Vocabulair 2000

download Vocabulair 2000

of 56

Transcript of Vocabulair 2000

un individu = een individu individuel(le) = individueel lindividualit (f) = de individualiteit individualiste = individualistisch lindividualisme (m) = het individualisme un embryon = een embryo une personne = een persoon un(e) adolescent(e) = een tiener ladolescence (f) = de tienertijd la pubert = de pubertijd la vitalit = de levenskracht anonyme = anoniem lpoux, lpouse = de echtgeno(o)t(e) le fianc, la fiance = de verloofde la lune de miel = de wittebroodsweken le voyage de noces = de huwelijksreis la grossesse = de zwangerschap enceinte = zwanger la naissance = de geboorte laccouchement (m) = de bevalling lavortement (m) = de abortus la vie = het leven la mort = de dood mort(e) = dood un(e) mort(e) = een dode un cadavre = een lijk un cimetire = een begraafplaats un tombeau = een graf

un veuf = een weduwnaar une veuve = een weduwe un(e) orphelin(e) = een wees un(e) adulte = een volwassene la jeunesse = de jeugd un anniversaire = een verjaardag un homme = een man lhomme (m) = de mens les gens = de mensen lhumanit (f) = de mensheid humain(e) = menselijk inhumain(e) = onmenselijk la chair = het vlees le cerveau = de hersenen; het brein masculin(e) = mannelijk fminin(e) = vrouwelijk un monsieur = een heer; een meneer une dame = een dame une demoiselle = een juffrouw Mesdames, Mesdemoiselles, Messieurs = dames, juffrouwen, heren Messieurs Dames = dames en heren un jeune homme = een jonge man une jeune fille = een jong meisje les jumeaux = de tweeling (m) les jumelles = de tweeling (v) se ressembler = op elkaar lijken vivre = leven vivant = levend

survivre = overleven mourir = sterven mortel(le) = sterfelijk immortel(le) = onsterfelijk un suicide = een zelfmoord se suicider = zelfmoord plegen clibataire = vrijgezel; ongehuwd le mariage = het huwelijk marier = uithuwelijken pouser = huwen met; trouwen met se marier = trouwen mari = getrouwd; gehuwd divorc = gescheiden divorcer = scheiden le divorce = de scheiding cohabiter = samenwonen se mettre en mnage = gaan samenwonen un couple = een koppel; een paar un mari = een man, echtgenoot un faire-part de mariage = een trouwbrief; een trouwbericht les jeunes maris = de jonggehuwden la marie = de bruid le jeune mari = de bruidegom un faire-part de dcs = een overlijdensbericht lenterrement (m) = de begrafenis un nom (de famille) = een (familie)naam un prnom = een voornaam un nom de jeune fille = een meisjesnaam

lev(e) = grootgebracht les grands-parents = de grootouders les petits-enfants = de kleinkinderen duquer = opvoeden un beau-pre = een stiefvader; schoonvader un beau-fils = een stiefzoon un beau-fils, un gendre = een schoonzoon une belle-mre = een stiefmoeder; schoonmoeder une belle-fille = een stiefdochter; schoondochter avoir denfants = kinderen krijgen adopt(e) = geadopteerd le mnage = het huishouden une mnagre = een huisvrouw une femme de mnage = een werkster nombreux, nombreuse = groot; talrijk un cousin = een neef {kind van ooms en tantes} une cousine = een nicht {kind van ooms en tantes} lan(e) = de oudste le (la) cadet(te) = de jongste une nice = een nichtje un neveu = een neef la passion = de passie; hartstocht fidle = trouw tromper = bedriegen une fidlit = een trouw la jalousie = de jaloezie la haine = de haat laffection (f) = de genegenheid

gentil(le), charmant(e) = lief gter = verwennen un mineur = een minderjarige majeur = meerderjarig faire du baby-sitting = babysitten un(e) enfant, un(e) gamin(e) = een kind un(e) gosse = een kind (fam) une enfance = een kindertijd gronder = een standje geven; beknorren familial(e) = familie-; gezinsmaternel(le) = moederlijk paternel(le) = vaderlijk n(e) = geboren natal(e) = geboorteun anctre = een voorouder enterrer = begraven

personnel(le) = persoonlijk une vie prive = een priv-leven la vieillesse = de oude dag; de ouderdom un vieillard = een oude man le troisime ge = de derde leeftijd un parent = een ouder des parents = familieleden; verwanten un parent moi = een familielid van mij un(e) concirge = een concirge un bungalow = een bungalow une rsidence = een verblijfplaats une faade = een gevel un balcon = een balkon

un vestibule = een hal un vestiaire = een vestiaire un intrieur = een interieur un living = een living un plafond = een plafond un parquet = een parketvloer un buffet = een buffet un dressoir = een dressoir un divan = een divan un fauteuil = een zetel un sofa = een sofa un aquarium = een aquarium la cramique = het aardewerk la faence = het aardewerk le luxe = de luxe le confort = het comfort confortable = comfortabel une douche = een douche le sanitaire = het sanitair un radiateur = een radiator; een verwarming un ventilateur = een ventilator la ventilation = de luchtverversing une terrasse = een terras une vranda = een veranda un gazon = een gazon; een grasperk un seuil = een drempel une entre = een hal un portemanteau = een kapstok; een klerenstand

un couloir = een gang un corridor = een gang une salle manger = een eetkamer une nappe = een tafellaken une salle de sjour = een woonkamer un sjour = een woonkamer une chemine = een schouw un feu ouvert = een openhaard un meuble = een meubel une lampe = een lamp un tapis = een tapijt une moquette = een vast tapijt un cendrier = een asbak un vase = een vaas un bocal = een bokaal une chambre ( coucher) = een (slaap)kamer un drap = een laken un oreiller = een hoofdkussen une garde-robe = een kleerkast un rveil = een wekker les toilettes = de toiletten un bain = een bad un miroir = een spiegel une glace = een spiegel un lavabo = een wastafel un sche-cheveux = een haardroger un peigne = een kam un rfrigrateur = een koelkast

un frigo = een koelkast un conglateur = een diepvriezer un four = een oven une casserole = een kookpot {met steel} une marmite = een kookpot {met oren} une pole = een braadpan un mixer; un mixeur = een mixer; een keukenmixer un grille-pain = een broodrooster un ouvre-bouteille = een flesopener un ouvre-bote = een blikopener le papier alu; le papier aluminium = de aluminiumfolie un vier = een gootsteen; een spoelbak la vaisselle = de vaat un lave-vaisselle = een vaatwasmachine; een afwasmachine une machine laver = een wasmachine les ciseaux = de schaar une paire de ciseaux = een schaar une aiguille = een naald une pingle = een speld une machine crire = een schrijfmachine une corbeille papier = een papiermand le scotch = de plakband un autocollant = een sticker; een zelfklever une tagre = een boekenrek; een rek un dbarras = een berghok un aspirateur = een stofzuiger un balai = een bezem une brosse = een borstel

les ordures = het vuilnis une poubelle = een vuilnisbak; een vuilbak une chelle = een ladder un seau = een emmer une ponge = een spons un escalier = een trap un palier = een overloop une cave = een kelder un grenier = een zolder un toit = een dak les fondations = de grondvesten; de fundering une cabane = een hut un banc = een bank un bidonville = een sloppenwijk le logement = de huisvesting un logement = een woning; een logement un studio = een eenkamerwoning; een studio un tage = een verdieping un immeuble = een flatgebouw une tour = een torenflat la tour = de toren une marche = een trede un ascenseur = een lift la loue = de huur le loyer = de huur; de huurprijs louer = verhuren possder = bezitten une possession = een bezitting

la proprit = het eigendom le propritaire = de eigenaar le locataire = de huurder appartenir = toebehoren aan; eigendom zijn van un habitant = een inwoner une alle = een oprit habiter = wonen dmnager = verhuizen un dmnagement = een verhuizing arranger = inrichten mnager, mnagre = huishoudelijk; huishoudun pavillon = een huisje met tuintje une pice = een plaats le chauffage = de verwarming une grille = een hek; een metalen omheining disponible = beschikbaar la grille = het hek; het poortje fermer cl = op slot doen la cl = de sleutel la serrure = het slot la bote aux lettres = de brievenbus meubl = gemeubeld un rez-de-chausse = een benedenverdieping; een gelijkvloers un sige = een zetel; een stoel le sol = de vloer; de grond un coussin = een kussen un ordre = een orde un dsordre = een wanorde rang = ordelijk; op zijn plaats le chaos = de chaos

la poussire = het stof une fuite = een lek une conduite = een leiding boucher = verstoppen; verstopt raken dboucher = ontstoppen tapisser = behangen un tapissier = een behanger un dcorateur = een decorateur dcorer = decoreren; schilderen en behangen le papier peint = het behangpapier la dcoration = de decoratie; de inrichting un rideau = een gordijn un bouquet = een boeket; een ruiker un pot = een pot un bibelot = een siervoorwerp; een snuisterij ranger = opruimen un appareil = een apparaat un plomb = een zekering un fusible = een zekering brancher = aansluiten la fiche = de stekker la prise; la prise de courant = het stopcontact le fil = de draad la rallonge = de verlengdraad le tiroir = de lade un clairage = een verlichting clairer = verlichten un interrupteur = een schakelaar une couverture = een deken un couvercle = een deksel

la fentre = het raam la vitre = de ruit la poigne = de kruk; de klink; het handvat un robinet = een kraan; een kraantje un tuyau d'arrosage = een tuinslang la lessive = de was appartenir = toebehoren aan; eigendom zijn van arranger = inrichten boucher = verstopt raken brancher = aansluiten confortable = comfortabel dboucher = ontstoppen dcorer = decoreren; schilderen en behangen dmnager = verhuizen disponible = beschikbaar clairer = verlichten fermer cl = op slot doen habiter = wonen la alle = de oprit la bote aux lettres = de brievenbus la cramique = de keramiek; het aardewerk la cl = de sleutel la dcoration = de decoratie; de inrichting la faence = het aardewerk la fentre = het raam la fiche = de stekker la grille = het hek; het poortje la lessive = de was la pice = de plaats

la poigne = de klink; het handvat la possession = de bezitting la poussire = het stof la prise = het stopcontact la proprit = de eigendom la rallonge = de verlengdraad la serrure = het slot la tour = de toren la vaisselle = de vaat; de afwas la ventilation = de ventilatie; de luchtverversing la vitre = de ruit l'appareil = het apparaat l'ascenseur = de lift le bibelot = de snuisterij; het siervoorwerp le bouquet = het boeket; de ruiker le chaos = de chaos le chauffage = de verwarming le confort = het gemak; het comfort le couvercle = het deksel le dmnagement = de verhuizing le fil = de draad le fusible = de zekering le habitant = de inwoner le locataire = de huurder le logement = de huisvesting le loyer = de huur le luxe = de luxe; de weelde le papier aluminium = de aluminiumfolie

le papier peint = het behangpapier le pavillon = een huisje met tuintje le plomb = de zekering le propritaire = de eigenaar le rideau = het gordijn le sanitaire = het sanitair le scotch = de plakband le sige = de zetel; de stoel le sol = de grond; de vloer le tiroir = de lade l'clairage = de verlichting les ciseaux = de schaar les fondations = de grondvesten; de fundering les ordures = de vuilnis les toillettes = de wc l'tage = de verdieping l'immeuble = het flatgebouw l'interrupteur = de schakelaar louer = huren mnager = huishoudelijk meubl(e) = gemeubeld possder = bezitten rang = ordelijk; op zijn plaats ranger = opruimen tapisser = behangen un aquarium = een aquarium un aspirateur = een stofzuiger un autocollant = een sticker

un bain = een bad un balai = een bezem un balcon = een balcon un banc = een bank un bidonville = een sloppenwijk un bocal = een bokaal un buffet = een buffet un bungalow = een bungalow un cendrier = een asbak un conglateur = een diepvriezer un corridor = een gang un couloir = een gang un coussin = een kussen un dbarras = een berghok un dcorateur = een decorateur un dsordre = een wanorde un divan = een divan un drap = een laken un dressoir = een dressoir un escalier = een trap un vier = een gootsteen; een spoelbak un fauteuil = een fauteuil un feu ouvert = een openhaard un four = een oven un frigo = een koelkast un gazon = een gazon; een grasveld un grenier = een zolder un grille-pain = een broodrooster

un intrieur = een interieur un lavabo = een lavabo; een wastafel un lave-vaisselle = een vaatwasmachine; een afwasmachine un living = een living un logement = een woning; een logement un meuble = een meubel un miroir = een spiegel un mixeur = een mixer un ordre = een orde un oreiller = een hoofdkussen un ouvre-bote = een blikopener un ouvre-bouteille = een flesopener un palier = een overloop un parquet = een parketvloer un peigne = een kam un plafond = een plafond un portemanteau = een kapstok; een klerenstandaard un pot = een pot un radiateur = een radiator un rfrigrateur = een koelkast un rviel = een wekker un rez-de-chausse = de benedenverdieping un robinet = de kraan un seau = een emmer un sche-cheveux = een haardroger un sjour = een woonkamer un seuil = een drempel un sofa = een sofa; een bank

un studio = een eenkamerwoning; een studio un tapis = een tapijt un tapissier = een behanger un toit = een dak un tuyau d'arrosage = de tuinslang un vase = een vaas un ventilateur = een ventilator un vestiaire = een vestiaire un vestibule = een hal un(e) concierge = een concierge une aiguille = een naald une brosse = een borstel une cabane = een hut une casserole = een kookpot (met steel) une cave = een kelder une chambre coucher = een slaapkamer une chemine = een schouw une conduite = een leiding une corbeille papier = een papiermand une couverture = een deken une douche = een douche une chelle = een ladder une entre = een hal une pingle = een speld une ponge = een spons une tagre = een rek une faade = de gevel une fuite = een lek

une garde-robe = een kleerkast une glace = een spiegel une grille = een hek; een metalen omheining une lampe = een lamp une machine laver = een wasmachine une machine crire = een schrijfmachine une marche = een trede une marmite = een kookpot (met oren) une moquette = een vast tapijt une nappe = een tafellaken une paire de ciseaux = een schaar une pole = een braadpan une poubelle = de vuilnisbak une rsidence = een woonplaats une salle manger = een eetkamer une salle de sjour = een woonkamer une terrasse = een terras une tour = een torenflat une vranda = een veranda un boulevard = een boulevard une fontaine = een fontein une agglomration = een agglomeratie une urbanisation = een verstedelijking un parc = een park un zoo = een dierentuin; een zoo le ptrole = de petroleum le mazout = de mazout, de stookolie l'lectricit (f) = de elektriciteit l'lectronique (f) = de elektronica

le gaz = het gas le mtro = de metro la station de mtro = het metrostation un ticket = een ticket un tarif = een tarief; een bedrag; een prijs un tunnel = een tunnel une moto = een moto le bton = het beton l'asphalte (m) = het asfalt un chronomtre = een chronometer un gadget = een gadget; een hebbedingetje un badge = een badge une aventure = een avontuur tlphonique = telefonisch une adresse = een adres un supermarch = een supermarkt une tiquette = een etiket une suprette = een superette; een winkeltje; een klein warenhuis la mairie = het gemeentehuis un htel de ville = een stadhuis une avenue = een laan un piton = een voetganger le trottoir = de stoep; het trottoir un passage pour pitons = een zebrapad une rue pitonne, une rue pitonnire = een (verkeersvrije) voetgangersstraat un passage souterrain = een voetgangerstunnel une piste cyclable = een fietspad les transports = de transportmiddelen; het vervoer

un magasin = een winkel un grand magasin = een warenhuis un libre-service = een zelfbedieningszaak un talage = een uitstalraam; een etalage un escalier mcanique, un escalator = een roltrap un comptoir = een toonbank une picerie = een kruidenierswinkel une boucherie = een slagerij une boulangerie = een bakkerij une poissonnerie = een viswinkel une blanchisserie = een wasserij une laverie (automatique) = een wassalon un pressing = een stomerij un coiffeur, une coiffeuse = een kapper, kapster une horloge = een uurwerk une montre = een polshorloge un briquet = een aansteker une mobylette = een bromfiets { moins de 55 cc } un vlomoteur = een bromfiets un feu (de circulation) = een verkeerslicht un embouteillage = een verkeersopstopping un carrefour = een kruispunt un rond-point = een verkeersplein; een rondpunt une station-service = een benzinestation; een tankstation un annuaire (tlphonique) = een telefoonboek un rfectoire = een refter un faubourg= een voorstad un quartier = een wijk

un quartier commerant = een handelswijk; een handelsbuurt un quartier d'affaires = een zakenbuurt un quartier rsidentiel = een (rijke) woonwijk la banlieue = de randgemeenten la campagne = het platteland un champ = een veld une prairie = een weide cultiver = bewerken, telen lever = kweken un chemin de fer = een spoorweg les environs (m) = de omgeving l'environnement (m) = het leefmilieu protger = beschermen la conservation = het behoud la protection = de bescherming la pollution = de milieuvervuiling cologique = milieu- ; ecologisch relier = verbinden isoler = isoleren la circulation, le trafic = het verkeer bloquer = blokkeren; versperren une route = een weg; een baan une bande = een rijstrook l'essence (f) = de benzine l'huile (f) = de olie un vhicule = een voertuig occasion = tweedehandsdes dchets (m) = afval

un boueur = een vuilnisman un boueux = een vuilnisman (fam) sal(e) = vuil nettoyer = schoonmaken; kuisen frotter = wrijven; schuren une tache = een vlek enlever = wegnemen; verwijderen une tche = een taak cirer = poetsen (v. schoenen) des courses (f) = boodschappen un message = een boodschap emballer = inpakken un emballage = een verpakking un contenu = een inhoud une composition = een samenstelling un producteur = een producent un consommateur = een consument; een verbruiker produire = produceren consommer = consumeren; verbruiken une consommation = een consumptie l'argent (m) = het geld un paquet = een pakje; een pakket le panier = de mand; de korf appeler = bellen naar occup(e) = bezet couper = afsluiten la note = de rekening une cabine tlphonique = een telefooncel

au milieu de = in het midden van le juste milieu = de gulden middenweg le milieu = het milieu la cour = de speelplaats un btiment = een gebouw une cour = een binnenplaats une cit = een woonwijk un animal domestique = een huisdier un passant = een voorbijganger une pierre = een steen la chausse = de rijweg un arrt = een halte de masse (f) = massale monde = de wereld beaucoup de monde = veel volk tout le monde = iedereen een contact = un contact priv = priv(e) sociaal = social(e) loyaal, trouw = loyal(e) de solidariteit, de samenhorigheid = la solidarit solidair, eensgezind = solidaire een anecdote = une anecdote de harmonie = l'harmonie (f) een idylle, een romance = une idylle de intermenselijke betrekkingen = les relations humaines een uitnodiging = une invitation een genodigde = un(e) invit(e) een bezoeker = un visiteur

een buurman, een buurvrouw = un(e) voisin(e) beloven = promettre een belofte = une promesse wantrouwen, niet vertrouwen = se mfier de een wantrouwen = une mfiance wantrouwig = mfiant(e) argeloos, vol vertrouwen = confiant misbruik maken van = abuser de het vertrouwen = la confiance iets in vertrouwen vertellen = faire une confidence toevertrouwen = confier vertrouwen op = se fier betrouwbaar = fiable deelnemen = participer een deelnemer = un participant de sfeer = l'atmosphre (f), l'ambiance (f) onofficieel, informeel = informel het eens zijn = tre d'accord het eens worden = se mettre d'accord tot medewerking bereid = coopratif/cooprative, cooprant(e) meewerken = cooprer een medewerking, een ontwikkelingssamenwerking = une coopration een beroep doen op = faire appel een oproep = un appel bijdragen = contribuer een bijdrage = une contribution een band = un lien een verband = un lien, un rapport

een gast = un hte een gastvrijheid = une hospitalit een gastheer, een gastvrouw = un hte, une htesse ontvangen = recevoir passen / schikken = convenir vertrouwd = familier, familire een stamgast = un familier, un habitu vertrouwelijk = familier hallo = salut aangenaam = enchant(e) een kennis = une connaissance een relatie / een betrekking = une relation opschieten met iemand = s'entendre een kerel, een type = un type gaan bezoeken = aller voir bezoeken (personen) = rendre visite bezoeken (niet personen) = visiter vergezellen / meegaan met = accompagner scheiden / van elkaar verwijderen = sparer een scheiding / een verwijdering = une sparation eenzaam = solitaire zich isoleren / zich afzonderen = s'isoler een isolement / een afzondering = un isolement delen = partager een verdeling = un partage ruzie maken = se disputer de ruzie = la dispute zich bemoeien met = se mler de

zaken = des affaires (f) manieren = des manires (f) kortaf, droogjes = schement choqueren / ergeren = choquer vergeven = pardonner te verontschuldigen = excusable lastig vallen / storen = dranger verstoren = troubler de vergadering = la runion (zich) voorstellen = prsenter in contact komen met = contacter ontmoeten = rencontrer me tegemoet komen = venir ma rencontre rood worden = rougir rekening houden met = compter avec rekenen op = compter sur weigeren = refuser een weigering = un refus aanvaarden = accepter een kameraad = un(e) camerade een partner = un(e) partenaire een rivaal = un(e) rival(e) de discrimatie = la discrimination discrimineren = discriminer een collega = un(e) collgue een reputatie = une rputation een excuus = une excuse een reactie = une raction een interactie = une interaction

een agenda = un agenda de vriendschap = l'amiti (f) de liefde = l'amour (m) jaloers = jaloux, jalouse een kus = un baiser een vriendje, een vriendinnetje = un copain, une copine een afspraak = un rendez-vous een gezel, een gezellin = un compagnon, une compagne adviseren/aanraden = conseiller, recommander raadplegen = consulter een raad, een advies = un conseil, un avis gengageerd = engag(e) zich ertoe verbinden = s'engager een engagement, een verbintenis = un engagement verschuldigd zijn = devoir zich wenden = s'adresser vriendelijk, minzaam = aimable, gentil(le) gelieve = veuillez identificeren, thuisbrengen = identifier verontschuldig me = excusez-moi reageren = ragir feliciteren, gelukwensen = fliciter een gelukwens = une flicitation belonen = rcompenser een beloning = une rcompense een voorwendsel = un prtexte waar = vrai een waarheid = une vrit

liegen = mentir een leugen = un mensonge een leugenaar = un menteur een verrader = un tratre een verraad = une trahison verraden = trahir een verwijt = un reproche verwijten = reprocher glimlachen = sourir kussen = embrasser liefste, schat = chri(e) verliefd = amoureux, amoureuse strelen = caresser de tederheid = la tendresse een verstandhouding = une entente harmonieus, harmonisch = harmonieux, harmonieuse gehecht zijn = tre attach benijden = envier redden = sauver een redder = un sauveur een beschermelinge = une protge een beschermer = un protecteur een minnares = une matresse wreken = venger een valstrik = un pige intiem = intime wederzijds = mutuel(le) ondergaan = subir

een eis = une exigence eerbieding = respectueux een wrok = une rancune opbeuren, nieuwe moed geven = remonter een grap, een poets = une farce lastigvallen, treiteren = ennuyer lastigvallen treiteren (fam) = embter aanspreken = aborder tutoyeren = tutoyer uitschelden, beledigen = insulter een scheldwoord = une injure samenwerken = collaborer een medewerking = une collaboration een gunst = une faveur een tussenpersoon, een bemidelaar = un intermdiaire verzoenen = rconcilier jegens = envers, avec verkrijgen = obtenir aanbieden = offrir bedanken = remercier een vleier = un flatteur spotten met = se moquer de spotten met (fam) = se ficher de het misprijzen = le mpris de vergeving = le pardon pardon, neem me niet kwalijk = pardon vijandig = hostile een bedreiging = une menace

de dupe, het slachtoffer = la dupe een list = une ruse uitbuiten = exploiter een uitbuiting = une exploitation een onverschilligheid = une indiffrence de liefdadigheid = la charit een broederlijkheid = une Fraternit l'enthousiasme (m) = het enthousiasme enthousiaste = enthousiast sympathique = sympathiek la sympathie = de sympathie sympatiser = sympatiseren un compliment = een compliment l'ambition (f) = de ambitie ambitieux, ambitieuse = ambitieus irriter = irriteren choquer = choqueren une obsession = een obsessie une manie = een manie un(e) maniaque = een maniak plaire = behagen; bevallen; bijval hebben plaisir = genoegen; plezier plaisant(e) = prettig; plezierig attrayant(e) = aantrekkelijk attirer = aantrekken se dplaire = niet aanstaan l'attraction (f), l'attrait (m) = de aantrekkingskracht aimer = houden van prfrer = verkiezen

une prfrence = een voorkeur mpriser = misprijzen apprcier = op prijs stellen; waarderen une apprciation = een oordeel dranger = ongelegen komen s'arranger, se convenir = zich schikken proposer = (iets) voorstellen une proposition = een voorstel acceptable = aanvaardbaar accepter = aannemen un projet = een plan une intention = een bedoeling un plan = een plan adorer = dol zijn op normment = enorm intense = intens jouir = genieten une jouissance, une volupt = een genot admirer = bewonderen une admiration = een bewondering ravissant(e) = verrukkelijk; heel knap dsirer = verlangen un dsir = een verlangen souhaiter = wensen un souhait = een wens les voeux = de wensen une volont = een wil volontiers = graag

volontairement = vrijwillig supporter = verdragen dtester = een hekel hebben aan jurer = zweren tolrer = dulden les fidles = de aanhangers, getrouwen l'appui (m), le soutien = de steun appuyer, soutenir = steunen s'opposer = zich verzetten tegen prvoir = voorzien; plannen une attente = een verwachting s'attendre = zich verwachten op inattendu = onverwacht une unanimit = een eensgezindheid contradictoire = tegenstrijdig le contraire = het tegenovergestelde s'ennuyer = zich vervelen ennuyeux = vervelend embtant = vervelend (fam) favori, prfr = lievelingsmerveilleux/merveilleuse, exquise = prachtig, verrukkelijk applaudir = toejuichen; applaudisseren les applaudissements (m) = het applaus projeter = plannen; ontwerpen un objectif, un but = doel(stelling) essayer, tenter = proberen poursuivre = nastreven s'efforcer = inspannen

favorable = gunstig favoriser = begunstigen; bevoordelen prcieux = waardevol en avoir assez = iets beu zijn en avoir marre = iets beu zijn (fam) fcher = kwaad maken exprs = met opzet impressionner = indruk maken op; onder de indruk zijn impressionnant = indrukwekkend dgotant = walgelijk un dgot = een afkeer l'appel (m) = de (lok)roep dommage = spijtig, jammer prt = bereid une bonne volont = een bereidheid; een goede wil contre-coeur = met tegenzin envisager = erover denken contrarier = dwarsbomen avoir envie de = zin hebben in viter = vermijden une tentative = een poging esthtique = esthetisch l'esthtique (f) = de esthetica une acadmie = een academie un(e) artiste = een artiest artistique = artistiek une collection = een collectie une galerie = een galerie

un muse = een museum un style = een stijl l'expressionnisme (m) = het expressionisme l'impressionnisme (m) = het impressionisme le ralisme = het realisme le naturalisme = het naturalisme le formalisme = het formalisme un symbole = een symbool symbolique = symbolisch symboliser = symboliseren le symbolisme = het symbolisme un thme = een thema la littrature = de literatuur un genre littraire = een literair genre la posie = de poezie potique = poetisch une ballade = een ballade une lgende = een legende un roman = een roman un roman-photo = een fotoroman la science-fiction = de science fiction un thriller = een thriller le suspense = de verdenking une inspiration = een inspiratie inspirer = inspireren un auteur = een auteur une biographie = een biografie une autobiographie = een autobiografie

une bibliographie = een bibliografie une publication = een publicatie un acteur = een acteur une actrice = een actrice comique = komisch tragique = tragisch pathtique = pathetisch une comdie = een komedie une tragdie = een tragedie un personnage = een personage un dcor = een decor un costume = een kostuum le public = het publiek un fan = een fan un concert = een concert la musique = de muziek musical(e) = muzikaal classique = klassiek la danse = de dans le ballet = het ballet un opra = een opera une ouverture = een ouverture une mlodie = een melodie un instrument = een instrument un(e) pianiste = een pianiste une guitare = een gitaar un(e) guitariste = een gitarist une trompette = een trompet

une clarinette = een klarinet une flte = een fluit un violon = een viool un orchestre = een orkest un ensemble (de musiciens) = een samenspel une symphonie = een symfonie le jazz = de jazz un(e) soliste = een solist un(e) virtuose = een virtuoos la virtuosit = de virtuositeit une vedette = een vedet une idole = een idool la musique pop = de popmuziek un portrait = een portret un poster = een poster le kit(s)ch = de kitsch l'architecture (f) = de architectuur une bibliothque = een bibliotheek une mdiathque = een mediatheek un documentaire = een documentaire documentaire = documentair la presse = de pers un article = een artikel un(e) journaliste = een journalist un reporter = een reporter un rdacteur = een redacteur une rdactrice = een redactrice une rubrique = een rubriek

un exemplaire = een exemplaar une interview = een interview la radio = de radio la tlvision = de televisie un programme = een programma programmer = programmeren un feuilleton = een feuilleton un show = een show un spectacle = een spektakel original(e) = origineel un succs = een succes un flop = een flop l'humour (m) = de humor un(e) humoriste = een humorist(e) un micro(phone) = een micro(foon) une antenne = een antenne un studio = een studio un dbat = een debat un cinma = een cinema un scnario = een scenario le montage = de montage une projection = een projectie un projecteur = een projector la beaut = de schoonheid l'art (m) = de kunst une oeuvre d'art = een kunstwerk un chef-d'oeuvre = een meesterwerk les arts plastiques = de plastische kunsten

une exposition = een expositie, tentoonstelling la sculpture = de beeldhouwkunst une sculpture = een beeldhouwwerk un sculpteur = een beeldhouwer une sculptrice = een beeldhouwster une statue = een standbeeld la peinture = de schilderkunst une peinture = een schilderij un(e) peintre = een schilder une gravure = een gravure un tableau = een schilderij un cadre = een kader un compositeur = een componist une compositrice = een componiste un(e) musicien(ne) = een muzikant la batterie = het slagwerk un batteur = een drummer une batteuse = een drumster un chanteur = een zanger une chanteuse = een zangeres un choeur = een koor un(e) chef d'orchestre = een dirigent un masque = een masker un pome = een gedicht un(e) pote = een dichter un romancier = een romanschrijver une romancire = een romanschrijfster un chapitre = een hoofdstuk

un roman policier = een detectiveroman un film policier = een misdaadfilm une agence de presse = een persagentschap un priodique = een tijdschrift un mensuel = een maandblad un hebdomadaire = een weekblad un quotidien = een dagblad un prsentateur = een omroeper, presentator une prsentatrice = een omroepster, presentatrice un auditeur = een luisteraar une auditrice = een luisteraarster un spectateur = een kijker, toeschouwer une spectatrice = een kijker, toeschouwster un tlspectateur = een tv-kijker une tlspectatrice = een tv-kijkster abstrait = abstract publier = publiceren le titre = de titel une initiation = een initiatie, inwijding un diteur = een uitgever diter = uitgeven une dition = een uitgave une oeuvre = een werk poser = poseren un modle = een model dessiner = tekenen un dessin = een tekening la rptition = de repetitie

une pice = een stuk un acte = een bedrijf interpreter = vertolken un comdien = een toneelspeler le metteur en scne = de regisseur la mise en scne = de regie une scne = een podium, een scene une reprsentation = een voorstelling un bureau de location = een bureau voor plaatsbespreking numrot = genummerd un thtre = een theater, schouwburg jouer du thtre = toneel spelen prsenter = presenteren une prsentation = een presentatie mettre en scne, raliser = regisseren un cinaste = een cineast le producteur = de producent le rle principal = de hoofdrol un(e) dbutant(e) = een beginnende la rvlation = de revelatie la distribution = de distributie la critique = de kritiek ne pas manquer = niet te missen un film d'horreur (f) = een griezelfilm raliste = realistisch d'aventures (f) = avonturenmuet = stomme passionnant = boeiend

la revue = het tijdschrift tre tir = een oplage hebben van diffuser = verspreiden op la diffusion = de verspreiding le tirage = de oplage imprimer = drukken une imprimerie = een drukkerij une bibliothque = een boekenkast la bibliothque = de bib la chronique = de rubriek un ditorial = een hoofdartikel une offre d'emploi = een plaatsaanbieding une bande dessine = een stripverhaal un hros de B.D. = een stripheld un dessin anim = een tekenfilm une annonce = een advertentie annoncer = aankondigen, berichten, het nieuws brengen van une chane = een zender, een kanaal une nouvelle = een bericht une autre nouvelle = een ander nieuws le journal tlvis = het tv journaal le journal = de krant enregistrer = opnemen sortir = uitkomen un tube = een tophit, een succes les palmars (m) = de hitparades un clip vido = een videoclip la vido = de video

la srie = de reeks une mission = een uitzending une pisode = een aflevering une mission de varit = een amusementsprogramma en direct = rechtstreeks le play-back, la prsonorisation = de playback la chanson = de chanson une chanson = een liedje accorder = stemmen un air = een deuntje un conte = een vertelling mettre = uitzenden diffuser = uitzenden un message publicitaire = een reclamespot un cran = een scherm une audience = een kijkdichtheid la mto = het weerbericht la prvision = de verwachting projeter = projecteren excuter = uitvoeren, opvoeren un prix = een prijs attribuer = toekennen clbre, illustre, fameux = beroemd un crivain = een schrijver exotique = exotisch l'exotisme = het exotisme un panorama = een panorama un(e) touriste = een toerist un camping = een camping

une caravane = een caravan une tente = een tent un motel = een motel loger = logeren un parking = een parking les bagages = de bagage une valise = een valies un souvenir = een souvenir un klaxon = een klaxon un auto-stop, un stop = een autostop un(e) automobiliste = een automobilist un voyageur = een reiziger une voyageuse = een reizigster un passager = een passagier (m) une passagire = een passagier (f) une htesse de l'air = een stewardess un sac dos = een rugzak des lunettes de soleil = een zonnebril le dpart = het vertrek une arrive = een aankomst un port = een haven un aroport = een luchthaven une autoroute = een autosnelweg un permis de conduire = een rijbewijs un volant = een stuur une roue = een wiel une roue de rserve = een reservewiel un pneu = een band

un acclrateur = een gaspedaal un frein = een rem un rservoir = een tank un coffre = een koffer un pare-chocs = een bumper un phare = een koplamp un feu arrire = een achterlicht un essuie-glace = een ruitenwisser une ceinture de scurit = een veiligheidsgordel la tenue de route = de wegligging en voiture = met de auto le trajet = het traject une destination = een bestemming en avion = met het vliegtuig un vol = een vlucht dcoller = opstijgen atterrir = landen voler = vliegen par le train = met de trein en train = met de trein une couchette = een ligplaats, een couchette une correspondance = een aansluiting se passer = verlopen descendre = uitstappen monter = opstappen un compartiment = een compartiment une voiture = een rijtuig un billet = een kaartje

le hall = de hal la gare = het station partir = vertrekken arriver = aankomen la voie = het spoor un quai = een perron rater, manquer = missen pied = te voet marcher = lopen, wandelen la marche = het lopen, het wandelen rentrer, revenir = terugkomen un retour = een terugkeer retourner = teruggaan bicyclette, vlo = per fiets crever = een platte band hebben gonfler = oppompen faire le tour de = een rondreis maken in un paysage = een landschap une vue = een uitzicht du calme = rust, stilte un guide = een gids le guide = de -gids une curiosit = een bezienswaardigheid un itinraire = een reisweg guider = rondleiden passer = passeren le passage = de doorgang passer = doorheen

conduire, mener = leiden mouvementer = bewegen conduire = rijden un virage = een bocht heurter = botsen tegen grave = erg renverser = aanrijden une panne = een defect, een panne en panne = met pech un accident = een ongeluk, ongeval encombr = overvol une file = een rij complet = volgeboekt rserver = reserveren accueillir = onthalen, verwelkomen un accueil = een onthaal servir = opdienen le service = de bediening des vacances = vakantie une pension = een pensioen un sjour = een verblijf la cte = de kust la mer = de zee la plage = het strand se baigner = zwemmen, baden une vitesse = een versnelling la vitesse = de snelheid vite = snel (adv)

rapide = snel (adj) rapidement = snel, vlug la rapidit = de snelheid, de vlugheid une promenade, un tour = een ritje emmener = meenemen, een lift geven dposer = afzetten faire le plein = voltanken conduire = brengen, besturen la priorit = de voorrang en bateau = per boot traverser = oversteken la traverse = de overtocht parcourir = afleggen une excursion = een excursie tranquille = rustig la tranquillit = de rust un pont = een brug un pont = een dek d'aviation, arienne = luchtvaartmaritime = zeeun office de tourisme = een dienst voor toeristische info une barque moteur = een motorboot un dtour = een omweg doubler = voorbijsteken, inhalen un routier = een vrachtwagenchauffeur situer = situeren localiser = localiseren une position = een positie une situation = een situatie

un local = lokale inwoner une zone = een zone un centre = een centrum horizontal(e) = horizontaal vertical(e) = verticaal gographique = geografisch un continent = een continent une plante = een planeet un tlescope = een telescoop un(e) astronaute = een astronaut un lieu = een plaats une place = een plein un endroit, un coin = een plekje, een plaats il y a de place = er is plaats ailleurs = ergens anders, elders au bord = aan de rand, aan de oever le sommet = de top un point de vue = een uitzicht la plaine = de vlakte au loin = in de verte les pics (m) = de toppen, de pieken limiter = begrenzen l'ouest (m) = het westen l'est (m) = het oosten au nord = in het noorden au sud = in het zuiden l'Occident (m) = het Westen l'Orient (m) = het Oosten

oriental(e) = oostelijke occidental(e) = westelijke situer = liggen s'tablir = zich vestigen le domaine = het terrein, het vakgebied, het -domein un terrain = een stuk grond un extrieur = een buitenkant un intrieur = een binnenkant l'intrieur = binnen l'extrieur = buiten l'intrieur = het binnenland l'extrieur, l'tranger (m) = het buitenland dehors = buiten intrieur(e), interne = inwendig extrieur(e), externe = uitwendig souterrain = onderaards la surface = de oppervlakte avancer = vooruit steken dpasser = bovenuit steken dominer = bovenuit steken en tte (f) = op kop, bovenaan la premire = de eerste la dernire = de laatste derrire = achter devant = voor l'arrire (m) = de achterkant arrire = achterl'avant (m) = de voorkant

avant = voorun endroit = een plaats un ct = een kant un trou = een gat ct de = naast en face de = tegenover autour de = rond le plus proche = het dichtstbijzijnde loin = ver tout prs = vlakbij prs de = dichtbij un fond = een achtergrond dans le fond de = achteraan in un coin = een hoek le sol = de grond, de bodem le fond = de bodem la terre = de aarde le globe terrestre = de aardbol sous = onder de dessous = vanonder le dessus = de bovenkant le dessous = de onderkant en dessous = eronder ci-dessous = hieronder ci-dessus = hierboven par-dessous = eronder(door) par-dessus = over(heen) un bout, une extrmit = een uiteinde

d'en bas = vanonderuit d'en haut = vanbovenuit au-dessus de = boven... au-dessous de = onder... plus haut = hoger plus bas = lager au bas du = onderaan de au-del = verder, aan de andere kant entre = tussen, onder(ling) parmi = onder(ling) partout = overal nulle part = nergens quelque part = ergens en bordure (f) = aan de rand oppos(e) = tegenovergesteld un rang = een rij local(e) = plaatselijk un espace = een ruimte entourer = omringen lointain(e) = ver, verwijderd une distance = een afstand dans le domaine de = op het gebied van un univers = het heelal un moment = een moment une seconde = een seconde une date = een datum dater = dateren un week-end = een weekend frquent(e) = frequent

la frquence = de frequentie occasionnel(le) = soms, af en toe chronologique = chronologisch historique = historisch prhistorique = prehistorisch primitif, primitive = primitief l'archologie (f) = de archeologie archologique = archeologisch archaque = archasch antique = antiek le folklore = de folklore une tradition = een traditie traditionnel(le) = traditioneel un vtran = een veteraan une gnration = een generatie l'actualit (f) = de actualiteit rcent(e) = recent une phase = een fase la Renaissance = de Renaissance une priode = een periode gothique = gotiek un monument = een monument un instant = een ogenblik un quart d'heure = een kwartier un sicle = een eeuw une dcennie = een decennium, een periode van 10 jaar un(e) historien(ne) = een historicus un vnement = een gebeurtenis

un incident = een voorval, een incident le jour de l'an = nieuwjaarsdag Pques = Pasen la Pentecte = Pinksteren la Fte Nationale = Nationale Feestdag la Toussaint = Allerheiligen Nol = Kerstmis la Saint-Sylvestre = oudejaarsavond soudaine, brusque = plots immdiatement = onmiddellijk soudain, brusquement = plots, ineens la dure = de duur court, bref = kort durer = duren, meegaan durable = duurzaam une ternit = een eeuwigheid une journe = een dag la matine = de voormiddag la matine = de (na)middagvoorstelling la soire = de avondvoorstelling la soire = de avond un(e) contemporain(e) = een tijdgenoot le Moyen(-)Age, moyen(-)ge = de Middeleeuwen l'Antiquit (f) = de Oudheid ancien(ne) = oud contemporain(e) = hedendaags une heure de pointe = een spitsuur un horaire = een uurregeling

un horaire des cours = een lessenrooster provisoire = voorlopig dsormais = in 't vervolg, voortaan un avenir = een toekomst le futur = de toekomst futur = toekomstig quotidien(ne) = dagelijks une poque = een tijdperk rarement = zelden rare = zeldzaam aussitt = dadelijk une fois = een keer, een maal court terme, brve chance = op korte termijn long terme, longue chance = op lange termijn actuellement = tegenwoordig actuel(le) = actueel, huidig rcemment = recent, onlangs bientt = weldra tout l'heure = straks tout de suite = dadelijk de nos jours = tegenwoordig autrefois = vroeger ces derniers temps = de laatste tijd dernirement = onlangs une histoire = een verhaal jour = bijgewerkt, up-to-date une nouveaut = een nieuwigheid venir d'arriver = pas aangekomen zijn

dans le courant = in de loop mre = rijp un stade = een stadium pralable = voorafgaand ancien(ne) = oud-, voormalig dernier, dernire = vorig pass(e) = vorig prochain(e) = volgend suivant(e) = daarna prcdent(e) = daarvoor la veille de = de dag voor, de avond voor le lendemain = 's anderendaags quinze jours = veertien dagen une quinzaine = veertien dagen la quinzaine = de veertiendaagse rpter = herhalen une habitude = een gewoonte une rptition = een herhaling habitu = gewoon, gewend ancien(ne) = vroegere indfiniment, ternellement = eeuwig, tot in het oneindige dpasser = voorbijstreven rgulirement = regelmatig dans = over entre-temps = ondertussen en attendant = in afwachting, ondertussen une imitation = een nabootsing, een imitatie imiter = nabootsen

copier = kopiren, overnemen la copie = de kopie se succder, se suivre = elkaar opvolgen une succession, une suite = een opeenvolging successif, successive = opeenvolgend reprendre, recommencer = herbeginnen la reprise = de hervatting reprendre = opnieuw spelen, hernemen, overnemen une reprise = een herneming, een overname reproduire = weergeven, reproduceren se reproduire = zich voortplanten