Arcades 1 - Unité 5: Faire des courses

Dialogue < Chez le boulanger >

° Vendeur- Cliente

° Bonjour Madame.- Bonjour Monsieur. ° Je peux vous aider ?- Oui. Je veux bien un pain et deux sandwich(e)s. ° Voici. Et avec ça ? - Et une baguette, s’il vous plaît.° Voici. C’est tout ? - Non, vous pouvez aussi me donner ce gâteau et trois croissants. C’est tout. Ça fait combien ?° 3 euros plus 5 euros font 8 euros.- Voilà, Madame. ° Merci beaucoup. Et au revoir. - Merci et au revoir.

Vocabulaire- Je peux vous aider? Kan ik je helpen ?- C’est tout? Is dat alles ? - Ça fait combien ? Hoeveel is dat samen ?- Et avec ça? Wenst u nog iets ?- une baguette een stokbrood- un gâteau een taart

1

* Dialogue 1 * < Dans un magasin d’appareils électroniques >

Vendeur/Vendeuse Client/ClienteZeg goedendag. Zeg ook goedendag. Vraag of je kan helpen. Zeg dat je een CD-speler

zoekt.Zeg dat je een nieuwe CD-speler hebt en dat deze geweldig is.

Vraag of hij/zij de CD-speler kan tonen.

Antwoord hierop. En zeg dat de CD-spelers naast de radios zijn.

Vraag of het moeilijk is om de CD-speler te starten/aan te zetten.

Zeg dat er geen probleem is en dat er een klein boekje uitleg geeft hoe je het moet doen.

Vraag of je een CD mag beluisteren.

Zeg ja, er is geen probleem. Vraag hoeveel de CD-speler kost.

Antwoord hierop en zeg hoeveel de CD-speler kost.

Zeg of je het duur vindt of goedkoop. Als je het goedkoop vindt, dan zeg je dat hij/zij de CD-speler mag geven. Als je het te duur vindt, vraag dan of hij een ander heeft die minder duur is.

Antwoord gepast. Koop de CD-speler.Bedank je klant. Bedank de

verkoper/verkoopster en zeg tot ziens.

Vocabulaire- een CD-speler un lecteur de CD- tonen montrer- starten/aanzetten brancher- een cd beluisteren op een CD-speler écouter un compact sur un lecteur- goedkoop/goedkoper bon marché, moins cher/meilleur marché

2

* Dialogue 2 * < Chez l’épicier >

Vendeur/Vendeuse Client/ClienteZeg goedendag. Groet de

verkoper/verkoopster.Vraag of je kan helpen. Zeg vriendelijk dat je 5

blikjes Fanta nodig hebt en twee flessen Évian.

Zeg dat er geen probleem is en of hij/zij nog iets wenst.

Vraag of hij/zij nog Italiaanse tomaten heeft.

Antwoord dat er geen Italiaanse tomaten zijn, maar wel Spaanse. Zeg dat deze ook heel goed zijn.

Vraag hoeveel deze tomaten kosten.

Zeg dat de tomaten 2 euro het kilo kosten.

Zeg dat hij/zij een kilo mag geven.

Zeg dat vier tomaten bijna één kilo zijn/maken en vraag of hij een beetje meer of een beetje minder wil.

Zeg een beetje meer of een beetje minder.

Vraag of dat alles is. Zeg dat je nog 300 gram kaas wil en twee brikjes melk. Vraag hoeveel dat samen is.

Zeg: …. euro + … euro, dat is samen ….euro

Geef het geld.

Bedank je klant en zeg tot ziens.

Bedank de verkoper/verkoopster en zeg ook tot ziens.

Vocabulaire- l’épicier de kruidenier- Italiaanse/Spaanse tomaten des tomates italiennes/espagnoles- een brik un carton- bijna presque

3