in een actualisering van
de behandeling in de sociale zekerheid van de bedrijfsfiets. Het gaat
onder andere over pedelecs en andere nieuwe fietsen.
Het ontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel de regelgeving aan te
passen aan de veranderende mobiliteitsvisie op het vlak van woon-
werkverplaatsingen. De voorgestelde aanpassingen beogen het
gebruik van dit milieuvriendelijk vervoermiddel voor de verplaatsingen
tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling te stimuleren en
aldus ook een bijdrage te leveren aan de milieudoelstellingen, in het
bijzonder het verbeteren van de luchtkwaliteit en van de
volksgezondheid.
Zo heeft de Ministerraad van 18 mei ook een wetsontwerp van de
minister van Financiën goedgekeurd dat voorziet in de uitbreiding tot
gebruikers van een elektrisch aangedreven gemotoriseerd rijwiel en
een elektrisch aangedreven speedpedelec, van de vrijstelling van de
inkomstenbelasting van de door de werkgever toegekende
kilometervergoeding voor woon-werkverkeer met de fiets en van het
voordeel dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een fiets en
toebehoren, met inbegrip van de onderhouds- en stallingskosten voor
het woon-werkverkeer.
In het verlengde hiervan voorziet het ontwerp van koninklijk besluit
goedgekeurd door de Ministerraad van 15 december, in twee
aanpassingen voor de behandeling in de sociale zekerheid. Ten
eerste, de notie fiets zoals bedoeld in artikel 19, § 2 van het koninklijk
besluit van 28 november 1969 krijgt dezelfde ruimere invulling als
deze die gebeurde in de fiscale wetgeving. De nieuwe soorten fietsen
worden daarin dus ook opgenomen. Ten tweede, hetzelfde
artikel 19, § 2 wordt aangevuld met punt 23, dat voorziet in een
nieuwe uitsluiting van het aan sociale bijdragen onderworpen loon
voor het voordeel dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een
fiets en toebehoren, dus ook met inbegrip van de onderhouds- en
stallingskosten, voor het woon-werkverkeer. Dat is op 1 januari in
voege getreden.
Laten wij nu nog hopen dat er niet te snel wordt gefietst en er zich niet
te veel ongevallen voordoen, want anders is de opbrengst voor de
volksgezondheid toch niet zo goed. Er worden namelijk redelijk wat
ongevallen gemeld door te snel fietsen.
10.02 Maggie De Block,
ministre: Le Conseil des ministres
du 18 mai 2017 a approuvé un
projet de loi du ministre des
Finances relatif à l'extension aux
vélos électriques de l'exonération
de l'indemnité kilométrique pour le
trajet entre le domicile et le lieu de
travail. Dans le prolongement de
cette mesure, le Conseil des
ministres du 15 décembre 2017 a
approuvé un projet d'arrêté
concernant le traitement du vélo
de société dans la sécurité
sociale. Les aménagements
proposés tendent à stimuler
l'utilisation du vélo électrique pour
les déplacements entre le domicile
et le lieu de travail. Les nouveaux
types de vélos, de même que la
législation fiscale, sont intégrés
dans l'arrêté royal du 28 novembre
1969 qui est complété par un point
qui prévoit une nouvelle exclusion
des cotisations pour l'avantage
découlant de la mise à disposition
d'un vélo et de ses accessoires.
Le nouvel arrêté royal est entré en
vigueur le 1er janvier 2018.
10.03 Jef Van den Bergh (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt
voor uw positief antwoord. Het was mij al duidelijk dat de
fietsvergoeding ook voor gebruikers van een speedpedelec vrijgesteld
is van sociale bijdragen. Het was mij echter nog niet duidelijk dat
bedrijfsfietsen in het algemeen, inbegrepen voor het privégebruik,
10.03 Jef Van den Bergh
(CD&V): Il ressort clairement de
cette réponse que les bicyclettes
de société, y compris pour leur
usage privé, sont exonérées de
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
29
eveneens worden vrijgesteld van sociale bijdragen. Dat is uiteraard
goed nieuws.
Uw bekommernis voor het wederzijds respect voor trage en snelle
fietsers is natuurlijk zeer terecht. Dit punt verdient zeker
waakzaamheid.
cotisations sociales. Je suis ravi
de l'apprendre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Meryame Kitir aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"een anomalie in de arbeidsongevallenwetgeving" (nr. 19532)
11 Question de Mme Meryame Kitir à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "une
anomalie dans la législation relative aux accidents du travail" (n° 19532)
11.01 Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de minister, artikel 37 van de
Arbeidsongevallenwet bepaalt: "Wanneer de getroffene krachtens een
sociaal zekerheids- of sociaal voorzorgsstelsel uitkeringen geniet die
slechts toegekend worden op voorwaarde dat de wettelijke
vastgestelde perken van toegelaten arbeid voor gepensioneerden niet
worden overschreden, wordt het basisloon vastgesteld uitsluitend met
inachtneming van het loon dat verschuldigd is ingevolge het verrichten
van de toegelaten arbeid."
Bovendien wordt voor hen niet de basisregel voortvloeiend uit
artikel 34 en 36 toegepast, in die zin dat bij blijvende
arbeidsongeschiktheid het inkomen uit gedeeltelijke prestaties wordt
aangevuld tot een voltijdse tewerkstelling, waarna vervolgens de
beperking tot het bedrag van de toegelaten arbeid zou kunnen worden
toegepast. Dat heeft tot gevolg dat voor kleine prestaties de
vergoeding niet wordt berekend op basis van het toegelaten
grensbedrag.
Daar komt de bepaling van artikel 5 van het koninklijk besluit van
10 december 1987 bij dat voor de gevallen bedoeld in artikel 37 van
de wet, het bedrag van de aanvullende bijslag met de helft wordt
verminderd.
Inmiddels is voor heel wat gepensioneerden de grens voor toegelaten
arbeid afgeschaft. Bij Fedris blijkt men er niet uit te zijn of voor die
gepensioneerden, wanneer hen een arbeidsongeval overkomt, alle
voormelde bepalingen en eruit voortvloeiende beperkingen wel nog
van toepassing zijn op hun tewerkstelling. Sommige slachtoffers zijn
daardoor nu al jaren aangewezen op een uiterst lage vergoeding en
blijven in het ongewisse of die herzien zal worden of niet.
Mevrouw de minister, bent u ervan op de hoogte dat heel wat
gepensioneerden die het slachtoffer werden van een arbeidsongeval
na hun pensionering al maanden, en in sommige gevallen zelfs jaren,
in het ongewisse zijn over het precieze bedrag van de vergoeding die
zij zullen krijgen en dat zij in afwachting van het definitieve standpunt
van Fedris een uiterst lage vergoeding ontvangen?
Erkent u dat er voor sommige gepensioneerden een anomalie is door,
enerzijds, de afschaffing van de begrenzing op toegelaten arbeid en,
anderzijds, de bepalingen die ik vermeld heb?
In welke zin zal de arbeidsongevallenwetgeving aangepast worden
11.01 Meryame Kitir (sp.a): Aux
termes de l'article 37 de la loi sur
les accidents du travail, le salaire
de base d'une victime pensionnée
d'un accident du travail doit être
soumis aux limites du travail
autorisé pour les pensionnés. De
plus, en cas d'incapacité
permanente de travail et de
prestations réduites, l'indemnité
n'est pas calculée sur la base du
revenu qui a été complété jusqu'à
un emploi à temps plein.
Dans l'intervalle, la limite pour le
travail autorisé a été supprimée
pour de nombreux pensionnés,
alors que les restrictions que je
viens de décrire restent
d'application. De ce fait, certains
victimes doivent se contenter
d'une indemnité très faible et
ignorent si elle sera revue.
La ministre reconnaît-elle cette
anomalie? La législation sur les
accidents du travail sera-t-elle
adaptée à la nouvelle législation
en matière de pensions?
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
30
aan de nieuwe pensioenwetgeving?
11.02 Minister Maggie De Block: Mevrouw Kitir, wanneer de
wetgeving in het ene domein verandert, moet de wet in het ander
domein ook kunnen wijzigen. Uw vraag is dus terecht.
Terwijl de gewone regels inzake basisloonberekening streven naar
een basisloon dat overeenkomt met de verdiensten van een volledig
jaar voorafgaand aan het arbeidsongeval en overeenkomstig een
voltijds arbeidsregime, stelt de uitzonderingsbepaling in eerste
instantie dat het basisloon van het slachtoffer dat op het moment van
het arbeidsongeval gepensioneerd is, dient te worden beperkt tot de
grenzen van de toegelaten arbeid die op hem als gepensioneerde van
toepassing zijn. Indien zijn verdiensten als gepensioneerde hoger
liggen dan die grenzen, zal het basisloon tot die grenzen worden
beperkt.
Daarom is ook de vaste rechtspraak, die zich in de loop der jaren rond
de toepassing van het wetsartikel in kwestie heeft gevormd, duidelijk
over de vraag wat dient te gebeuren met het basisloon van een
gepensioneerd slachtoffer dat minder bijverdient dan zijn grens van
toegelaten arbeid. In dat geval zullen de verdiensten niet worden
aangevuld, niet tot een volledige referteperiode is bereikt, maar ook
niet tot de grenzen van toegelaten arbeid.
De overheersende en vaste rechtspraak stelt met andere woorden dat
het basisloon van het gepensioneerde slachtoffer een weerspiegeling
moet zijn van zijn beperkte prestaties die hij als gepensioneerde nog
levert.
Sedert 1 januari 2016 zijn gepensioneerden die nog willen
bijverdienen, onder bepaalde voorwaarden niet meer door grenzen
van toegelaten arbeid gebonden.
Op de vraag of in dergelijke gevallen artikel 37 van de
arbeidsongeschiktheidswetgeving nog van toepassing is, heeft het
beheerscomité van Fedris tijdens de vergadering van 17 juli 2017 en
na consultatie van de werkgroep bevestigend geantwoord.
Het heeft ook zijn goedkeuring gegeven aan een voorstel van de
diensten om artikel 37 te herschrijven, onder andere om een
oplossing te geven aan bekende toepassingsproblemen. De
wetswijziging werd goedgekeurd door het beheerscomité tijdens de
vergadering van juli 2017, en officieel bevestigd tijdens de
vergadering van oktober 2017. Waarschijnlijk zullen wij die
aanpassingen meenemen in een volgende programmawet houdende
diverse bepalingen.
Concreet betekent het dat het basisloon van het bijverdienend
gepensioneerd slachtoffer ook voor de vergoeding van blijvende
ongeschiktheid altijd in overeenstemming zal zijn met het aantal
geleverde prestaties en zijn werkregime als gepensioneerde, ook als
hij of zij op dat moment voldoet aan de voorwaarden om onbeperkt bij
te verdienen. Het enige verschil met de gepensioneerde die wel moet
voldoen aan de grens van toegelaten arbeid, is dat de verdiensten
van die laatste in voorkomend geval nog kunnen worden
geplafonneerd tot de grens van toegelaten arbeid die op hem van
toepassing is. Ook een gepensioneerde die onbeperkt mag
11.02 Maggie De Block,
ministre: Votre question est
fondée, car lorsque la législation
change à un niveau, elle doit
également changer à l'autre
niveau.
Il est exact que, contrairement aux
règles ordinaires en matière de
calcul du salaire de base, le calcul
du salaire de base d'une victime
pensionnée est soumis aux limites
du travail autorisé applicables aux
pensionnés. La jurisprudence
relative aux prestations réduites
est claire dans ces cas: le salaire
de base doit refléter ces
prestations réduites.
Depuis le 1er janvier 2016, les
pensionnés désireux d'arrondir
leurs fins de mois ne sont plus
tenus, moyennant certaines
conditions, de respecter les
plafonds fixés en matière d'activité
autorisée. L'article 37 reste
d'application selon le comité de
gestion de l’Agence fédérale des
risques professionnels, Federis.
Elle accepte toutefois d'adapter
l'article précité, afin de résoudre
quelques problèmes d'application
identifiés. Ces modifications seront
probablement incorporées dans
une prochaine loi-programme
portant des dispositions diverses.
Le salaire de base – base de
calcul des indemnités – doit
refléter la compétitivité de la
victime sur le marché du travail. Si
un pensionné victime d'un
accident limite volontairement ses
prestations, il n'y a aucune raison
de compléter celles-ci pour
atteindre les prestations
complètes.
Par ailleurs, pour l'incapacité de
travail permanente, c'est l'article
42bis de la loi relative à
l'incapacité de travail qui
s'applique à partir de la mise à la
retraite, ceci ayant pour effet de
limiter l'indemnité ou rente
annuelle au montant forfaitaire
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
31
bijverdienen, zal bijgevolg een basisloon hebben dat overeenstemt
met zijn prestaties. Dat betekent een volledig basisloon als hij voltijds
blijft werken, en een proportioneel basisloon als het gaat over een
minder dan voltijdse bijverdienste.
De ratio achter de interpretatie is dat het basisloon, als basis voor de
berekeningen van de vergoedingen, verondersteld wordt de
weerspiegeling te zijn van het concurrentievermogen van het
slachtoffer op de arbeidsmarkt. Als een gepensioneerd slachtoffer zijn
prestaties vrijwillig beperkt, is er volgens de gevestigde rechtspraak
geen reden om de verdiensten aan te vullen tot de volledige
prestaties, ook al zouden de grenzen van toegelaten arbeid voor
gepensioneerden die op hem van toepassing zijn, hiervoor nog ruimte
laten.
Anderzijds vallen slachtoffers van een arbeidsongeval met blijvende
invaliditeit tot gevolg, vanaf hun oppensioenstelling onder toepassing
van artikel 42bis van de wet op de arbeidsongeschiktheid. Dat houdt
een beperking in van de jaarlijkse vergoeding of rente tot het
forfaitaire minimumbedrag van de aanvullende bijslag en dat geldt
ipso facto ook voor slachtoffers die op het moment van het
arbeidsongeval als gepensioneerde bijverdienen. Dat wil zeggen dat,
indien het basisloon werd berekend met toepassing van artikel 37, het
forfaitaire bedrag zelfs wordt gehalveerd. De halvering blijft ook van
toepassing voor gepensioneerden die op het moment van het
arbeidsongeval onbeperkt mochten bijverdienen.
Het beheerscomité heeft een werkgroep belast met een onderzoek
van de mogelijkheden om ook die maatregel aan te passen. De
eerstvolgende vergadering is gepland op 18 januari 2018.
De diensten van Fedris hebben de dossiers die ter bekrachtiging
voorlagen, gedeblokkeerd in augustus 2017, kort na de beslissing van
het beheerscomité van juli. Inzake de berekening van het basisloon
zijn er geen hangende dossiers meer.
De onzekerheid gaat over het aspect van de halvering van het forfait
van de aanvullende bijslag. In de huidige stand van de wetgeving blijft
die maatregel onverkort van toepassing. Het is de bedoeling dat de
werkgroep zo vlug mogelijk een voorstel tot oplossing formuleert en
voorlegt aan het beheerscomité.
Om een idee te hebben over het aantal betrokkenen, er worden
jaarlijks een zestigtal dossiers verwerkt van arbeidsongevallen met
blijvende invaliditeit van slachtoffers die op het moment van hun
arbeidsongeval gepensioneerd waren. Wij verwachten echter dat dat
aantal in de loop van de volgende jaren nog zal stijgen. Het is dus
echt wel nodig dat de kwestie goed geregeld wordt.
minimum de l'indemnité
complémentaire. En cas
d'application de l'article 37,
l'indemnité est même réduite de
moitié. À la demande du comité de
gestion, un groupe de travail
examinera les possibilités
d'adaptation de cette disposition.
La plus prochaine réunion est
prévue pour le 18 janvier 2018.
Une solution sera recherchée
dans les meilleurs délais.
Une soixantaine de dossiers de ce
type par an est concernée mais
nous nous attendons à voir leur
nombre augmenter dans les
années qui viennent.
11.03 Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de minister, bedankt voor uw
uitgebreid antwoord. Het is fijn om te horen dat de nodige stappen al
gezet zijn om een en ander aan te passen. Hopelijk kunnen wij in
onze commissie snel over de wet stemmen, zodat die wijziging snel
ingaat, want dat zal een verbetering zijn voor de betrokkenen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
32
De voorzitter: Vraag nr. 19766 van de mevrouw Jadin wordt omgezet
in een schriftelijke vraag.
Samengevoegde vragen nr. 19910 en nr. 20044 van de heer Daerden
worden geschrapt.
Le président: La question
n° 19766 de Mme Jadin est
transformée en question écrite.
Les questions jointes nos 19910 et
20044 de M. Daerden sont
supprimées.
12 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de omniumverzekering bij verenigingen" (nr. 20028)
12 Question de M. Stefaan Vercamer à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'assurance omnium pour les associations" (n° 20028)
12.01 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw
de minister, dit is een vraag om duidelijkheid vanuit het werkveld.
Een vzw mag tegenwoordig zonder problemen een
omniumverzekering aangaan voor de verplaatsing van de vrijwilligers
en de premies ervan ten laste nemen. Het is ook geen probleem dat
in het kader van een dergelijke verzekering de vereniging de franchise
ten laste van de vrijwilliger aan deze laatste vergoedt. Dat is geregeld,
daarover bestaat duidelijkheid.
Dit brengt echter geen volledige duidelijkheid over de situatie die zich
voordoet als de vereniging zelf geen omniumverzekering heeft
afgesloten voor de verplaatsingen gemaakt door de vrijwilligers in het
kader van hun vrijwilligerswerk. Ook in dat geval is het denkbaar dat
een vrijwilliger een ongeval heeft tijdens zijn verplaatsing en dat de
vereniging waarvoor vrijwilligerswerk wordt verricht, de kosten die de
vrijwilliger moet dragen aan hem of haar terugbetaalt. Ons lijkt het
logisch, naar analogie van de tenlasteneming van de franchise indien
er wel een omniumverzekering werd afgesloten, dat dit noch op
sociaal noch op fiscaal vlak problemen geeft.
Indien de vrijwilliger ten persoonlijken titel een omnium heeft
afgesloten en de vereniging de franchise ten laste van de vrijwilliger
terugbetaalt voor een ongeval tijdens zijn of haar verplaatsing als
vrijwilliger, kan de terugbetaling dan ressorteren onder de
vrijwilligersvergoeding zoals vervat in de wet betreffende de rechten
van vrijwilligers? Is dat ook het geval wanneer het gaat over een
gewone verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid, waardoor de
eigen schade van de vrijwilliger niet is gedekt, en de vereniging de
schade terugbetaalt?
12.01 Stefaan Vercamer
(CD&V): Si un volontaire souscrit
en son nom propre une assurance
omnium et s'il est victime d'un
accident au cours d'un
déplacement effectué en sa
qualité de volontaire, l'association
pour laquelle il travaille peut-elle
rembourser la franchise à charge
du volontaire? Ce remboursement
est-il alors considéré comme une
indemnité perçue dans le cadre du
volontariat? En va-t-il de même si
l'association rembourse un sinistre
pour lequel le volontaire n'est pas
couvert dans le cadre d'une simple
assurance RC?
12.02 Minister Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, artikel 10
van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers
voorziet in twee wijzen van terugbetaling van kosten van vrijwilligers.
Ten eerste is dat de terugbetaling van de reële kosten of de betaling
van een forfaitaire kostenvergoeding. In 2013 was dat 33,36 euro per
dag en 1 334 euro per jaar.
De volgende situaties kunnen zich voordoen. Ten eerste, de
organisatie sluit zelf een omniumverzekering af voor haar vrijwilligers
die met hun auto vrijwilligerswerk verrichten en neemt dan bij een
mogelijk schadegeval de franchise aan de verzekeraar voor haar
rekening.
Zelfs als de organisatie deze franchise niet terugvordert van de
vrijwilliger, wordt deze niet in aanmerking genomen voor de
12.02 Maggie De Block,
ministre: La loi relative aux droits
des volontaires décrit deux
manières de rembourser les coûts
exposés par des volontaires, à
savoir le remboursement des frais
réels ou le paiement d'une
indemnité forfaitaire.
Si le bénévole a contracté lui-
même une assurance omnium et
que l'organisation décide, en cas
d'accident pendant le travail
bénévole, de rembourser la
franchise au bénévole, il s'agit du
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
33
berekening van de kostenvergoedingen van de vrijwilliger. In deze
situatie kan de gewone forfaitaire kostenvergoeding dus nog worden
gegeven voor zijn of haar vrijwilligerswerk. Wij nemen aan dat dit ook
geen broodwinning zal zijn, want dan heeft men toch de nodige
moeilijkheden.
Een tweede mogelijkheid bestaat erin dat de vrijwilliger een
omniumverzekering voor zijn wagen heeft afgesloten en dat de
organisatie besluit om hem of haar de franchise terug te betalen bij
een mogelijk schadegeval tijdens het verrichten van zijn of haar
vrijwilligerswerk. In deze situatie gaat het om de terugbetaling van de
reële kosten die de vrijwilliger heeft gemaakt in het kader van het
vrijwilligerswerk. De terugbetaling van deze kosten is bijgevolg
mogelijk, maar niet in combinatie met de forfaitaire kostenvergoeding.
Artikel 10, § 4 van de genoemde wet stelt uitdrukkelijk dat de
forfaitaire en reële kostenvergoedingen in hoofde van de vrijwilliger
niet mogen worden gecombineerd.
Hetzelfde geldt voor uw vraag over de niet-terugbetaalbare schade in
het kader van de burgerlijke aansprakelijkheid.
remboursement de frais réels. Ce
remboursement ne peut donc être
combiné avec une indemnité
forfaitaire pour frais. Cela vaut
aussi pour les dommages
remboursables dans le cadre de la
responsabilité civile.
12.03 Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u
voor uw duidelijk antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 20250 van de heer Senesael vervalt.
Le président: La question
n°20250 de M. Senesael est
supprimée.
13 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Karin Jiroflée aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "longziekten bij
schoonmaakpersoneel" (nr. 20259)
- de heer Marco Van Hees aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het risico op
longaandoeningen bij het gebruik van schoonmaakmiddelen" (nr. 22823)
13 Questions jointes de
- Mme Karin Jiroflée à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les maladies
pulmonaires chez le personnel de nettoyage" (n° 20259)
- M. Marco Van Hees à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le risque
d'affections pulmonaires lié à l'utilisation de produits d'entretien" (n° 22823)
13.01 Karin Jiroflée (sp.a): Mevrouw de minister, deze vraag dateert
van september, naar aanleiding van berichtgeving in augustus.
Een doctoraatstudie van de vakgroep Sociologie van de VUB bracht
aan het licht dat schoonmakers vaker overlijden door ziekten dan
bedienden en kaderleden, meer bepaald aan longziekten. Mannelijke
schoonmakers overlijden 45 % vaker aan een longziekte dan
bedienden en kaderleden. Bij poetsvrouwen gaat het om een
verhoogd sterfterisico van 16 %. De effecten van het roken werden uit
deze resultaten gefilterd.
De precieze oorzaken zijn niet onderzocht, maar internationaal
onderzoek heeft al uitgewezen dat er een effect is van chemische
poetsmiddelen en biologische stoffen als stof en schimmels op de
longen.
13.01 Karin Jiroflée (sp.a): Une
thèse de doctorat a récemment
mis en évidence que le
pourcentage de décès dus à des
maladies pulmonaires est plus
élevé chez le personnel de
nettoyage que dans d'autres
catégories professionnelles
comme les fonctionnaires ou les
employés. Des études
internationales ont déjà montré
précédemment l'effet sur les
poumons de détergents chimiques
et de substances biologiques
comme la poussière ou les
moisissures.
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
34
Na het roken is er nu ook een duidelijke link tussen schoonmaken en
sterfte. Dat is ontstellend, vooral de hoge cijfers.
Opvallend is dat de effecten het grootst zijn bij huishoudhulpen,
wellicht omdat ze meerdere keren per week of per dag werken met
sterke producten.
Dit bericht verscheen slechts een keer ergens in de krant, waarna er
weinig meer over werd gehoord. Dat vond ik een beetje vreemd, want
dit is toch actueel. Daarom wilde ik u graag vragen, mevrouw de
minister, of u kennis hebt genomen van deze studie? Overweegt u
maatregelen? Gebeurt hier verder onderzoek naar? Hebt u daar weet
van?
La ministre est-elle au courant de
cette étude? Cette question fait-
elle l'objet d'études plus avant?
13.02 Marco Van Hees (PTB-GO!): Madame la ministre, une
enquête menée par la VUB a montré que le personnel de nettoyage
est deux fois plus susceptible de mourir de maladies pulmonaires que
les cadres et employés.
Dans son étude, Laura Van Den Borre a passé en revue la population
active de 1991 à 2011 (travailleurs âgés de 30 à 60 ans) et en a
étudié les causes de décès. Il en ressort que sur les 202 000 décès
parmi les hommes et les 58 000 parmi les femmes, il y a une
mortalité de 45 % plus importante chez le personnel de nettoyage
masculin que chez les employés et les cadres. Pour les femmes, le
risque de mortalité est accru de 16 %. C'est manifestement au niveau
des maladies pulmonaires que se situe la cause principale de décès
dans cette catégorie de travailleurs.
L'étude n'a pas cherché la cause précise de cette surmortalité mais
elle indique que la littérature internationale a déjà montré qu'il y avait
un effet négatif sur les poumons des vernis chimiques et des
substances biologiques telles que les champignons et la poussière.
Pour la première fois, un lien clair est établi entre les activités de
nettoyage et une surmortalité.
L'auteur de l'étude pense que davantage de recherches devraient être
menées sur ces problèmes respiratoires dans l'industrie du nettoyage
et demande une prévention ainsi qu'une formation supplémentaires.
Madame la ministre, allez-vous commander des recherches
supplémentaires sur les dangers pour le personnel de nettoyage,
notamment sur la cause des maladies pulmonaires?
L'étude préconise une prévention et une formation supplémentaires
sur les dangers des produits de nettoyage chimiques pour le
personnel de nettoyage. Irez-vous dans ce sens et organiserez-vous
par exemple une consultation avec les partenaires sociaux?
Prévoyez-vous d'autres mesures?
Travaillez-vous à l'élaboration d'une liste des produits de nettoyage
contenant des substances dont l'impact nocif sur les poumons a été
prouvé?
Êtes-vous prête à faire des recommandations au secteur du
nettoyage, par exemple interdire l'utilisation de certains produits dès
lors qu'il aurait été prouvé qu'ils ont un impact négatif sur la santé?
13.02 Marco Van Hees (PTB-
GO!): Uit een studie van de VUB,
waarbij tussen 1991 en 2011 een
steekproef van werknemers van
30 tot 60 jaar gevolgd werd, blijkt
dat het sterfterisico bij mannelijke
schoonmakers 45 % hoger ligt dan
bij andere werknemers. Bij
vrouwelijke schoonmakers ligt het
sterfterisico 16 % hoger. Long-
aandoeningen vormen de
belangrijkste doodsoorzaak bij
deze werknemers. In de studie
werd niet gezocht naar de
precieze oorzaak van deze
verhoogde sterfte, maar
internationaal onderzoek heeft de
effecten van chemische vernissen,
schimmels en stof op de longen
aangetoond. Voor de eerste keer
wordt er een duidelijk verband
gelegd tussen schoonmaak-
activiteiten en verhoogde sterfte.
Zult u bijkomende onderzoeken
bestellen over de risico's die
schoonmakers lopen en over de
oorzaken van longziektes? Zult u
de sociale partners raadplegen om
de preventie te verbeteren en
opleidingen te organiseren? Zult u
nog andere maatregelen nemen?
Wordt er een lijst opgesteld van
schoonmaakproducten met een
bewezen schadelijk effect op de
longen? Zult u aanbevelingen
doen? Zult u het gebruik van
schadelijke producten verbieden?
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
35
13.03 Minister Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Jiroflée, mijnheer Van Hees, ik heb inderdaad kennisgenomen van
deze studie. De resultaten zijn opvallend. De onderhoudssector is
zeker een risicosector voor werknemers. Deze sector telt heel wat
jobs buiten de kantooruren, waarbij het werkritme en de uitgevoerde
bewegingen ook een risico vormen voor peesaandoeningen,
tendinopathieën, allergische dermatose of zelfs allergisch astma.
Fedris, het Federaal agentschap voor beroepsrisico's, heeft echter
geen weet van een forse toename van het risico van longkanker bij
deze groep werknemers.
13.03 Maggie De Block,
ministre: J'ai pris connaissance de
cette étude. Ses résultats sont
effectivement surprenants. Le
secteur de l'entretien est en tout
cas un secteur à risques où le
travail est effectué en dehors des
heures ouvrables et où les risques
de tendinites, de tendinopathies,
de dermatoses allergiques et
d'asthme sont accrus. Néanmoins,
l’Agence fédérale des risques
professionnels n'a pas connais-
sance d'une hausse du risque de
cancer du poumon.
Par ailleurs, il faut être prudent en tirant les leçons d'une telle étude,
qui compare des travailleurs de statuts différents. D'autres causes
pourraient entrer en ligne de compte pour expliquer ce taux de
mortalité plus important. La corrélation nette entre l'espérance de vie
et le niveau socio-économique d'une population est en effet bien
connue. Il serait dès lors intéressant d'examiner si le personnel du
secteur du nettoyage connaît une morbidité accrue et une espérance
de vie dégradée par rapport à une population du même niveau socio-
économique qui exerce un autre travail.
We moeten voorzichtig zijn,
aangezien er in de studie
werknemers met verschillende
statuten vergeleken worden. Er is
een verband tussen de levens-
verwachting en het sociaal-
economische levenspeil van een
bevolkingsgroep. Men moet dus
nagaan of de levensverwachting
van het schoonmaakpersoneel
afwijkt van die van andere
vergelijkbare beroepsgroepen.
Wat de preventiemaatregelen betreft, die vormen natuurlijk een
bevoegdheid van collega Kris Peeters, de minister van Werk, die
bevoegd is voor het toezicht op de gezondheid van de werknemers.
Les mesures préventives relèvent
de la compétence du ministre de
l'Emploi.
13.04 Karin Jiroflée (sp.a): Mevrouw de minister, bedankt voor uw
antwoord. Ik ben mij er heel goed van bewust dat men niet verder
heeft gezocht omdat dit een doctoraatsstudie was binnen de vakgroep
Sociologie. Daarom heb ik het er ook bij vermeld. Ik ben er mij
eveneens goed van bewust dat wij omzichtig moeten omspringen met
de informatie omdat ook socio-economische aspecten meespelen.
Toch was het een opvallende vergelijking. Ik meen echter dat de
cijfers in die mate opvallend of zelfs alarmerend zijn dat ze nader
onderzoek rechtvaardigen. We zouden dus eventueel het KCE of
andere organen met een verder onderzoek kunnen belasten. Ik zal de
vraag in elk geval ook aan minister Peeters stellen, maar mij lijken
deze cijfers alarmerend genoeg om aan de ene kant voorzichtig te zijn
in de zin zoals u stelt, en aan de andere kant even voorzichtig te zijn
en dat toch eens nader te bekijken.
13.04 Karin Jiroflée (sp.a): Les
chiffres sont tellement alarmants
qu'ils justifieraient une étude plus
poussée par, par exemple, le
KCE. J'interrogerai également le
ministre de l'Emploi à ce sujet.
13.05 Marco Van Hees (PTB-GO!): Madame la ministre, je trouve
que vous "balayez" cette étude un peu facilement. Vous nous dites
que la fédération ne connaît pas le secteur du nettoyage et que
d'autres causes peuvent jouer. Voilà, question suivante! C'est assez
interpellant.
Je suis d'accord avec vous qu'il faut avoir l'esprit critique face aux
conclusions tirées dans toute étude scientifique. D'autres causes,
13.05 Marco Van Hees (PTB-
GO!): U veegt die studie al te vlot
onder de mat. Zelfs als er andere
oorzaken zijn, zoals de correlatie
tussen het sociaal-economische
levenspeil en het sterftecijfer,
wordt er in de studie gewezen op
het hogere sterftecijfer door
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
36
notamment la corrélation entre le niveau socio-économique et le taux
de mortalité, peuvent jouer. Toutefois, il ressort quelque chose de
cette étude. Elle pointe le niveau des maladies pulmonaires. On voit
qu'il y a une surmortalité en général mais une surmortalité encore plus
importante, de l'ordre du double, en matière de maladies pulmonaires.
Même si tout cela doit être vérifié, on peut supposer qu'il y a un lien
avec les produits auxquels sont exposés ces travailleurs. On ne peut
pas balayer aussi facilement une telle étude. Cette étude interpelle et
mérite d'être approfondie.
longziekten die waarschijnlijk door
schoonmaakmiddelen worden
veroorzaakt. Dat dient nader te
worden onderzocht.
13.06 Minister Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, ik wil
opmerken dat alles hier zijn eigen leven begint te leiden.
Mijnheer Van Hees, het ging om een doctoraatsthesis en niet om een
studie. Dat is wel een verschil.
13.06 Maggie De Block,
ministre: Il s'agit bien d'une thèse
de doctorat et non d'une étude.
C'est une thèse, non une étude. Et je dis qu'il faut vraiment effectuer
une étude pour déterminer s'il y a un lien entre les maladies
pulmonaires et le travail ou si ce lien se rapporte plutôt à la situation
socio-économique, ce type de lien étant aussi reconnu.
Enkel aan de hand van een echte
studie kan men vaststellen of er
een verband bestaat tussen
longziekten en het werk, dan wel
aantonen dat het probleem vooral
samenhangt met de sociaal-
economische situatie.
Ik ga dus niet zomaar over tot de orde van de dag. Er ligt echter nog
geen studie voor, er is nog geen bewijs geleverd. Er is wel een thesis,
een doctoraatsthesis. De zaken moeten benoemd worden zoals ze
zijn. Ik vind het belangrijk genoeg om daarop voort te werken, maar er
moet eerst nader onderzoek plaatsvinden op een wetenschappelijk
verantwoorde manier. Tot nader bericht is een thesis geen studie. Ik
ben zelf ook wetenschappelijk opgeleid. Een thesis is een piste die
ontwikkeld wordt en waarmee men iets in de actualiteit brengt, maar
er is dus nog geen echte studie gebeurd.
Je ne passe pas sans plus à
l'ordre du jour. Mais il n'existe
toutefois pas encore de véritable
étude et aucun élément probant
n'a encore été mis en avant. Seule
existe cette thèse. Je trouve que le
sujet est suffisamment important
pour que nous continuions à
l'approfondir. Mais il faut que
d'autres études scientifiques
soient menées.
13.07 Marco Van Hees (PTB-GO!): Madame la ministre, je ne sais
pas si on est d'accord ou pas. Vous dites qu'il faut faire une étude.
C'est exactement ce que je vous demande! Il faut faire une étude. Il y
a cette thèse qui est assez interpellante et je trouve qu'il faut une
initiative de votre part pour faire une étude, effectivement. Si c'est cela
que vous avez voulu dire quand vous avez dit qu'il fallait faire une
étude, on est d'accord. Si ce n'est pas cela, là, je pense qu'il y a un
désaccord.
13.07 Marco Van Hees (PTB-
GO!): Ik vraag u net om het
initiatief voor een dergelijke studie
te nemen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
14 Question de Mme Catherine Fonck à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
statut social des médecins conventionnés actifs au-delà de 65 ans" (n° 20346)
14 Vraag van mevrouw Catherine Fonck aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"het sociaal statuut van geconventioneerde artsen die na hun 65ste actief blijven" (nr. 20346)
14.01 Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, je voudrais
revenir sur le statut social des médecins conventionnés âgés de plus
de soixante-cinq ans. Nous en avions discuté en 2017 au moment du
projet de loi portant dispositions diverses en matière de santé
publique.
14.01 Catherine Fonck (cdH):
Tijdens de besprekingen van de
wet houdende diverse bepalingen
inzake gezondheid had u zich
ertoe verbonden om de voordelen
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
37
Vous vous étiez engagée à maintenir certains avantages statutaires
des pensionnés actifs. Or j'ai pu constater que ce n'était pas toujours
le cas. En outre, dans la rubrique du site de l'INAMI consacrée au
statut social du médecin, j'ai trouvé cette indication: "Dans ce cas,
nous ne pouvons momentanément pas vous verser de cotisations
annuelles. Une concertation est en cours pour déterminer quel
avantage social sera prévu à la place. Comme vous vous trouvez
dans cette situation, nous vous prions provisoirement de ne pas
introduire de demande."
Ma question remonte à plusieurs mois, mais je voudrais savoir in fine
de quoi il retourne pour les médecins conventionnés qui poursuivent
leur activité au-delà de soixante-cinq ans. Bénéficient-ils d'un statut
social correspondant aux engagements que vous aviez pris? D'autres
avantages y suppléent-ils? Si oui, quels sont-ils? Quid de l'attente
d'un accord préconisée par l'INAMI?
van het sociaal statuut te
behouden voor geconventioneerde
artsen die na de pensioen-
gerechtigde leeftijd blijven werken.
Dat wordt echter niet toegepast.
Op zijn website stelt het RIZIV dat
het momenteel geen jaarlijkse
bijdrage kan storten aan
gepensioneerde artsen omdat er
nog steeds overlegd wordt over
het sociaal voordeel dat ervoor in
de plaats komt.
Hebben de geconventioneerde
artsen die hun activiteit na hun
65ste voortzetten, recht op een
sociaal statuut? Stemt dat overeen
met uw verbintenissen? Welke
voordelen krijgen ze eventueel ter
vervanging van dit sociaal statuut?
Het RIZIV raadt de betrokkenen
aan om momenteel geen
aanvraag in te dienen: kan u dit
toelichten?
14.02 Maggie De Block, ministre: Madame Fonck, l'article 17 de la
loi du 18 décembre 2015 visant à garantir la pérennité et le caractère
social des pensions complémentaires et à renforcer leur caractère
complémentaire par rapport aux pensions de retraite mentionne que
la convention de pension reste en vigueur jusqu'à la mise à la retraite.
Partant de l'idée qu'une pension complémentaire représente un
complément à la pension légale, la loi sur les pensions
complémentaires pour indépendants est ainsi modifiée afin de
préciser que le paiement des prestations de pension complémentaire
intervient à l'occasion de la prise en cours effective de la pension de
retraite.
En conséquence, pour les dispensateurs de soins dont la pension
légale a pris ou prendra effectivement cours après le 1er janvier 2016,
les avantages sociaux qui leurs seraient octroyés en vertu du système
classique prévu à l'article 54 de la loi relative à l'assurance obligatoire
Soins de Santé et Indemnités (ASSI), coordonnée le 14 juillet 1994,
ne pourront plus consister en une participation de l'INAMI dans les
primes ou les cotisations pour les conventions de pension de type
social au sens de la réglementation. Les articles 44, § 6 et 54 de cette
loi ne permettront plus de compenser financièrement l'adhésion aux
accords et conventions aux dispensateurs de soins qui, à partir
du 1er janvier 2016, prennent ou ont pris leur retraite effective avec le
bénéfice de leur pension légale.
La modification de la loi relative à l'ASSI, coordonnée le 14 juillet, que
vous venez d'évoquer pallie l'exclusion des dispensateurs de soins
qui se trouvent dans la situation décrite à l'alinéa précédent. En effet,
cette exclusion, si elle persistait, menace le taux d'adhésion aux
conventions et accords de la part des dispensateurs de soins et
mettrait en cause non seulement l'existence des accords médico- et
dento-mutualistes et, de manière plus générale, l'accessibilité à des
14.02 Minister Maggie De Block:
Volgens artikel 17 van de wet van
18 december 2015 houdende de
aanvullende pensioenen blijft de
pensioenovereenkomst van kracht
tot aan de pensionering.
Het aanvullend pensioen vult het
wettelijk pensioen aan. De wet
betreffende de aanvullende
pensioenen voor zelfstandigen
werd dus gewijzigd en bepaalt dat
de uitkeringen inzake aanvullende
pensioenen pas worden betaald bij
de effectieve aanvang van het
rustpensioen.
Voor de zorgverleners van wie het
wettelijke pensioen na 1 januari
2016 een aanvang neemt, kunnen
de sociale voorwaarden van het
klassieke systeem niet langer
bestaan uit een deelname van het
RIZIV in de premies of bijdragen
voor de overeenkomsten tot een
aanvullend sociaal pensioen in de
zin van de desbetreffende
regelgeving. Op grond van de wet
kan het onderschrijven van
akkoorden en overeenkomsten
niet meer financieel worden
gecompenseerd.
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
38
prestations de qualité pour les patients. Ce texte qui était déjà
appliqué aux seuls médecins permet d'octroyer des avantages qui ne
sont pas réputés sociaux aux dispensateurs de soins qui rempliraient
certaines conditions.
Il s'agirait de l'octroi d'une prime à l'adhésion au terme des accords et
conventions. Il est prévu qu'un arrêté royal exécutera les termes
légaux de ce nouvel article 54, § 3. Les travaux concernant ce texte
d'exécution sont en cours avec la collaboration de l'INAMI.
De door u vermelde wetswijziging
ondervangt de uitsluiting van de
zorgverleners in kwestie. Door die
uitsluiting dreigen immers minder
zorgverleners de akkoorden en de
overeenkomsten te onderschrijven
en zou de toegang tot gedegen
zorgverlening in het gedrang
komen. Met die wetswijziging
kunnen er onder bepaalde
voorwaarden voordelen - die niet
als sociale voordelen worden
beschouwd - aan de zorgverleners
worden toegekend: het gaat over
de toekenning van een premie
voor het onderschrijven van de
akkoorden en conventies. Samen
met het RIZIV werken we aan een
uitvoeringsbesluit.
14.03 Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, je vous
remercie. Si je comprends bien, une autre forme d'avantages sera
instaurée pour compenser, peu importe son nom. Je rappelle que ces
pensionnés actifs continuent à payer des cotisations, ce qui est
logique.
Cependant, ce que je sais de cet arrêté royal, par ce qui avait été dit à
son sujet en médico-mut, et par ce que vous aviez vous-même
directement promis aux syndicats, date de nombreux mois. L'arrêté
royal est en cours. Espérez-vous aboutir rapidement? Avez-vous une
idée sur la question?
14.03 Catherine Fonck (cdH): Er
komt dus een andere vorm van
compensatie voor die actieve
gepensioneerden. Zal het
koninklijk besluit eerlang klaar
zijn?
14.04 Maggie De Block, ministre: Cela ne dépend pas de moi. Dès
que les éléments arriveront chez moi, ce sera prêt, mais au sein des
concertations de l'INAMI, je ne sais pas le temps que cela prendra.
14.04 Minister Maggie De Block:
Zodra ik erover beschik, zal het
zeer snel gaan. In dit stadium
hangt dat echter niet van mij af!
Het overleg is nog niet rond.
14.05 Catherine Fonck (cdH): La concertation n'est donc pas
encore terminée.
14.06 Maggie De Block, ministre: Non, en effet.
14.07 Catherine Fonck (cdH): Je vous remercie.
14.08 Maggie De Block, ministre: Dès que le texte arrive chez moi, il
évoluera à la vitesse du TGV.
14.09 Catherine Fonck (cdH): En pratique, j'ai bien votre
engagement qu'en cas d'accord en médico-mut sur le contenu de la
"compensation", si je peux l'appeler ainsi, vous l'avaliserez et
laisserez passer le texte?
14.09 Catherine Fonck (cdH): U
verbindt er zich toe het goed te
keuren zodra er een akkoord
tussen artsen en ziekenfondsen
bereikt is?
14.10 Maggie De Block, ministre: Oui.
14.10 Minister Maggie De Block:
Uiteraard!
L'incident est clos.
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
39
Het incident is gesloten.
15 Questions jointes de
- M. Georges Gilkinet à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'évaluation de
l'accord bilatéral de sécurité sociale conclu entre l'Inde et la Belgique" (n° 20573)
- M. Raoul Hedebouw à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le dumping social
dans le secteur de l'IT" (n° 20989)
- M. Marco Van Hees à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le dumping social
dans le secteur de l'IT" (n° 22826)
15 Samengevoegde vragen van
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de evaluatie
van het bilaterale socialezekerheidsakkoord tussen India en België" (nr. 20573)
- de heer Raoul Hedebouw aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de sociale
dumping in de IT-sector" (nr. 20989)
- de heer Marco Van Hees aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de sociale
dumping in de IT-sector" (nr. 22826)
15.01 Marco Van Hees (PTB-GO!): Monsieur le président, madame
la ministre, selon les chiffres officiels de LIMOSA, le nombre de
contrats de travailleurs indiens détachés dans le secteur informatique
est passé de 1 214 personnes en 2007 à 4 462 en 2016, soit une
augmentation de plus de 300 % en moins de dix ans. De plus en plus
d'entreprises du secteur des télécoms, de conseils en informatique et
même des services publics optent pour des collaborateurs détachés
et sous-traitants pour gérer leurs services informatiques en totalité ou
en partie.
Le salaire annuel total du salarié en informatique moyen en Belgique
est de 49 510 euros. Pour un employé indien détaché, ce montant
n'est que de 40 972 euros, soit le minimum légal. Dans les
entreprises recourant à ces travailleurs indiens, on voit d'ailleurs que
c'est exactement le montant, à l'euro près, du minimum légal qui leur
est offert dans les contrats de travail.
Sans cesse plus de travailleurs détachés n'ont pas les mêmes droits
sociaux que leurs collègues belges. Ils ne peuvent pas être
représentés par un syndicat, ne bénéficient d'aucun avantage social,
parce qu'ils continuent à dépendre du système indien de sécurité
sociale.
Depuis le 1er septembre 2006, un accord de sécurité sociale a été
conclu entre la Belgique et la République d'Inde, permettant des
détachements allant jusqu'à cinq ans. Ceci est énorme, sachant qu'en
Europe, c'est deux ans maximum.
Madame la ministre, pourquoi l'accord prévoit-il un délai plus long que
celui pour le détachement intra-européen? Quelle est votre évaluation
de l'accord avec l'Inde? Une renégociation de celui-ci est-elle
envisagée?
Le ministre de l'Emploi, Kris Peeters, a affirmé, le 23 mai dernier en
commission, que la sécurité sociale fédérale ne peut pas conclure de
nouveaux accords prévoyant une mission à long terme plus longue
que prévu par la réglementation européenne. Partagez-vous ce point
de vue?
De quels droits sociaux les travailleurs indiens détachés disposent-ils
en Belgique? Bénéficient-ils de l'assurance maladie belge, par
15.01 Marco Van Hees (PTB-
GO!): Het aantal contracten van
Indiase werknemers die in ons
land in de IT-sector gedetacheerd
zijn is gestegen van 1 214 in 2007
tot 4 462 in 2016. Het gemiddelde
jaarloon van een werknemer in de
IT-sector bedraagt 49 510 euro in
België, terwijl de gedetacheerde
Indiërs slechts 40 972 euro
verdienen, d.i. het wettelijke
minimumloon om een
werkvergunning te kunnen krijgen.
Ze genieten zelden dezelfde
sociale rechten als hun Belgische
collega's, omdat ze onder de
Indiase sociale zekerheid vallen. In
september 2006 heeft ons land
een akkoord met India gesloten
dat detacheringen van vijf jaar
mogelijk maakt.
Waarom heeft men in het kader
van dat akkoord in een langere
detacheringstermijn voorzien dan
de intra-Europese maximale
detacheringsduur van twee jaar en
de termijn in andere gelijkaardige
bilaterale akkoorden? Hoe
evalueert u het bilaterale akkoord
met India? Zult u nieuwe
onderhandelingen over dat
akkoord opstarten? Onderschrijft u
de uitspraken die de minister van
Werk deed in de commissie-
vergadering van 23 mei 2017 in
verband met de instructie om geen
nieuwe akkoorden te sluiten
waarin er in een langere
detacheringstermijn is voorzien
dan de termijn voor intra-Europese
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
40
exemple?
Quelle est votre opinion sur la proposition de percevoir les cotisations
de sécurité sociale en Belgique, notamment afin de simplifier le travail
d'inspection sociale?
Dans le secteur des technologies de l'information, de nombreux
travailleurs indiens sont employés au minimum légal, ce qui n'était
pas, je suppose, l'intention au départ lorsqu'on a conclu cet accord
bilatéral. Vous convient-il que tous les employés de ce secteur
devraient être employés conformément aux conditions d'emploi des
conventions collectives applicables en Belgique?
Enfin, que pensez-vous du fait d'appliquer la loi sur le détachement en
Belgique à ce cas? Concrètement, la délégation syndicale, le comité
d'entreprise et le comité paritaire pourraient avoir leur mot à dire dans
la décision d'avoir des travailleurs étrangers détachés.
detacheringen? Welke sociale
rechten hebben de Indiase
werknemers in België? Hoe staat
u tegenover het idee om de
sociale bijdragen hier te innen?
Moeten volgens u alle werknemers
uit de sector tewerkgesteld worden
onder de voorwaarden van de
Belgische collectieve arbeids-
overeenkomsten? Moet de wet op
de detachering op dat geval in
België toegepast worden? Kunnen
de vakbondsafvaardiging, de
ondernemingsraad en het paritair
comité inspraak hebben bij de
beslissing om gedetacheerde
buitenlandse werknemers in dienst
te nemen?
15.02 Maggie De Block, ministre: Je vous remercie, monsieur Van
Hees. Évidemment, en 2017 et ce jusqu'au 19 décembre, une
déclaration LIMOSA a été enregistrée pour 3 695 personnes. La
période de détachement prévue dans la convention de sécurité
sociale conclue avec l'Inde est de cinq ans. C'est la même période qui
est prévue dans les conventions avec les États-Unis, le Japon, la
Corée du Sud et l'Australie.
Pour les détachements intra-européens, le règlement européen
prévoit une période initiale de 24 mois, laquelle peut être prolongée.
Pour information, l'Inde a conclu des conventions de sécurité sociale
avec treize pays de l'Union européenne. Dans toutes ces conventions,
il y avait la période de détachement de cinq ans revue.
Y a-t-il une évaluation? Les détachements sont-ils corrects? On me
dit qu'il y a une évaluation permanente sur le caractère correct des
détachements du point de vue de la sécurité sociale et sur le respect
des règles de ce traité. En février 2017, il y a eu une rencontre entre
les représentants du SPI Sécurité sociale et les autorités indiennes
pour arriver à des accords clairs visant à ce que le contrôle soit
permanent.
Entre-temps, les autorités indiennes mettent au point un outil
informatique afin de donner à mes services la possibilité de consulter
la banque de données indienne afin de contrôler si les preuves des
détachements sont correctes et bien présentes dans cette banque de
données.
Lors de la négociation de ce traité, la demande concernait
principalement de nombreuses personnes travaillant dans le domaine
de l'ICT. Il n'est actuellement pas prévu de revoir les termes de ce
traité.
Outre un certain nombre d'autres aspects, cette convention évite que
ces personnes paient deux fois des cotisations sociales et qu'aucune
législation de sécurité sociale ne leur soit applicable. Sans ce traité,
les travailleurs détachés pourraient payer deux fois des cotisations ou
ne bénéficier d'aucune protection de sécurité sociale. En effet, en
15.02 Minister Maggie De Block:
In 2017 werden er Limosa-
aangiften voor 3.695 mensen
ingediend.
De overeenkomst met India
voorziet in een detacherings-
periode van 5 jaar. Die periode
geldt ook voor andere landen.
Wat de intra-Europese
detacheringen betreft, voorziet de
verordening in een initiële periode
van 24 maanden, die verlengd kan
worden. India heeft sociale-
zekerheidsovereenkomsten met
13 Europese landen gesloten, die
allemaal in een periode van 5 jaar
voorzien.
De naleving van de sociale-
zekerheidsbepalingen en van de
overeenkomst wordt permanent
geëvalueerd. In februari 2017
hebben de FOD Sociale Zekerheid
en de Indiase autoriteiten elkaar
ontmoet om duidelijke afspraken
te maken over een permanent
toezicht.
Ondertussen werkt de Indiase
overheid aan een IT-tool waarmee
mijn diensten de Indiase
gegevensbank kunnen raadplegen
om de detacheringsbewijzen te
controleren. Voorlopig is er geen
sprake van een herziening van het
verdrag.
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
41
Inde, la couverture sociale n'est pas obligatoire. Il était donc
nécessaire de signer ce traité afin d'éviter que des personnes se
retrouvent sans protection sociale.
L'employeur des personnes détachées réside en Inde et assure le
paiement des salaires et des cotisations sociales dans le pays
d'origine afin d'éviter le risque d'absence de protection. La personne
détachée ne bénéficie pas de la sécurité sociale belge ni des
protections en cas de maladie, aucune cotisation n'étant payée chez
nous. Par contre, les citoyens belges détachés en Inde conservent
leur droits en Belgique comme s'ils travaillaient ici.
Cela fait une différence s'il s'agit d'une personne d'ici qui travaille en
Inde ou inversement.
Dankzij de overeenkomst wordt
vermeden dat deze werknemers
twee keer sociale bijdragen
betalen en dat ze onder geen
enkele socialezekerheidswet-
geving vallen. In India is sociale
zekerheid niet verplicht. Met dit
verdrag krijgt iedereen een sociale
bescherming.
De werkgever van de
gedetacheerde werknemers
bevindt zich in India. Hij betaalt de
lonen en de sociale bijdragen. De
gedetacheerde werknemer heeft
geen recht op de Belgische sociale
zekerheid of ziekteverzekering,
want hij betaalt geen sociale
bijdragen in België. De Belgische
gedetacheerde werknemers in
India behouden dezelfde rechten
als wanneer ze in België zouden
werken.
De situatie is anders voor een
persoon van hier die in India werkt
dan voor iemand uit India die hier
komt werken.
15.03 Marco Van Hees (PTB-GO!): Madame la ministre, pour ce qui
a trait aux conventions, je constate que, pour le Canada, la Turquie et
les États membres de l'Union européenne, elles ont une durée de
deux ans. Pour la plupart des pays, la règle n'est pas de cinq ans. Je
ne dis pas qu'il n'y en a aucun mais ce n'est pas la majorité. Voilà ma
réponse à un des points que vous avez avancés.
Il n'y a pas d'obligation de couverture sociale. Cela pose problème.
Les syndicats sont particulièrement mécontents par rapport à ce qu'ils
appellent "une forme de dumping social". Ce n'est pas faux. Ce n'est
pas une situation de win-win mais, au contraire, de perdant-perdant.
Les travailleurs indiens sont soumis à des conditions défavorables en
termes de salaire et de couverture sociale et les travailleurs belges
sont soumis à ce dumping social avec des menaces sur l'emploi. Ces
menaces ne sont pas du tout théoriques. Elles sont bien réelles car
des entreprises ont licencié des travailleurs pour les remplacer par
des travailleurs indiens. Il y a vraiment lieu de réfléchir à ce genre
d'accords et de situations qui sont au détriment à la fois des
travailleurs en Belgique et des travailleurs qui viennent d'autres pays.
15.03 Marco Van Hees (PTB-
GO!): De vakbonden veroordelen
scherp die vorm van sociale
dumping, waarbij er enkel
verliezers zijn. In India hebben de
werknemers lage lonen en een
ondermaatse sociale verzekering,
terwijl de situatie een reële
bedreiging in zich bergt voor de
werkgelegenheid in ons land.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
16 Questions jointes de
- Mme Catherine Fonck à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le contrôle des
médecins quant à la délivrance de certificats d'incapacité de travail" (n° 20706)
- M. Jean-Jacques Flahaux à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le contrôle
des médecins en matière de délivrance de certificats médicaux" (n° 20717)
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
42
- M. Jean-Jacques Flahaux à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le contrôle
des médecins en matière de prescriptions abusives de médicaments" (n° 20718)
16 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Catherine Fonck aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het toezicht
op de artsen wat het afleveren van getuigschriften van arbeidsongeschiktheid betreft" (nr. 20706)
- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
toezicht op de artsen wat het afleveren van medische getuigschriften betreft" (nr. 20717)
- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
toezicht op de artsen met betrekking tot het overmatig voorschrijven van geneesmiddelen" (nr. 20718)
16.01 Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, à la mi-
septembre 2017, vous avez communiqué que vous vouliez prendre
des mesures supplémentaires dans le cadre de l'accord d'été
gouvernemental. Parmi celles-ci, une mesure concerne les médecins
qui prescrivent trop de jours de maladie; ceux-ci devront se justifier.
Vous précisez que des lignes directrices seront établies pour les
médecins en ce qui concerne la prescription de jours de maladie.
Ceux-ci seront clairement informés de la manière dont ils doivent fixer
les périodes d'absence. Vous dites que l'on déterminera de manière
objective chez quels médecins la durée et le nombre des périodes
d'incapacité de travail diffèrent de ces mêmes éléments chez les
médecins ayant un profil similaire. Ces différences pourront
s'expliquer par des motifs objectifs et justifiés. Si ces motifs font
défaut, les médecins devront se justifier autrement.
Ceci suscite des interrogations et des questions. Qu'entendez-vous
par "des lignes directrices établies pour les médecins en ce qui
concerne la prescription d'incapacité de travail"? Parlez-vous de
volume? À l'inverse, évoquez-vous des indications ou plutôt un
mélange entre volume et indications? Qui établira ces lignes
directrices? Le "qui" est important. Les représentants de médecins
seront-ils associés à cette réflexion? Quels critères seront-ils utilisés
pour comparer les médecins selon leurs prescriptions de périodes
d'incapacité de travail? Que voulez-vous dire quand vous évoquez le
fait que les médecins devront se justifier si des motifs objectifs et
justifiés font défaut? Quels seront ces motifs objectifs et justifiés?
Prévoyez-vous des sanctions? Si oui, de quelle nature? À qui ces
sanctions seront-elles appliquées?
16.01 Catherine Fonck (cdH): In
september kondigde u aan dat
artsen die te veel ziektedagen
voorschrijven, zich zouden moeten
verantwoorden. Er zou de artsen
worden meegedeeld hoe ze de
afwezigheidsperiodes moeten
vaststellen en men zou nagaan bij
welke artsen de duur van de
periode van arbeidsongeschiktheid
en het aantal keer dat die werd
voorgeschreven, afwijken van het
voorschrijfgedrag van artsen met
een soortgelijk profiel.
Van welke aard zijn de door u
vermelde richtsnoeren? Hebben
ze betrekking op het volume?
Gaat het over aanwijzingen? Wie
zal ze opstellen? Zullen de
artsenvertegenwoordigers erbij
worden betrokken? Op grond van
welke criteria zal men de
voorschrijvende artsen met elkaar
vergelijken? Wat bedoelt u met het
richtsnoer dat inhoudt dat als
objectieve redenen ontbreken,
artsen verantwoording zullen
moeten afleggen? Zult u sancties
opleggen?
16.02 Jean-Jacques Flahaux (MR): Madame la ministre, je me
permets de vous souhaiter, comme ministre de la Santé, une bonne
santé et une bonne sécurité sociale, en cette année 2018.
Ma question date aussi du mois de septembre dernier. J'ai deux
questions: la première sur les certificats médicaux et l'autre sur les
prescriptions abusives de médicaments. Ce n'est pas exactement la
même chose. Le gouvernement fédéral et vous-même avez annoncé
votre volonté de responsabiliser les médecins en renforçant les
contrôles en matière de délivrance de certificats médicaux. En effet,
le coût de ceux-ci pour la sécurité sociale augmente d'année en
année. Il semble donc judicieux de s'attaquer de front à la
problématique des certificats de complaisance.
Pour illustrer mon propos, dans ma propre ville, certains médecins
dont je tairai le nom vendent des certificats de complaisance pour dix
euros, à des élèves pour dispenser ceux-ci d'aller à l'école, à l'Institut
16.02 Jean-Jacques Flahaux
(MR): U wilt de artsen
responsabiliseren door de
controles op het uitschrijven van
doktersattesten aan te scherpen.
Er moet inderdaad worden opge-
treden tegen conveniënte
doktersbriefjes, die de sociale
zekerheid steeds meer geld
kosten.
In 2016 werd er een eerste stap
gezet met het nieuwe getuigschrift
van arbeidsongeschiktheid, dat
een betere samenwerking tussen
de behandelend arts en de
adviserend arts mogelijk maakt. U
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
43
Notre-Dame de Bonne-Espérance, pour ne pas citer l'établissement.
En 2016, un premier pas a déjà été franchi dans cette direction, avec
la mise en place de nouveaux certificats d'incapacité de travail ayant
pour objectif une meilleure collaboration entre médecin traitant et
médecin-conseil. Vous souhaitez aller plus loin en réalisant des
contrôles approfondis.
Existe-t-il une estimation des effets positifs produits depuis
l'instauration de ce nouveau certificat d'incapacité? Quels sont ces
effets? Avez-vous une estimation de ce que représente la
problématique des certificats de complaisance dans notre pays?
Concrètement, quel type de sanctions envisagez-vous à l'encontre
des praticiens délivrant de tels certificats?
Pour la question relative aux prescriptions abusives de médicaments,
on sait que l'INAMI se fonde sur une série d'indicateurs de déviation
manifeste. À défaut, ce sont des critères de dispensateurs
normalement prudents et diligents. Quel bilan pouvez-vous tirer de
ces contrôles, madame la ministre? Observe-t-on une diminution de
cette pratique? Sur une base annuelle, combien de dossiers ont-ils
été ouverts? Ont-il donné lieu à des sanctions? Dans l'affirmative,
dans quelle mesure?
wilt dit nu zeer grondig
controleren.
Werden de positieve effecten van
dit nieuwe getuigschrift geëva-
lueerd? Zo ja, wat zijn de positieve
effecten? Beschikt u over een
schatting van het aantal
conveniënte doktersattesten?
Welke sancties hangen er artsen
die frauderen boven het hoofd?
Welke balans maakt u op van de
controles op het onrechtmatig
voorschrijven van genees-
middelen? Stelt men een daling
vast? Hoeveel dossiers werden er
jaarlijks geopend? Werden er in
sommige dossiers sancties
opgelegd?
16.03 Maggie De Block, ministre: Madame Fonck, monsieur
Flahaux, le nouveau certificat d'incapacité de travail, avec la date de
fin, est en vigueur depuis le 1er janvier 2016. En ce qui concerne
l'impact du nombre de jours de maladie reconnue et la durée
moyenne de l'incapacité de travail, je vais vous communiquer un
tableau, qui présente le nombre de périodes de maladie par durée.
L'évolution 2015-2016 y est représentée.
Nous pouvons globalement constater une légère augmentation, non
significative, de périodes de maladie de courte durée et une légère
diminution, également peu significative, des périodes de maladie de
plus longue durée. Le moment charnière se situe autour de trois mois
pour les chômeurs et autour de cinq mois chez les personnes actives.
La durée moyenne en incapacité de travail a diminué de quatre jours:
154 en 2016 au lieu de 158 en 2015.
En ce qui concerne le nombre de personnes en incapacité de travail
primaire, nous pouvons constater une légère augmentation du
nombre de personnes actives, mais aussi une nette diminution du
nombre de chômeurs reconnus en incapacité de travail.
S'agissant du nombre de personnes qui tombent sous le régime
d'invalidité après une période d'incapacité de travail primaire, nous
constatons le même phénomène: une légère augmentation du
nombre de personnes actives, ainsi qu'une nette diminution du
nombre de chômeurs reconnus comme étant invalides. Il est
cependant impossible de mesurer si les constatations résultent de
l'impact du nouveau certificat d'incapacité de travail.
Pour répondre à la deuxième question de M. Flahaux, il convient de
distinguer les différents certificats de maladie qu'un médecin peut être
amené à rédiger. Un tel document peut être destiné, entre autres, à
l'employeur, à une école ou au médecin-conseil de l'organisme
16.03 Minister Maggie De Block:
Het nieuwe getuigschrift van
arbeidsongeschiktheid waarin de
einddatum wordt vermeld, is sinds
1 januari 2016 van toepassing. Ik
overhandig u het overzicht van het
aantal ziekteperiodes per duur, en
van de evolutie in 2015 en 2016.
Er is een lichte stijging van het
aantal kortdurende ziekteperiodes
en een lichte daling van het aantal
langdurige ziekteperiodes. Het
kantelmoment ligt op drie
maanden ziekteverlof voor
werklozen en vijf maanden voor
werkende personen. De
gemiddelde duur van de
arbeidsongeschiktheid is in één
jaar tijd gedaald van 158 naar 154
dagen. Er is een lichte stijging van
het aantal primair arbeids-
ongeschikte werkende personen
en een duidelijke daling van het
aantal primair arbeidsongeschikte
werklozen.
Ook het aantal werknemers die na
een periode van arbeidsonge-
schiktheid invalide worden
verklaard, neemt licht toe, terwijl
het aantal werklozen sterk
afneemt. We kunnen niet weten of
dat het gevolg is van het nieuwe
getuigschrift.
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
44
assureur.
En matière d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, la
déclaration de l'incapacité de travail se présente sous la forme d'un
certificat délivré par le médecin traitant et dont le modèle est imposé.
En ce qui concerne l'indemnisation par l'organisme assureur, le
médecin-conseil de la mutualité est responsable de l'évaluation et, à
ce titre, reconnaît ou refuse l'incapacité de travail, tant au cours de la
période d'incapacité que durant celle de l'invalidité - en d'autres
termes, après plus d'un an d'incapacité. Il reste à tout moment
compétent pour mettre fin à la reconnaissance de l'incapacité de
travail.
L'INAMI est compétent en termes de contrôle, mais seulement pour
les certificats ayant donné lieu à indemnisation par l'assurance
obligatoire soins de santé et indemnités. Les certificats de
complaisance pour incapacité de travail concernent pratiquement la
seule période de salaire garanti.
Le service d'évaluation et de contrôle médical ne peut pas fournir
d'estimation du nombre de certificats de complaisance, puisqu'il ne
dispose pas de ces données pour la période de salaire garanti.
Le certificat utilisé dans le cadre de l'assurance obligatoire est
spécifique et contraint le prescripteur à motiver médicalement cette
incapacité. Le contrôle par le médecin-conseil de l'organisme
assureur se situe sur le plan de l'évaluation médicale de l'incapacité
de travail. Un employé reconnu par ledit organisme s'expose à des
sanctions s'il accomplit un travail non autorisé par le médecin-conseil.
Les contrôles sociaux du service du contrôle administratif ont la
compétence de contrôle en la matière. En 2016, ils ont constaté
399 cas. Toutefois, cela ne signifie pas qu'il y ait eu des certificats de
complaisance.
Le Service d'évaluation et de contrôle médicaux (SECM) publie des
brochures d'information à l'attention des dispensateurs de soins sur la
réglementation INAMI. Tout problème concernant les certificats
médicaux peut être signalé par tout citoyen à l'Ordre des médecins.
Les médecins peuvent s'exposer à des sanctions par l'Ordre des
médecins sur le plan déontologique. Les médecins sont conscientisés
par le Code de déontologie.
Il existe aussi des possibilités de poursuivre et de sanctionner au
pénal celui qui délivre un certificat de complaisance, comme celui qui
en fait usage. En effet, la délivrance et l'usage de ce type de certificat
peuvent être punis soit comme usage de faux en droit pénal social,
soit comme escroquerie en droit pénal social, soit encore comme
déclaration inexacte d'un praticien de l'art de guérir, dans le Code
pénal également. Ces faits sont aussi visés par l'article 204 du Code
pénal concernant le faux certificat médical. Le SECM examine si
d'autres mesures pourraient être émises à l'encontre des auteurs de
ce type d'infraction.
En ce qui concerne les questions de Mme Fonck, les lignes
directrices concernant les prescriptions d'incapacité de travail seront
établies par un groupe de travail constitué au sein du Collège national
Men moet een onderscheid maken
tussen de getuigschriften die
bestemd zijn voor de werkgever,
een school en de adviserend arts
van de verzekeringsinstelling.
Wat de verplichte verzekering
betreft, gebeurt de verklaring van
arbeidsongeschiktheid via een
door de behandelend geneesheer
opgesteld attest, dat aan een
voorgeschreven model moet
beantwoorden.
Wat de vergoeding door de
verzekeringsinstelling betreft, is de
adviserend arts van het zieken-
fonds verantwoordelijk voor de
evaluatie. Hij erkent of verwerpt de
arbeidsongeschiktheid en kan de
erkenning op ieder moment
intrekken.
Het RIZIV kan alleen de
getuigschriften controleren die
aanleiding hebben gegeven tot
een vergoeding in het kader van
de verplichte verzekering.
Conveniënte attesten worden
vrijwel altijd afgegeven tijdens de
periode waarin het loon gewaar-
borgd is. De Dienst voor
geneeskundige evaluatie en
controle beschikt derhalve niet
over de gegevens.
Op het specifiek voor de verplichte
verzekering bestemde attest moet
de voorschrijver de ongeschiktheid
medisch motiveren. De adviserend
arts controleert de medische
evaluatie van de ongeschiktheid.
Een werknemer riskeert sancties
als hij werk verricht waarvoor de
adviserend arts geen toestemming
heeft gegeven.
De 399 in 2016 vastgestelde
gevallen betekenen niet nood-
zakelijk dat er conveniënte
doktersattesten werden
afgeleverd.
De zorgverstrekkers worden
ingelicht via brochures. Elk
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
45
de médecine d'assurance sociale. Les divers représentants des
associations des médecins sont intégrés dans ce groupe de travail.
Les critères utilisés par la comparaison entre les médecins avec un
profil similaire seront principalement la durée et le nombre
d'incapacités de travail prescrites selon les pathologies.
Le médecin avec un profil de prescripteur, qu'on pourrait qualifier de
outlier, pourra être identifié et aura la possibilité de motiver et
d'expliquer son comportement. Les motifs objectifs et justifiés peuvent
être les différences entre les caractéristiques spécifiques des
patients, comme l'âge ou la situation sociale. Le Service d'évaluation
et de contrôle examine quelles mesures pourraient être prises à
l'encontre des médecins prescripteurs outliers.
En ce qui concerne la question de M. Flahaux, au cours de
l'année 2014-2015, 45 dossiers relatifs à l'usage et à l'abus
d'analgésiques et aux narcotiques ont été traités. Le profil de
prescription et de médication des prescripteurs et utilisateurs a été
analysé sur base des données de tarification de toutes les officines
ouvertes au public. Dans trois cas sur les 45, il a été constaté
l'entretien de la toxicomanie par le prescripteur.
Quand le service d'évaluation des contrôles médicaux de l'INAMI
constate, après analyse des données de tarification et audition des
médecins, que le prescripteur a prescrit des médicaments superflus
ou inutilement onéreux, il peut uniquement être sanctionné après une
période de monitoring de six mois par le SECM. Le prescripteur ne
peut être sanctionné que s'il ne change pas son comportement de
prescription au cours de la période de monitoring.
Les dossiers des trois médecins placés sous monitoring ont été
transmis à l'Ordre des médecins et à la commission provinciale des
médecins. L'un d'eux a été transmis au parquet. Après monitoring, les
trois médecins ont modifié leur comportement de prescription. Ils
restent cependant toujours sous monitoring avec une vigilance
accrue.
Je vous transmettrai le tableau, dont les chiffres s'étalent d'une
semaine à une année.
probleem kan worden gemeld aan
de Orde der artsen, die
deontologische sancties kan
uitspreken.
De arts die een conveniënt
doktersattest aflevert en de
persoon die dergelijke
doktersattesten gebruikt, stellen
zich bloot aan strafrechtelijke
vervolgingen en straffen.
De Dienst voor geneeskundige
evaluatie en controle onderzoekt
of er andere maatregelen kunnen
worden genomen tegen wie
dergelijke inbreuken pleegt.
Het Nationaal College voor Sociale
verzekeringsgeneeskunde, waarin
vertegenwoordigers van de artsen-
verenigingen zitting hebben, zal
richtlijnen voor het beoordelen van
arbeidsongeschiktheid uitwerken.
Vooral het aantal voorgeschreven
periodes van arbeidsongeschikt-
heid en de duur ervan in functie
van de pathologie zullen als
criteria voor de vergelijking
gehanteerd worden.
De arts die als outlier wordt
geïdentificeerd zal de kans krijgen
om zijn voorschrijfgedrag toe te
lichten. De specifieke kenmerken
van de patiënten kunnen als
objectieve en gerechtvaardigde
redenen worden beschouwd. De
dienst buigt zich over de
maatregelen die tegen outliers
genomen kunnen worden.
In 2014-2015 werden er 45
dossiers in verband met het
gebruik of misbruik van pijnstillers
of verdovende middelen be-
handeld. Het voorschrijf- en
medicatieprofiel werd geana-
lyseerd op grond van de
tariferingsgegevens van alle voor
het publiek toegankelijke
apotheken. In drie gevallen stelde
men vast dat de voorschrijver de
drugsverslaving in stand hield.
Wanneer de Dienst voor
geneeskundige evaluatie en
controle van het RIZIV vaststelt
dat er overbodige of onnodig dure
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
46
geneesmiddelen worden voorge-
schreven, kan de voorschrijver pas
na een follow-up van zes maanden
een sanctie opgelegd krijgen en
enkel als een gedragswijziging
uitblijft.
Het dossier van de drie artsen
werd overgezonden aan de Orde
der artsen en aan de provinciale
geneeskundige commissie. Een
van de dossiers werd overge-
maakt aan het parket. De drie
artsen hebben hun
voorschrijfgedrag gewijzigd, maar
staan nog onder toezicht.
16.04 Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, je vous remercie
pour votre réponse. Je ne dispose pas encore des tableaux mais vous
nous les ferez parvenir. Nous verrons alors ce qu'il en est puisque,
manifestement, une série de données ne sont pas significatives de
l'évolution et d'ailleurs, pour parler d'évolution, il nous faudrait
analyser plusieurs années et pas seulement une seule.
Vous avez rappelé la législation existante, point sur lequel je me
permets d'insister à nouveau. Lors de votre déclaration au mois de
septembre, la manière avec laquelle cela a été présenté laissait à
penser que les médecins devaient être, d'abord et avant tout,
considérés comme suspects.
Je pense pouvoir dire avec force que la toute grande majorité des
médecins respecte les règles. Par ailleurs, cela laissait penser qu'il
n'existait rien, alors que tout le monde sait que les certificats de
complaisance sont, depuis longtemps, potentiellement sanctionnables
avec différentes catégories.
Monsieur Flahaux, dans vos propos, vous visez des médecins et un
collège. Ce sont des accusations graves qui demandent des preuves.
Les sanctions existent et si vous avez des preuves, c'est de votre
devoir de les transmettre au parquet. Mais attention à ne pas faire des
accusations sans preuve, surtout des accusations aussi graves que
celle-là. Je voulais ici rappeler, à vous en particulier, que les certificats
de complaisance sont sanctionnables et sanctionnés depuis très
longtemps. Ce gouvernement-ci n'a rien inventé.
Enfin, madame la ministre, j'entends bien les éléments relatifs aux
nouvelles potentielles décisions et éventuels ajustements
supplémentaires par rapport aux sanctions qui existent déjà et qui
sont anciennes. J'entends qu'on travaille avec les représentants
médicaux. J'entends que vous avez travaillé sur la durée et le nombre
pour ce qui est du volume.
Je vous rends attentive si vous commencez à travailler sur les
indications personnelles des patients en tant que telles. De fait,
auprès de qui des outliers, comme vous les appelez, devront-ils se
justifier? Auprès du médecin-conseil? Auprès éventuellement de
l'office de contrôle? Comment cela sera-t-il articulé avec les
médecins-contrôle qui existent déjà et qui sont censés faire ce travail?
16.04 Catherine Fonck (cdH):
Voor er van een evolutie kan
worden gesproken, zouden de
gegevens van verscheidene jaren
bestudeerd moeten worden. De
manier waarop u de zaken in
september voorstelde wekte de
indruk dat de artsen beschouwd
moesten worden als verdacht,
terwijl de overgrote meerderheid
van de artsen de regels naleeft.
Het uitreiken van conveniënte
doktersattesten kan al lang
worden gesanctioneerd; de
huidige regering heeft dit niet
uitgevonden. Op wie doelde u,
mijnheer Flahaux? Uw
beschuldigingen zijn ernstig, en
moeten met bewijzen gestaafd
worden. Als u die hebt, is het uw
plicht die aan het parket te
bezorgen.
Mevrouw de minister, ik begrijp dat
men samen met de artsen-
vertegenwoordigers werkt aan
mogelijke beslissingen over en
aanpassingen van de bestaande
sancties. U zult zich over de duur
en het aantal voorschriften buigen.
Als u uitgaat van de persoonlijke
indicaties van de patiënten, zal de
uitschieter zich dan moeten
verantwoorden bij de adviserend
arts of bij de controledienst? Hoe
rijmt zo een regeling met de taak
van de controleartsen, die dat
werk zouden moeten uitvoeren?
Voor een individuele situatie is het
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
47
Par ailleurs, dans une situation individuelle, il est extrêmement
compliqué de faire une comparaison sur la base d'une indication telle
qu'elle est libellée au niveau du certificat médical. À cet égard, il y a
encore du travail à réaliser avec les représentants des médecins.
Enfin, madame la ministre, je regrette un peu la manière avec laquelle
vous avez communiqué au mois de septembre. Vous l'avez fait de
manière assez provocatrice, comme s'il n'existait rien aujourd'hui en
matière de législation. C'est faux. Il existe déjà beaucoup de choses,
des contrôles et des sanctions. C'est apparu, à ce moment-là, comme
étant un sous-entendu assez "grossier" que les médecins devaient
être considérés d'office comme des suspects. C'est dommage.
moeilijk een vergelijking te trekken
op basis van de indicatie op het
doktersattest. Samen met de
artsenvertegenwoordigers moet er
nog heel wat werk worden verricht.
Ik betreur uw provocatieve
communicatie van september; op
die manier insinueerde u dat er
geen wetgeving bestond en dat
alle artsen verdacht waren.
16.05 Maggie De Block, ministre: (…)
16.06 Catherine Fonck (cdH): Si vous me permettez de terminer, ce
n'est pas mon interprétation. Je peux d'ailleurs vous dire que si j'ai
déposé une question sur ce sujet, c'est d'abord et avant tout parce
que j'ai reçu un nombre incroyable de mails de médecins. Je vous le
dis simplement. Les syndicats ont d'ailleurs réagi. Je constate qu'ils
sont maintenant associés à ces fameuses lignes directrices. C'est un
minimum et nous verrons quel travail pourra être réalisé. J'ose
espérer qu'il sera constructif et réalisé de manière attentive aux
réalités personnelles des patients.
16.06 Catherine Fonck (cdH): Ik
heb hierover een vraag ingediend
omdat ik ongelooflijk veel e-mails
van artsen gekregen heb. De
vakbonden hebben gereageerd, zij
worden nu betrokken bij de
uitwerking van deze richtsnoeren.
Ik hoop dat men de concrete
situatie van de patiënten niet uit
het oog zal verliezen.
16.07 Jean-Jacques Flahaux (MR): Puisqu'elle s'en est prise à moi,
j'en profite pour dire que ma collègue, Mme Fonck, a parfois l'art de
faire se battre entre eux deux frères ou sœurs. Franchement, elle
interprète les choses. Je considère que l'écrasante majorité du corps
médical est tout à fait respectueuse à la fois des certificats et des
prescriptions. Mais il y a des abus et je pense que, dans ce domaine
comme dans d'autres, le gouvernement actuel prend le taureau par
les cornes. Non seulement il améliore et peaufine les législations
existantes, mais il les met en œuvre. C'est aussi important. C'est
souvent quand quelques-uns commettent des abus, que l'opinion
publique a tendance à généraliser, alors qu'il s'agit souvent de faits
extrêmement minoritaires. C'est aussi un peu le sens de ma question.
Je ne suis pas là pour la défendre, mais je ne pense pas non plus que
Mme le ministre ait une attitude provocatrice.
En tout cas, le corps médical, que je connais bien moi aussi, n'a pas
ressenti cela comme ça, mais comme une façon de remettre les
pendules à l'heure.
16.07 Jean-Jacques Flahaux
(MR): Ik meen ook dat de
overgrote meerderheid van de
artsen de regels inzake
getuigschriften en voorschriften
naleeft, maar er zijn misbruiken.
De regering verbetert de wetten
hierover en voert ze uit. Ik geloof
ook niet dat de minister wilde
provoceren.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
17 Question de M. Jean-Jacques Flahaux à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique
sur "le statut des personnes prostituées" (n° 21289)
17 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de status van sekswerkers" (nr. 21289)
17.01 Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, cette
question fera plaisir à Mme Fonck puisque le cdH voulait la mettre de
façon prioritaire à l'ordre du jour du Comité d'avis pour l'Émancipation
sociale. Mais comme le cdH n'était pas présent en commission pour y
défendre sa proposition, elle ne sera pas retenue.
17.01 Jean-Jacques Flahaux
(MR): Het cdH wilde in het
Adviescomité voor de
Maatschappelijke Emancipatie van
de situatie van de sekswerkers
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
48
Madame la ministre, une fois encore, la question de la prostitution
s'est récemment retrouvée sur le devant de la scène suite à la
campagne de publicité d'un site web invitant les étudiantes à s'inscrire
pour fréquenter des sugar daddy.
Au-delà de la problématique de la prostitution étudiante, j'aimerais
revenir avec vous sur la question de la prostitution en général. J'avais
précédemment adressé une question similaire au ministre de la
Justice, lequel m'a recommandé de m'adresser à vous.
Madame la ministre, la situation reste floue dans notre pays en
matière de prostitution. À l'heure où certains pays européens ont
décidé de suivre la voie d'une interdiction alors que d'autres, comme
nos voisins néerlandais, ont décidé d'encadrer ce phénomène, nous
connaissons une situation plus complexe. En effet, chez nous, depuis
1948, seuls les articles 379 et suivants du Code pénal traitent de la
question. Ils ne répriment pas la prostitution en tant que telle mais
bien une série de comportements qui entourent cette activité. La
Belgique mène donc une politique de tolérance à l'égard de la
prostitution.
Pourtant, aucun statut juridique n'existe pour les personnes
prostituées. Elles seraient, selon les estimations, autour de 20 000,
dont 80 % de femmes. Cela représenterait une femme active sur
cent. Sans statut, ces personnes se retrouvent particulièrement
démunies et sans protection.
Madame la ministre, sans entrer dans une discussion morale mais en
adoptant une posture pragmatique, quelle est votre position sur cette
problématique? Envisagez-vous de faire évoluer la législation en la
matière? Si oui dans quel sens?
Je pense également au problème des "encadreurs" ou des
"maquereaux". Comme vous êtes également ministre de la Santé, il
est aussi important que des contrôles sanitaires soient effectués.
een prioriteit maken. Daar het cdH
echter afwezig was, zal dat
voorstel niet in aanmerking
worden genomen.
Sommige Europese landen
hebben beslist om prostitutie te
verbieden, andere om flankerende
maatregelen te treffen. In België
worden sinds 1948 bij de
artikelen 379 en volgende van het
Strafwetboek niet de prostitutie
zelf, maar de gedragingen errond
beteugeld. Er bestaat echter geen
wettelijk statuut voor de ongeveer
20.000 sekswerkers, die geen
bescherming genieten.
Hoe staat u daar in de praktijk
tegenover? Zal u de wetgeving
wijzigen, met name met betrekking
tot de pooiers en de sanitaire
controles?
17.02 Maggie De Block, ministre: Monsieur Flahaux, le fait qu'il
n'existe aucun statut social spécifique pour une activité donnée ne
signifie pas que les personnes qui exercent cette activité ne
bénéficient d'aucune protection sociale. Ces personnes tombent alors
sous la règle générale et comme pour toute autre activité, il faudra
déterminer sur la base de la situation concrète si l'intéressé est un
travailleur salarié ou un indépendant.
S'il est question d'un contrat de travail, en d'autres termes si les trois
éléments constitutifs d'un contrat de travail sont présents, à savoir un
salaire, des prestations et une autorité, l'intéressé est assujetti au
régime de sécurité sociale des travailleurs salariés. L'employeur devra
alors verser des cotisations et le travailleur se constituera des droits
sociaux grâce à cet emploi. Même si la prostitution va de pair avec
des actes d'ordre pénal, les cotisations de sécurité sociale sont
toujours dues. S'il n'y a aucun contrat de travail, il convient de vérifier
si les conditions sont réunies pour pouvoir être considéré comme
indépendant. Le cas échéant, l'intéressé devra s'affilier comme
indépendant et verser des cotisations en tant que tel. Les différents
services d'inspection sociale sont compétents en matière de contrôle
des règles.
17.02 Minister Maggie De Block:
Het ontbreken van een specifiek
sociaal statuut voor een bepaalde
activiteit betekent niet dat de
personen die die activiteit
uitoefenen geen sociale
bescherming genieten! Die
personen vallen onder de
algemene regel. Er moet worden
nagegaan of ze in loondienst dan
wel als zelfstandige werken.
Als er sprake is van een loon,
arbeidsprestaties en een
gezagsrelatie, valt de betrokkene
onder het stelsel van sociale
zekerheid voor werknemers. De
werkgever moet sociale bijdragen
betalen en de werknemer bouwt
dankzij zijn werk sociale rechten
op. Ook al gaat het over strafbare
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
49
D'autres éléments sont importants. Nous sommes en train d'y
travailler, notamment le financement des gens qui travaillent avec les
prostitué(e)s. Nous progressons bien. Jusqu'à présent, il n'y a pas
trop de problèmes.
feiten, de socialezekerheids-
bijdragen moeten sowieso betaald
worden.
Als de bestanddelen van de
arbeidsovereenkomst er niet zijn,
moet men nagaan of de
voorwaarden zijn vervuld om de
betrokkene te kunnen aanmerken
als zelfstandige, of hij of zij
ingeschreven is als zelfstandige en
of hij of zij sociale bijdragen
betaalt. De sociale-inspectie-
diensten zijn bevoegd voor de
controle van de naleving van de
regels.
We buigen ons over de kwestie
van de financiering van personen
die met sekswerkers werken.
17.03 Jean-Jacques Flahaux (MR): Je remercie madame la
ministre pour sa réponse qui montre qu'elle est tout à fait consciente
de la situation et qu'elle essaie d'améliorer les choses. Cela relève du
bon sens. La situation est meilleure chez nous qu'en France, où l'on
en vient même à criminaliser le client. Pourtant, on sait très bien que
la prostitution existe encore dans les faits. Il vaut donc mieux
régulariser les choses. Je vous remercie.
17.03 Jean-Jacques Flahaux
(MR): U gaat met gezond verstand
te werk. Het is inderdaad beter om
te regulariseren wat toch bestaat.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
18 Questions jointes de
- M. Jean-Jacques Flahaux à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'incompatibilité entre indemnité de maternité et participation au conseil communal" (n° 21296)
- M. Jean-Jacques Flahaux au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et des
Consommateurs, chargé du Commerce extérieur, sur "l'application des lois sociales aux élues en
congé de maternité" (n° 21513)
18 Samengevoegde vragen van
- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
onverenigbaarheid van een moederschapsuitkering met de uitoefening van een mandaat als
gemeenteraadslid" (nr. 21296)
- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en
Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, over "de toepassing van de sociale wetten op
verkozenen met moederschapsverlof" (nr. 21513)
18.01 Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, madame
la ministre, j'avais posé deux questions différentes. L'une vous était
adressée en tant que ministre des Affaires sociales. L'autre était
adressée au ministre Kris Peeters. Malheureusement, je vois que
cette question a été renvoyée vers vous, alors qu'elle était formulée
de manière différente en fonction des compétences du ministre. Je
poserai donc d'abord la question qui vous était adressée en propre.
J’ai récemment été interpellé par une conseillère au sein du conseil
communal que je préside. Future maman, celle-ci a soulevé
l’incompatibilité entre le fait de percevoir des indemnités de maternité
et la participation au conseil. Depuis lors, elle ne siège plus. Entre-
18.01 Jean-Jacques Flahaux
(MR): Een zwanger gemeente-
raadslid heeft op een vergadering
van de gemeenteraad waarvan ik
de voorzitter ben, aangestipt dat
het onmogelijk is om een
moederschapsuitkering te
combineren met een mandaat in
de gemeenteraad. De wet bepaalt
dat plaatselijke mandatarissen hun
mandaat niet mogen uitoefenen
tijdens de tijdvakken van
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
50
temps, elle a eu son bébé, et heureusement, puisque c'était le
5 octobre.
La loi coordonnée du 14 juillet 1994 relative à l’assurance obligatoire
soins de santé et indemnités dispose en effet que les mandataires
locaux féminins se trouvant en période de protection de la maternité
sont dans l’impossibilité de continuer à exercer leur mandat. Dans le
cas où l’activité n’est pas arrêtée, les indemnités ne sont plus dues.
Dans les faits, les jeunes mamans ont donc interdiction de siéger, ce
que je trouve scandaleux.
Cette situation pose doublement question. Premièrement, comment
justifier que l’on empêche une personne élue d’exercer son droit
fondamental, celui d’exercer le mandat que lui ont confié les citoyens?
Cela peut également causer des problèmes d’organisation au sein du
conseil de sa commune. Ce n'est pas le cas de la mienne, mais cela
peut poser problème dans le cas de communes où la majorité est
scherp, si j'ose dire, à un siège près, et que celui-ci est occupé
justement par une jeune maman.
Deuxièmement, comment justifier une telle situation à l’heure où l’on
plaide pour une mixité toujours plus grande au niveau politique? Cette
règle ne constitue-t-elle pas un frein pour de nombreuses femmes
voulant s’engager dans la vie politique au niveau local? Madame la
ministre, quelle est votre position sur cette problématique? Que
pouvez-vous faire pour, éventuellement, faire évoluer la situation?
Je poursuis par la question que j'avais adressée au ministre Peeters.
L'introduction est globalement la même. Il faudra faire sortir ce statut
du cadre actuel de l'emploi salarié. C'est la réflexion que j'adressais
au ministre Peeters. Je lui demandais quelles pistes pouvaient être
envisagées pour modifier ce statut et permettre aux dames sous
certificat médical d'assumer néanmoins leurs engagements
politiques.
Qu'arriverait-il à un papa footballeur amateur, en congé de paternité,
qui gagnerait une prime de match? Devrait-il s'abstenir lui aussi de
servir son club? Il ne s'agit pas seulement des femmes. Cela pourrait
potentiellement concerner les hommes.
Je vous passe la patate chaude, madame la ministre.
moederschapsbescherming. Als zij
dat wel doen is de uitkering niet
meer verschuldigd.
Hoe kan men rechtvaardigen dat
een persoon zijn mandaat niet
meer mag uitoefenen? Deze
situatie is ook problematisch voor
de organisatie van de gemeente-
raadsvergaderingen. Hoe kan men
een dergelijke situatie verant-
woorden en tegelijkertijd pleiten
voor een grotere verscheidenheid
op politiek vlak? Is die regel geen
hinderpaal voor tal van vrouwen
die een politiek mandaat
ambiëren? Wat kunt u doen om dit
probleem op te lossen?
Ik had die vraag ook gesteld aan
de minister van Werk en ik heb
hem gevraagd om dit statuut niet
langer als loontrekkend werk te
beschouwen. Op welke manier
kan dit worden bewerkstelligd?
Moet een vader die amateur-
voetballer is en in ouderschaps-
verlof is, een wedstrijdpremie
weigeren?
18.02 Maggie De Block, ministre: Monsieur le président, monsieur
Flahaux, merci. Il importe de rappeler que la période de repos de
maternité ne constitue pas une période d'incapacité de travail au sens
de l'assurance indemnité, mais bien une période de protection de la
maternité.
Cette mesure de protection de la maternité poursuit le double objectif
de permettre à la fois le rétablissement physiologique de la mère et
l'accueil de l'enfant. Le législateur a ainsi voulu favoriser le repos
complet de la mère en lui accordant un revenu de remplacement
spécifique.
Dans le régime des travailleurs salariés, cette période de protection
de la maternité est constituée d'une période de repos obligatoire
couvrant, d'une part, la semaine précédant immédiatement la date
présumée de l'accouchement et, d'autre part, le repos postnatal
18.02 Minister Maggie De Block:
Het moederschapsverlof is geen
arbeidsongeschiktheidsperiode in
de zin van de uitkerings-
verzekering, maar een periode van
moederschapsbescherming waar-
in de moeder lichamelijk kan
herstellen en voor haar baby kan
zorgen en waarin ze een specifiek
vervangingsinkomen krijgt toege-
kend. Voor werkneemsters gaat
het over een verplichte verlof-
periode in de week vóór de
vermoedelijke bevallingsdatum en
het verplichte postnatale verlof van
negen weken, en over een
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
51
obligatoire de neuf semaines prenant cours le jour de l'accouchement,
ainsi que d'une période de repos facultatif couvrant les cinq semaines
restantes, pouvant être pris avant ou après l'accouchement.
Les périodes de repos obligatoires sont couvertes par une interdiction
de travailler en droit du travail. Et lorsque la travailleuse demande à
bénéficier de son congé de maternité facultatif, il n'est pas possible,
dans l'état actuel de la législation assurance maladie et invalidité,
d'exercer une activité pendant ladite période.
L'article 115 de la loi sur l'assurance maladie et invalidité précise en
effet que la période de repos de maternité ne peut être retenue qu'à
condition que la titulaire ait cessé toute activité. Avant de préciser ce
que l'on entend par "activité" au sens de cette assurance, il importe
de rappeler l'objectif poursuivi par le législateur et ayant présidé à
l'adoption de cet article 115, à savoir que l'indemnité de maternité
constitue un revenu de remplacement destiné à favoriser le repos
complet de la mère. En effet, la condition de cessation de toute
activité se justifie tant par la nature de la prestation accordée que par
la finalité poursuivie, à savoir la protection de la maternité.
La notion d'inactivité qui est visée doit être entendue au sens large et
ne vise pas uniquement des activités rémunérées mais également
tout type d'activité, rémunérée ou non, ceci valant pour des
travailleurs salariés et indépendants.
En outre, il importe de préciser que cette condition de cessation de
toute activité n'est pas uniquement requise durant une période de
repos de maternité mais également pour l'octroi d'une indemnité dans
le cadre d'un congé de naissance ou de paternité. Cette indemnité est
allouée dans les mêmes conditions que celles fixées pour l'octroi de
l'indemnité de maternité. Cette égalité vaut aussi pour les jeunes
pères.
facultatieve verlofperiode van vijf
weken vóór of na de bevalling.
Tijdens de verplichte verlof-
perioden mag men niet werken.
Tijdens de facultatieve verlof-
periode mag men ook geen
activiteit uitoefenen. Dat wordt
gerechtvaardigd door het nage-
streefde doel, namelijk de
moederschapsbescherming. Het
verbod heeft betrekking op elke al
dan niet bezoldigde activiteit van
werkneemsters en zelfstandigen.
Deze voorwaarde is ook vereist
voor de toekenning van een
uitkering in het kader van
geboorteverlof of
vaderschapsverlof.
18.03 Jean-Jacques Flahaux (MR): Madame la ministre, je vous
remercie.
Effectivement, le congé de paternité équivaut au congé de maternité
sauf qu'il est beaucoup plus court; dès lors, le problème se pose
moins longtemps.
Le mieux est l'ennemi du bien, comme on dit. Cependant,
paradoxalement, ces jeunes femmes participent aux réunions
politiques de leur section locale tout en allaitant leur bébé parfois mais
ne peuvent pas assister aux réunions du conseil communal. Il ne
s'agit pas d'une question d'argent; beaucoup d'entre elles
assisteraient sans émolument au conseil communal. Je vous rappelle
également que votre collègue française de la Justice, Rachida Dati,
reprenait ses activités professionnelles deux jours après son
accouchement. Aujourd'hui, les femmes sont solides et bien dans leur
peau. Cette mesure positive de protection pourrait être perçue
comme discriminatoire. Je reviendrai donc sur ce sujet.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
18.03 Jean-Jacques Flahaux
(MR): De jonge moeders mogen
deelnemen aan de vergaderingen
van een lokale afdeling maar niet
aan vergaderingen van de
gemeenteraad, zelfs niet
onbezoldigd. De Franse minister
van Justitie, mevrouw Dati, is twee
dagen na haar bevalling opnieuw
aan het werk gegaan. Die
maatregel, die bedoeld is om die
moeders te beschermen, zou als
discriminerend kunnen worden
beschouwd.
De voorzitter: Vraag nr. 21467 van mevrouw Catherine Fonck wordt
omgezet in een schriftelijke vraag.
Le président: La question
no 21467 de Mme Fonck est
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
52
transformée en question écrite.
19 Questions jointes de
- Mme Nawal Ben Hamou à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'écartement
des femmes enceintes" (n° 22168)
- M. Raoul Hedebouw à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la possibilité de
continuer à travailler pendant la grossesse" (n° 22270)
- M. Marco Van Hees à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la possibilité de
continuer à travailler pendant la grossesse" (n° 22825)
19 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Nawal Ben Hamou aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"ongeschikte functies voor zwangere vrouwen" (nr. 22168)
- de heer Raoul Hedebouw aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
mogelijkheid tot het verder blijven werken tijdens de zwangerschap" (nr. 22270)
- de heer Marco Van Hees aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
mogelijkheid tot het verder blijven werken tijdens de zwangerschap" (nr. 22825)
19.01 Marco Van Hees (PTB-GO!): Madame la ministre, à la fin
novembre, vous avez lancé l'idée de maintenir les femmes enceintes
au travail plus longtemps en indiquant que, selon vous, elles ne
devaient pas prendre de congé si leur santé et celle du bébé n'étaient
pas compromises et si elles pouvaient être affectées à une autre
tâche dans la même entreprise ou ailleurs.
Dans votre optique, cela permettrait d'engranger des économies en
termes d'assurance soins de santé, puisqu'elles continueraient à
percevoir leur salaire. Vous avez ajouté que cela constituerait une très
bonne chose pour les travailleuses elles-mêmes dans la mesure où
elles ne perçoivent que 78 % du salaire brut quand elles se trouvent
en congé prénatal. De plus, pendant leur absence, elles
manqueraient certaines opportunités de promotion.
Madame la ministre, quel serait l'ordre de grandeur des économies
résultant d'une telle mesure? Avez-vous déjà élaboré un calcul
budgétaire à cet égard? En avez-vous discuté avec les partenaires
sociaux? Sinon, allez-vous les consulter? La femme enceinte pourra-
t-elle choisir de continuer à travailler dans d'autres circonstances?
Une telle décision ne ressortit-elle pas uniquement au médecin du
travail? Avez-vous l'intention de sanctionner les femmes enceintes si
elles refusent de poursuivre leur travail, notamment dans le cas où
une fonction adaptée leur serait proposée? Enfin, que pensez-vous du
risque que des employeurs ne les mettent sous pression pour qu'elles
acceptent de poursuivre leur tâche, alors que ce serait contre-indiqué
médicalement?
19.01 Marco Van Hees (PTB-
GO!): U hebt het idee geopperd
dat zwangere vrouwen langer aan
het werk zouden moeten blijven.
Welke besparingen hoopt u op die
manier te realiseren? Werden de
sociale partners hierover geraad-
pleegd? Zullen de zwangere
vrouwen hier zelf nog enige
inspraak in hebben? Hoe zal er
voorkomen kunnen worden dat de
werkgever een zwangere vrouw
onder druk zet om te blijven
werken?
19.02 Maggie De Block, ministre: Monsieur Van Hees,
Mme Ben Hamou, du PS, a posé exactement la même question au
cours de la séance plénière du 30 novembre. Je ne pourrais, dès lors,
que répéter ma réponse donnée ce même jour et disponible dans le
compte rendu intégral. Je peux donc vous la transmettre, car il est
inutile de me répéter.
19.02 Minister Maggie De Block:
Ik verwijs naar mijn antwoord op
een zelfde vraag van mevrouw
Ben Hamou in de plenaire
vergadering van 30 november.
19.03 Marco Van Hees (PTB-GO!): Il y a peut-être du nouveau,
madame la ministre!
19.03 Marco Van Hees (PTB-
GO!): Er zijn misschien nieuwe
ontwikkelingen.
19.04 Maggie De Block, ministre: C'était la même question.
19.04 Minister Maggie De Block:
Het was dezelfde vraag, …
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
53
19.05 Marco Van Hees (PTB-GO!): Il y a peut-être du nouveau
depuis, des éléments nouveaux qui seraient intervenus.
19.06 Maggie De Block, ministre: Non, pas du tout. En quelques
semaines?
19.06 Minister Maggie De Block:
… en er zijn in die enkele weken
tijd geen nieuwe ontwikkelingen
geweest.
De voorzitter: Er is geen extra nieuws. Non bis in idem.
19.07 Marco Van Hees (PTB-GO!): Budgétairement, par exemple…
De voorzitter: Het heeft geen zin. U moet niet proberen, het zal niet lukken. Het is dezelfde vraag. U krijgt
dus hetzelfde antwoord.
19.08 Minister Maggie De Block: Er zitten slechts vijf weken tussen.
19.09 Marco Van Hees (PTB-GO!): Je peux quand même répliquer?
De voorzitter: Natuurlijk mag u dat.
19.10 Marco Van Hees (PTB-GO!): J'écoute la réponse.
19.11 Maggie De Block, ministre: Je pense que vous étiez là.
19.12 Marco Van Hees (PTB-GO!): Oui, j'étais là mais il peut y avoir
du nouveau.
De voorzitter: Stop ermee.
Répliquez!
19.13 Marco Van Hees (PTB-GO!): Je pense que les problèmes
budgétaires ne doivent pas être résolus au détriment de la santé des
jeunes mères ni de leurs bébés. Seul un médecin du travail peut
déterminer si une employée doit être retirée du travail. Ni l'employée
elle-même et encore moins l'employeur ne sont compétents. Cette
situation est problématique car ces travailleuses sont déjà plus
vulnérables et dans une position plus faible pour dire non à
l'employeur. Il y a un risque que l'employée se surestime ou qu'elle
sous-estime les risques pour la santé et celle de son bébé afin de
conserver son emploi. Ces femmes enceintes ont déjà un grand
sentiment de culpabilité. Les laisser décider elles-mêmes ne fera
qu'augmenter ce risque. Je pense qu'on est vraiment dans une
situation qui risque de faire un pas en arrière dans la protection de la
maternité.
19.13 Marco Van Hees (PTB-
GO!): Men mag budgettaire
problemen niet oplossen ten koste
van de gezondheid van jonge
moeders en hun baby's. Alleen
een arbeidsarts kan uitmaken of
een werkneemster een job kan
blijven uitoefenen of niet. Daarover
kunnen noch de werkneemster
zelf noch de werkgever beslissen.
Deze situatie is problematisch voor
deze werkneemsters, die sowieso
al in een kwetsbare positie
verkeren en die de
gezondheidsrisico's voor zichzelf
en voor hun ongeboren kind
dreigen te onderschatten om hun
werk niet te verliezen. Dit is een
achteruitgang op het vlak van de
moederschapsbescherming.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
54
De voorzitter: Vragen nrs 22174, 22175, 22176, 22177 en 22196 van
mevrouw Van Peel worden omgezet in schriftelijke vragen.
Le président: Les questions nos
22174, 22175, 22176, 22177 et
22196 de Mme Van Peel sont
transformées en questions écrites.
20 Vraag van mevrouw Meryame Kitir aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
tijdsregistratie van de prestaties van flexi-werknemers" (nr. 22688)
20 Question de Mme Meryame Kitir à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'enregistrement des prestations des flexi-travailleurs" (n° 22688)
20.01 Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, naar aanleiding van de bespreking van de programmawet
die een verruiming van de toepassingssfeer van de flexi-jobs regelt,
ondervroeg ik u over de stand van zaken van het koninklijk besluit
waarvan sprake was in artikel 24 van de wet houdende diverse
bepalingen inzake sociale zaken van 16 november 2015.
Dat artikel bepaalt het volgende:
"De werkgever die een beroep doet op flexi-jobwerknemers moet
gebruikmaken van een systeem dat voor iedere afzonderlijke flexi-
jobwerknemer het juiste tijdstip van begin en einde van de
arbeidsprestatie registreert en bijhoudt.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de
Ministerraad, de nadere voorwaarden waaraan het in het eerste lid
genoemde systeem moet voldoen. De Koning bepaalt eveneens, bij
een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, hoe lang de
geregistreerde gegevens moeten worden opgeslagen."
U antwoordde toen dat het koninklijk besluit niet aan de orde was.
Tijdens de bespreking van de beleidsnota van de minister van Werk
vroeg ik naar zijn visie daaromtrent. Ik stond niet alleen met mijn
bekommernis. Ik citeer uit het verslag een passage van collega
Vercamer: "Het succes van de flexi-jobs in de horecasector is niet
uitsluitend aan de gecreëerde arbeidsregeling toe te schrijven, maar
ook aan de invoering van de registratiesystemen en van de witte
kassa's. Wat de uitbreiding van de flexi-jobs betreft, vraagt de spreker
zich dan ook af of het niet opportuun zou zijn vergelijkbare
begeleidingsmaatregelen in te voeren."
Het antwoord van de minister van Werk luidde als volgt, en ik citeer
opnieuw uit het verslag: “De minister stelt dat volgens artikel 27 in het
ontwerp van programmawet de tijdsregistratie er moet komen. Hij
gaat ervan uit dat iedereen het zal uitvoeren, wanneer de wet wordt
goedgekeurd.”
Artikel 27, waaraan hij refereert, luidt dus als volgt: “Een registratie
overeenkomstig artikel 28/10, § 2, van het koninklijk besluit van
16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de
programmawet van 24 december 2002 betreffende de harmonisering
en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de
socialezekerheidsbijdragen of het gebruik van de apparaten zoals
bedoeld bij artikel 164 van de programmawet, vervangen de
verplichting tot registratie als bedoeld in het eerste lid.”
Mijn vragen zijn dan ook de volgende.
20.01 Meryame Kitir (sp.a): La
récente loi-programme prévoit un
élargissement du champ d'applica-
tion des flexi-jobs. Lors de la
discussion, j'ai interrogé la ministre
sur l'état d'avancement de l'arrêté
royal contenu dans l'article 24 de
la loi du 16 novembre 2015 portant
des dispositions diverses en
matière sociale. Lors de la
discussion de la note de politique
générale du ministre de l'Emploi,
je l'ai questionné sur sa position à
ce sujet.
La ministre confirme-t-elle la
réponse du ministre Peeters selon
laquelle, à la date de l'extension
du recours aux flexi-travailleurs,
les utilisateurs devront disposer
soit d'une caisse enregistreuse
intelligente, soit d'un système
d'enregistrement des heures de
travail ou encore utiliser un
appareil mis à leur disposition par
l'ONSS? Cela signifie-t-il qu'à
défaut d'un arrêté royal devant
fixer, en vertu de l'article 24, le
délai de conservation des
données, les données enre-
gistrées doivent être conservées
conformément aux conditions
fixées par les articles 167 et 168
de la loi du 22 décembre 1989?
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
55
Ten eerste, bevestigt u het antwoord van uw collega, met name dat er
op het moment van de uitbreiding van de flexi-tewerkstelling hetzij een
witte kassa, hetzij een tijdsregistratie zal moeten zijn?
Ten tweede, bevestigt u het antwoord van uw collega, met name dat
op het moment van de uitbreiding de gebruikers van de flexi-
tewerkstelling hetzij een witte kassa, hetzij een tijdsregistratie, hetzij
een door de RSZ ter beschikking gesteld apparaat in gebruik moeten
hebben?
Impliceert zulks daarentegen dat bij gebrek aan een koninklijk besluit,
dat volgens artikel 24 ook de termijn van bewaring van de gegevens
moet vaststellen, de opgetekende gegevens moeten worden bewaard
volgens de voorwaarden die in artikel 167 en artikel 168 van de wet
van 22 december 1989 zijn vastgelegd?
20.02 Minister Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Kitir, wij hebben tijdens de besprekingen in deze commissie duidelijk
gesteld dat er inderdaad een mogelijkheid tot registratie, zoals
bepaald in het koninklijk besluit van 16 mei 2013, moet zijn, ofwel via
een witte kassa ofwel via een alternatief systeem van
aanwezigheidsregistratie, dat door de RSZ ter beschikking wordt
gesteld en dezelfde garanties biedt.
Er was ook geen bijkomend koninklijk besluit nodig.
In die bepalingen heeft de werkgever de keuze tussen de
verschillende vormen van tijdsregistratie die al bestaan, zijnde de
geregistreerde kassa en een alternatief systeem van dagelijkse
aanwezigheidsregistratie door de webapplicatie ontwikkeld door de
RSZ in het kader van het personeelsbestand, waarbij een dagdimona
evenwaardig is.
Als er geen geregistreerde kassa is, kan men bijgevolg gebruikmaken
van de dagdimona of de specifieke applicatie vanuit het
personeelsbestand.
Hieraan hebben wij met de programmawet een nieuwe mogelijkheid
toegevoegd, namelijk de apparaten zoals bedoeld in artikel 164 van
de programmawet van 22 december 1989. Deze dienen echter niet
door de RSZ te worden uitgereikt.
Aangezien deze registratie die opgenomen is in het tweede lid afwijkt
van het eerste lid, is de bepaling die zegt dat een koninklijk besluit de
bewaringstermijn vastlegt niet van toepassing.
De gegevens zoals geregistreerd met behulp van de bedoelde
apparaten worden bewaard overeenkomstig de bepaling van de
toepassing op deze apparaten en meer in het bijzonder de
artikelen 167 en 168 van de programmawet van 22 december 1989.
20.02 Maggie De Block,
ministre: Il a été clairement précisé
lors des discussions en commis-
sion qu'il faut, en effet, disposer
d'un système d'enregistrement, tel
que défini par l'arrêté royal du
16 mai 2013, soit une caisse
enregistreuse intelligente soit un
autre système d'enregistrement
des présences mis à la disposition
des employeurs par l'ONSS et
offrant les mêmes garanties.
L'employeur a le choix entre les
diverses formes d'enregistrement
du temps de travail qui existent
déjà, telles que la caisse
intelligente, une application pour la
Dimona journalière ou une autre
basée sur les effectifs. Il n'est dès
lors pas nécessaire d'élaborer un
nouvel arrêté royal à cet effet.
20.03 Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw
antwoord. Dat verschilt met het antwoord van de minister van Werk,
vandaar dat ik u daarover heb ondervraagd.
Ik zal het antwoord grondig nalezen en indien er nog vragen
overblijven, zal ik hierop terugkomen.
20.03 Meryame Kitir (sp.a):
Cette réponse diffère de celle
fournie par le ministre de l'Emploi.
Je suivrai attentivement ce
dossier.
09/01/2018 CRIV 54 COM 792
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
56
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Wij komen aan de laatste vraag van vandaag, zijnde een vraag van de heer Spooren.
Mijnheer Spooren, ik geef u het woord voor uw vraag en ik verzoek u ook om de vergadering voor te zitten.
U kunt het voorzitterschap eventueel van op uw plaats waarnemen.
Voorzitter: Jan Spooren.
Président: Jan Spooren.
21 Vraag van de heer Jan Spooren aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
harmoniseringsproject bij de fusie van DIBISS en de RSZ" (nr. 22208)
21 Question de M. Jan Spooren à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
projet d'harmonisation dans le cadre de la fusion entre l'ORPSS et l'ONSS" (n° 22208)
21.01 Jan Spooren (N-VA): Mevrouw de minister, dit is een
opvolgingsvraag. Op 20 januari 2016 heb ik u al eens ondervraagd
over het feit dat DIBISS exclusief met Belfius als financiële instelling
samenwerkt. U hebt toen geantwoord dat de redenen daartoe
historisch waren en dat de openstelling naar andere financiële
instellingen belangrijke investeringskosten zou impliceren.
In uw antwoord verwees u er toen terecht naar dat DIBISS vanaf
1 januari 2017 geïntegreerd zou worden in de RSZ, wat ook succesvol
is gebeurd.
In het kader van die samenvoeging zou onderzocht worden, zo
antwoordde u nog, of de exclusiviteit van de domiciliëring via Belfius
Bank ongedaan kon worden gemaakt. Er zou een harmonisering
plaatsvinden. De bedoeling was dat het domiciliëringssysteem
opengesteld zou worden voor alle financiële instellingen zonder een
exclusiviteitscontract te behouden.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken van dat
harmoniseringsproject?
Bestaat het toenmalig contract met Belfius nog en is dat nog steeds
exclusief?
21.01 Jan Spooren (N-VA):
Lorsque j'ai demandé, le 20 janvier
2016, à la ministre pourquoi
l'Office des Régimes Particuliers
de Sécurité Sociale (ORPSS)
collaborait exclusivement avec
Belfius, elle m'avait répondu qu'il y
avait à cela des raisons
historiques et qu'un changement
impliquerait d'importants coûts
d'investissement. Elle s'est référée
à la fusion entre l'ORPSS et
l'ONSS le 1er janvier 2017 et a
indiqué que cette exclusivité serait
réexaminée à cette occasion.
Qu'en est-il aujourd'hui du projet
d'harmonisation, un an après une
fusion que l'on peut considérer un
succès?
21.02 Minister Maggie De Block: Mijnheer Spooren, zoals ik vorig
jaar heb gezegd, wordt de exclusiviteit van Belfius en meer in het
bijzonder de afschaffing ervan bekeken in het kader van de integratie
en harmonisering van het beheer van de werkgeversrekeningen van
de voormalige DIBISS met de werkgeversrekeningen bij de RSZ. Om
meerdere redenen is dat een uitgebreid project. Het huidig systeem
van de RSZ werd in 1979 gecreëerd. Ongeveer 3 000
werkgeversrekeningen op het niveau van de voormalige DIBISS en
ongeveer 900 000 werkgeversrekeningen bij de RSZ moeten in het
nieuw systeem worden geïntegreerd.
De dagelijkse inning van de socialezekerheidsbijdragen mag niet in
het gedrang komen.
Voorafgaand aan het project van integratie en harmonisering van het
beheer van de werkgeversrekeningen van de voormalige DIBISS met
de werkgeversrekeningen bij de RSZ moeten eerst twee
21.02 Maggie De Block,
ministre: L'intégration et
l'harmonisation de la gestion des
3 000 comptes employeurs de
l'ancien ORPSS avec les
900 000 comptes employeurs de
l'ONSS est un projet
particulièrement vaste. C'est la
raison pour laquelle il faut d'abord
mener deux sous-projets:
l'harmonisation et l'intégration de
la gestion des comptes avec deux
autres banques de données de
l'ONSS et la modernisation des
régimes employeurs de l'ONSS, y
compris la création d'une nouvelle
banque de données. La phase
CRIV 54 COM 792 09/01/2018
KAMER-5E ZITTING VAN DE 54E ZITTINGSPERIODE 2017 2018 CHAMBRE-5E SESSION DE LA 54E LEGISLATURE
57
deelprojecten in kaart worden gebracht. Een eerste deelproject betreft
de afstemming en de integratie van het rekeningenbeheer met twee
andere databanken die door de RSZ worden beheerd, namelijk het
Werkgeversrepertorium, dat metadata op ondernemingsniveau bevat,
en de DmfA, de trimestriële aangifte van de werkgever aan de RSZ,
dat de detailgegevens van de socialezekerheidsaangifte bevat.
De analyse om dit deelproject in goede banen te leiden, is
ondertussen aangevat.
Het tweede deelproject betreft de modernisering van de
werkgeversregelingen bij de RSZ, waaronder de creatie van een
nieuwe gegevensbank die soepeler is en in staat is om te voldoen aan
specifieke behoeften, in het bijzonder de werkgeversrekeningen ex-
DIBISS, alsook de modernisering van de toepassing van het
rekeningenbeheer, waaronder het beheer van de inning en het in
rekening brengen van betalingen ingevolge domiciliëring.
Dit project ging van start in 2016 en zal worden gefinaliseerd in de
loop van het eerste kwartaal van dit jaar.
De RSZ zal binnenkort starten met de businessanalyses verbonden
met het beheer van de werkgeversrekeningen ex-DIBISS en de
exclusiviteit via Belfius.
d'analyse du premier projet a
entre-temps débuté. Le second
projet s'achèvera au premier
trimestre de cette année.
Dans un proche avenir débuteront
également les analyses en matière
de gestion du compte employeur
ex-ORPSS, et en particulier en
matière d'exclusivité via Belfius.
21.03 Jan Spooren (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het
antwoord. Ik heb hier geen verder commentaar bij.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 22824 van de heer Van Hees wordt omgezet
in een schriftelijke vraag.
Le président: La question n°
22824 de M. Van Hees est
transformée en question écrite.
21.04 Minister Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, zestien
vragen werden niet gesteld.
La réunion publique de commission est levée à 17.27 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.27 uur.
Top Related